CRUX FELIX BOEK DRIE ut testimonium perhiberet de lumine... (Johannes | 1:7) "Zuster Maria!.... Zuster Maria!...." waar kon dat kind nou toch weer zitten! Het was altijd wat met zuster Maria! En waarom moest zij nou per se komen om de bezoekers te ontmoeten! Oef, wat was het weer heet! Hoe had ze ooit kunnen besluiten om naar de Afrikaanse missie te gaan! Zuster Hendrika liep langzaam naar het schooltje, een flinke omweg makend langs de rand van de open plaats tussen de gebouwen, om toch maar vooral een beetje schaduw van de hoge bomen te vangen. Ze voelde hoe het zweet in straaltjes over haar rug liep. De overste had haar opgedragen zuster Maria te gaan zoeken en wat ze daar ook persoonlijk van mocht vinden, ze zou er niet over peinzen een opdracht van de overste niet uit te voeren. zuster Maria zat misschien wel in het schooltje. Maar je kon nooit zeker weten waar ze uithing! En ze deed de gekste dingen! Ze had al herhaaldelijk tegen de overste geklaagd over het rare gedrag van zuster Maria, maar de overste lachte alleen maar. Zuster Maria kon bij haar geen kwaad doen. Het was ook wel een schatje, dat was zeker, maar je moest je als religieuse toch wel een beetje gedragen! Zeg nou zelf! Het ergerde haar verschrikkelijk als zuster Maria de overste met 'jij' en 'jou' aansprak. Dat paste toch zeker niet! Maar de overste zei er nooit iets van. éÉn keer had ze zuster Maria betrapt toen ze als een aap in een boom hing te slingeren met een paar van die zwarte kindertjes. Geen gezicht! Je kon zo onder haar habijt kijken, maar dat scheen haar geen zier te kunnen schelen. En iedereen was gek op zuster Maria. Vooral de paters! Zij zelf diep in haar hart natuurlijk ook wel, maar ze vond toch dat zuster Maria zich als non moest gedragen en niet in haar schone witte pij op haar rug onder de jeep van pater Willems hoorde te liggen om die te repareren. Of zoals een andere keer, toen ze boven op het dak van het zusterhuis was geklommen om een antenne te installeren! Het was toch geen gezicht! Dat was toch mannenwerk! Zoiets hoort een non toch niet te doen! Maar het gekke was dat ze alles kon maken en repareren. Je kon het zo gek niet verzinnen of zuster Maria wist er wel iets op te vinden. Nee, verdorie! in het schooltje was ze ook al niet! Meestal kon je haar daar wel vinden, want ze was gek op kinderen en het liefst gaf ze die kinderen les, op haar manier, met allerlei gekke fratsen die de kinderen natuurlijk prachtig vonden, maar die toch zeker niet bij een religieuse pasten! Maar zuster Marta, de onderwijzeres, berispte haar ook al nooit. "Zuster Maria! Waar zit je nou toch?" O, wacht even! in het ziekenhuisje misschien. Ze was al een tijdlang bezig daar allerlei ingewikkelde apparatuur te installeren voor de dokter die komen zou. Moest ze verdorie weer helemaal terug lopen in die bloedhitte! Zuster Hendrika veegde het zweet van haar voorhoofd en liep moeizaam, zoveel mogelijk schaduw zoekend tegen de felle stralen van de middagzon, in de richting van het ziekenhuisje. Het was inderdaad ongelooflijk wat zuster Maria allemaal kon. En een talenwonder was het ook al. Ze sprak vloeiend Nederlands, hoewel ze geen nederlandse was, en ze sprak vloeiend Engels en Frans en had in enkele maanden tijds hier in de missie kiSwahili en nog twee van die ingewikkelde stamdialekten onder de knie gekregen, terwijl ze ook nog twee talen uit India kende, had hun overste verteld. Daar kwam ze schijnbaar oorspronkelijk vandaan. Ongelooflijk! Zijzelf was al een jaar bezig met de grootste moeite te proberen kiSwahili te leren en ze kon er nog steeds maar bitter weinig van, want die taal had zulke gekke, afwijkende manieren om dingen uit te drukken, dat je je afvroeg waarom die zwartjes zulke gekke talen spraken. Om het ziekenhuisje in te gaan moest ze toch weer een meter of tien door de felle zon. Ze probeerde wat sneller te lopen, maar daar kreeg ze het nog warmer van. Ze zuchtte van opluchting toen ze het pas gebouwde ziekenhuisje in kon gaan en jawel hoor! Daar zat zuster Maria in haar witte habijt op de grond in een kast met haar habijt opgetrokken tot boven haar knieën en op blote voeten en was met allerlei ingewikkelde instrumenten bezig iets in elkaar te zetten. Het was geen gezicht! Ze begreep schijnbaar helemaal niet dat je zo iets niet doet, als non, met je blote benen onder je habijt uit te kijk zitten! Dat was toch niet alleen maar onfatsoenlijk, het was zondig! "Zuster Maria!" riep zuster Hendrika verbolgen uit. "Moet je nou toch kijken! Dat kun je toch niet doen?" Zuster Maria keek met haar zwarte ogen, in haar bruine gezicht op vanonder het onderblad van de kast en glimlachte breed. "Wat kan ik niet doen, zuster Hendrika?" vroeg ze. "Zo met je blote benen onder je habijt uit zitten, natuurlijk." mopperde zuster Hendrika, "dat past toch niet voor een non!" maar ondanks haar verbolgenheid kon ze toch niet echt kwaad zijn op zuster Maria. Het was nu eenmaal een schatje. "O, mag dat niet?" vroeg zuster Maria verbaasd. "Daar zal ik dan voortaan aan denken." zei ze en trok haar habijt omlaag. "Ik denk nooit aan dat soort dingen." vervolgde ze, "dus je moet het mij maar zeggen, hoor, zuster Hendrika." En daar stond zuster Hendrika weer met haar mond vol tanden. Ze wilde zuster Maria berispen, maar die ergerde zich nooit aan haar gemopper en was altijd lief en vriendelijk, wat je ook tegen haar zei, en wat moest je daar nou toch mee. "Nou, ja, " bond zuster Hendrika in, "zo erg is 't nou ook weer niet." "Zocht je mij?" vroeg zuster Maria glimlachend. "Ja, je moet meekomen. Er zijn bezoekers en de Overste heeft gezegd dat jij moet komen. Ik denk dat het de nieuwe dokter is." "O, dan moet ik me even een beetje opfrissen," zei zuster Maria van onder de kast uit kruipend. "En een schoon habijt aantrekken. Waar zijn m'n sandalen nou weer gebleven?" "Waarom doe je ze ook uit!" mopperde zuster Hendrika. "Dat hoort toch niet!" "O, waarom niet?" vroeg zuster Maria verbaasd. "Ach." schold zuster Hendrika op zichzelf. "Ik klets maar wat." Zuster Maria lachte en zocht naar haar schoeisel. "Kom." zei zuster Hendrika. de overste heeft gezegd dat ik je net zo mee moet brengen als je eruit ziet. 't Kan niet schelen hoe. Ik snap 'r niks van. De Overste schijnt 't lollig te vinden dat jij zo gek doet." "Doe ik gek?" vroeg zuster Maria met een oprecht verbaasde uitdrukking op haar gezicht. "Ach," schold zuster Hendrika andermaal op zichzelf. "trek je van mij maar niks aan. Ik ben 'n ouwe mopperaarster. 't Is ook zo heet!" Ze pakte zuster Maria bij de arm en trok haar mee. "Nee, wacht!" protesteerde zuster Maria. "Daar staan m'n sandalen! Bij de radiologie apparatuur. Die heb ik net getest." "Ik snap niet dat jij verstand hebt van al die ingewikkelde apparaten." zei zuster Hendrika. "Ik snap er geen snars van." "Ik hoop dat de nieuwe arts er iets van snapt." zei zuster Maria het vertrek in hollend, waar haar sandalen stonden. Toen ze die had aangeschoten zei ze: "En nou ga ik me eerst even opfrissen." "Niks ervan!" commandeerde zuster Hendrika en greep haar andermaal bij de arm. "Meekomen. Dat is mijn opdracht." en ze trok de kleine, bruine non, in haar habijt dat ooit wit moest zijn geweest, maar nu vol vlekken en smeer zat, mee de deur uit. Zuster Maria bekommerde zich er nooit om dat ze vuil werd. Dat was ook geen wonder, want ze had zelf een soort wasmachine gemaakt, die zonder water werkte, en die in een mum van tijd alles wat je erin stopte volkomen schoon maakte. "Maar zo kan ik me toch niet presenteren bij bezoekers! protesteerde zuster Maria nu heftiger. "Opdracht is opdracht." stelde zuster Hendrika vast. "Ik vind 't ook belachelijk, maar de overste beslist en daarmee uit." en of zuster Maria nou tegensputterde, het hielp haar niets. Zuster Hendrika was veel groter dan zij en had haar stevig bij de arm vast en trok haar mee de open ruimte over tussen de gebouwen, naar het zusterhuis, de grote vóór veranda op. Toen viel ze in een nog nooit eerder ondervonden verbazing. Zuster Maria rukte zich los, rende, bijna struikelend over haar eigen voeten naar voren en riep als een kind zo opgewonden: "Milaa!" en het volgende moment lag ze in de armen van een grote statige dame, met dezelfde huidskleur als zij, die haar armen stevig om haar heen sloeg en iets volslagen onverstaanbaars zei. De overste gaf haar een teken om te verdwijnen en volkomen in de war over wat ze gezien had, sukkelde zuster Hendrika hoofdschuddend naar de achterkant van het zusterhuis. 'Heb je nou ooit van je leven...' mompelde ze voor zichzelf. "Milaa!" snikte zuster Maria. "Mila! Waarom heb je me dat niet laten weten?" "Kleintje." zei Mila overlopend van tederheid. "Omdat we je wilden verrassen. " "Zeg," zei de stem van Sal naast haar. "Ik weet niet of je het gezien hebt, Kleintje, maar Mila is niet alleen gekomen, hoor." Lachend en huilend tegelijk maakte zuster Maria zich los uit de armen van haar hartsvriendin en vloog Sal Kinir om de hals en fluisterde: "Sal, o, God, Sal, wat ben ik gelukkig jullie te zien!" En daarna vloog ze weer Mila om de hals en zei, nog steeds lachend en huilend tegelijk: "Dus jij bent de arts die ze hebben gezegd dat zou komen! O, God, Mila, waarom heb je me dat niet gezegd?" De overste kwam naar voren en tikte zuster Maria op de schouder. Ze had niets verstaan van wat er gezegd was maar begreep het voor honderd percent. Ze lachte blij en zei: "Loni, - eh, ik bedoel, zuster Maria, Je moet de rest van de dag maar helemaal vrijaf nemen en Mila en Sal alles laten zien. Zorg maar dat je om zes uur in de refter bent. En breng ze eerst naar het huis waar ze gaan wonen, hè?" "Jij zat ook in het komplot, hè, zuster Agnes," zei zuster Maria dolgelukkig. "Wacht maar, ik krijg je nog wel, hoor!" Zuster Agnes sloeg haar arm even om haar heen en liep lachend weg. "Laat zuster Hendrika 't maar niet horen." lachte ze. Ook zij voelde zich gelukkig, met het geluk van haar buitenaardse vriendinnetje. Toch had ze ernstige problemen met haar. Ze was zo verschrikkelijk sterk gehecht aan haar, wat zij tegenwoordig wel noemde, broers en zusjes, dat ze haar daarover al een keer ernstig had onderhouden. Van de week nog had zuster Hendrika haar gewaarschuwd dat zuster Maria helemaal alleen in het kerkje zat te huilen. Ze was onmiddellijk naar haar toe gegaan en was naast haar gaan zitten en had haar arm om haar heen geslagen. "Wat is er, Loni?" vroeg ze vertederd. Ze had er nog steeds moeite mee haar zuster Maria te noemen, net als zuster Maria er maar niet toe kon komen om haar 'Overste' te noemen. Ze had er zelf niet om gevraagd overste te worden van de Afrikaanse missiepost. Het was haar min of meer opgedragen, hoewel ze had kunnen weigeren. Maar gelukkig was de algemeen overste zo verstandig geweest om zuster Maria met haar mee te sturen. Zij was immers de enige die Loni's geschiedenis kende en haar behoorlijk begreep. Een tweede geluk was, dat Pater Andreas tot bisschop was gewijd en aan het hoofd stond van het diocees, waarin de missiepost lag. Zodoende kon ze altijd bij problemen op hem terugvallen, wat ze met geen enkele andere priester kon doen. Ze waren in een vliegtuig naar Afrika gevlogen, iets wat Loni grote zelfoverwinning had gekost. Het was haar eerste echte overgave geweest aan de religieuse gehoorzaamheid, maar ze had het grootste deel van de vlucht met angst en beven in haar stoel gezeten, tot zuster Agnes aan de purser had gevraagd of ze een kijkje mochten nemen in de cockpit. Daar was ze helemaal van opgefleurd, vooral toen de beide piloten en de boordwerktuigkundige in de gaten kregen dat ze technisch uitermate goed onderlegd was en al haar vragen uitvoerig en met buitengewoon veel plezier hadden beantwoord. De boordwerktuigkundige had op een gegeven moment zelfs de constructie tekeningen en schema's van het vliegtuig uit een lade gehaald, om zuster Maria nadere uitleg te kunnen geven. Terug in haar stoel had ze een blocnote gepakt en was aan het tekenen en rekenen geslagen en had gezegd: "Nou mis ik wel mijn computertje." Na aankomst was de gezagvoerder nog extra afscheid van hen komen nemen en had haar zijn visitekaartje gegeven, voor het geval ze ooit in de buurt mocht komen. Iedereen was bijna altijd meteen stapelgek op zuster Maria-Loni. Haar tekeningen en berekeningen had ze naar haar collega technokatten - zoals de jongens sinds geruime tijd hun vrouwelijke collega's noemden, omdat "poes" veel te lief klonk - gestuurd, om ze nader te bestuderen en door te rekenen en er patent op aan te vragen, omdat ze een belangrijke verbetering konden betekenen voor het hydraulische besturingssysteem van vliegtuigen. "Ik....ik heb al vier dagen niets meer van Mila gehoord..." snikte Loni. "Als er maar niets met haar gebeurd is." "Maak je nou toch geen zorgen, Loni," zei zuster Agnes teder. "Ik heb al meer dan een maand niets van mijn familie gehoord. Je kent toch het spreekwoord: 'geen nieuws is goed nieuws'? Als er iets niet goed zou zijn, zouden al je andere broers en zusjes het je al lang hebben laten weten. Nee, zuster Maria, daar hoef je je echt niet druk over te maken. Weet je waar ik me zorgen over maak?" Loni keek haar met haar betraande ogen aan en schudde haar hoofd. "Over jouw kloosterroeping. Weet je, je moet er nog maar eens heel goed over nadenken, of je je geloftes wel zult doen. Als je zo ontzettend gehecht blijft aan je broers en zusjes, dan wordt dat heel moeilijk voor je. Dan kun je beter besluiten je idealen buiten het klooster na te streven. Je hoeft geen religieuse te zijn om religieus te zijn en je in te zetten voor de mensheid. Dat kun je ook als leek doen. En dan kun je ook steeds je communicatie apparaatje bij je dragen, om, wanneer je daar behoefte aan hebt, kontakt te maken met je broers en zusjes." Loni had niet meteen geantwoord. Ze had naar het kruis gestaard, voor in de kerk en na een poosje gefluisterd: "Ik wil God dienen." "Daarvoor hoef je niet in een klooster te zitten." had ze geantwoord, "al zal ik je erg missen." Loni had haar weer aangekeken en zacht gezegd: "Ik ben ook heel erg aan jou gehecht." "Dat weet ik," had ze geantwoord, "en ik aan jou. Maar dat is niet de bedoeling van het kloosterleven. De bedoeling is, dat je je kunt onthechten, om je helemaal in dienst te stellen van God." Ze had zuster Maria alleen gelaten en was een beetje verdrietig het kerkje uitgelopen. Ze zou Loni erg missen, als ze niet in het klooster bleef, maar de hechte band, die tussen hen was gegroeid, zou er niet minder op worden, wist ze zeker. * * * "Luister," zei ze, zich dolgelukkig voelend. "Ik breng jullie even naar je huis en dan ga ik me gauw omkleden, want ik zie eruit als een beest, volgens zuster Hendrika." Ze liep tussen Mila en Sal in, met haar armen door hun armen en bracht hen dwars door de felle zon over het plein tussen de gebouwen lopend naar het huisje, dat naast het nieuwe ziekenhuis stond, waar ze zouden gaan wonen. "erg wit is je habijt inderdaad niet meer." lachte Mila. "Wat heb je uitgespookt?" "Als ik geweten had dat Sal zou komen, had ik me niet zo druk gemaakt om alle apparaten in het ziekenhuisje klaar te krijgen." antwoordde ze blij. "Met dat gekruip in en onder allerlei apparaten en kasten blijf je niet schoon, hè, vooral niet in dit klimaat." "Ja, 't is wel warm hier, hè?" zei Sal, rondkijkend naar de enorme bomen die de open plek rond de gebouwen van de missie statie omzoomden. Er klonken allerlei vreemde geluiden vanuit de bossen en er was een konstant geruis van torenhoge boomkruinen in de wind. Het ziekenhuisje, zag hij, was grotendeels van hout en meer een kliniekje dan een opname plaats, hoewel zuster Agnes had verteld dat er een aantal bedden was voor opname van patiënten. Er kwam hen een groepje van vier mannen tegemoet gekleed in lendedoek en op blote voeten en met een soort hakken aan lange stelen op de schouders. Ze groetten Loni breed lachend waarbij Sal en Mila alleen de naam "Maria" opvingen. Loni antwoordde vriendelijk in een voor hen onverstaanbare taal. "Hoe zijn jullie gekomen?" vroeg ze daarna dol gelukkig. "Ena heeft ons vlak bij het huis van Monseigneur Andreas afgezet, nadat we eerst kontakt met hem hadden gemaakt." vertelde Sal. "Ze wilden ons met zo'n afschuwelijk vliegtuig hierheen sturen, maar we hebben gezegd dat we wel op eigen gelegenheid zouden gaan. " zei hij. "Ja, moet je nagaan," vulde Mila aan. "Ze doen er uren over om met zo'n ding die afstand af te leggen terwijl wij het in een kwartiertje doen met een pendel. Maar jij weet daar alles van." "Vanaf de stad zijn we met een wagen die ze 'landrover' noemen hier gebracht, door een zwarte meneer die bij Mgr Andreas werkt." zei Sal. "Het was een prachtige rit, moet ik zeggen, al was de weg wel slecht en stonden we af en toe doodsangsten uit, als die man met die wagen dwars door een kreek reed of over een gammel bruggetje. Maar de natuur is werkelijk schitterend mooi hier." "Je zult er wel aan moeten wennen." lachte Loni. "Vooral de eerste nacht, als je al die geluiden hoort die uit het oerwoud komen. Maar na een tijdje hoor je 't niet meer en 's nachts is het hier in het bos lekker fris." Uit de verte riepen een paar kinderen naar haar en zij zwaaide opgetogen terug en riep iets in de lokale taal. Mila kneep haar in haar arm. "Ze zijn allemaal gek op je, geloof ik." merkte ze op. Hun koffers stonden in de veranda van het huisje, gewoon open en bloot. Blijkbaar dacht hier niemand aan de mogelijkheid van diefstal, konstateerde Sal tevreden voor zichzelf. Zuster Agnes had hem de sleutels gegeven en hij begon onmiddellijk de koffers naar binnen te sjouwen. Het viel hem al niet meer op, dat wanneer hij en Mila samen waren, iedereen zich altijd in eerste instantie tot hem richtte, ook vrouwen. "Oké," zei Loni, "Ik laat jullie even. Ik ben in een wip terug." en ze rende, vol genegenheid nagekeken door Sal en Mila, op een manier, die zuster Hendrika zeker zou afkeuren, wist ze zelf, vooral omdat ze haar habijt optrok om sneller te kunnen hollen, naar het zusterhuis om zich gauw even wat op te frissen en een schoon habijt aan te trekken. Het vuile stopte ze meteen in de door haar zelf gemaakte reiniger, waar alle vier haar medezusters helemaal weg van waren. Daarna holde ze weer even snel terug, zonder te weten dat zuster Hendrika haar zag en misprijzend haar hoofd schudde. "Eigenlijk had ik al veel eerder willen komen," zei Mila toen Loni in de zitkamer van het huis in een rieten stoel ging zitten, terwijl Sal en zij hun koffers uitpakten. "Maar ik moest eerst mijn aardse artsenbul halen, anders mag ik officiëel geen praktijk uitoefenen. Dat viel niet mee, niet omdat we de stof niet aan konden; dat niet. Het is voor onze medische praktijk een enorme overgang om zonder onze computersystemen te werken en toch korrekte diagnoses te krijgen. Hier op aarde, werken artsen nog heel primitief met hun handen, ogen en oren. Wij raakten onze patiënten bijna nooit met onze handen aan; wij hadden ze in sterielkokers liggen, met computer sensoren en projekties tot in het binnenste. En bovendien moest ik een kursus tropische ziektes volgen, wat maar goed was ook, want daar heb ik dingen geleerd waar ik nooit van gehoord had. Trouwens, gedurende die hele opleiding ben ik gekonfronteerd met allerlei ziektes en afwijkingen, waarvan ik er wel een groot aantal uit de litteratuur kende, maar die wij, in onze praktijk, natuurlijk nooit tegenkwamen, want wij waren allemaal zo gezond als een vis. Krawi en Luka hebben hun bul ook al gehaald en zijn nu bezig elk met hun eigen specialisatie. Krawi heeft me wat af gemopperd, weet je." "Hoezo?" vroeg Loni nieuwsgierig. "Vanwege die primitieve manier van werken, waar ze maar niet aan kon wennen en omdat we gedwongen waren op sommige dingen gewoon de verkeerde antwoorden te geven, omdat ze op aarde bepaalde dingen nog niet weten. Maar, zoals ik al zei, we hebben ook van alles geleerd, niet alleen dingen die wij nog niet wisten, maar ook om zonder onze eigen, geavanceerde computertechniek, toch patiënten juist te diagnostiseren en te behandelen. Dat heb ik ook steeds tegen Krawi gezegd: 'meid,' zei ik tegen haar, 'wees blij dat je dit leert. dan kun je tenminste ook hulp verlenen als je onze apparatuur niet beschikbaar hebt, zoals bij een ongeval op de weg of zo.' En Luka is helemaal in de wolken, want de psychiatrie hier is veel verder gevorderd dan bij ons, ondanks dat de neurologie flink achter loopt." "En Wanju en Deni?" vroeg Loni belangstellend. "Ach, je kent Wanju," antwoordde Mila schouderophalend. "Die neemt er rustig haar tijd voor. En Deni, die zit op de universiteit om wat ze hier noemen 'letteren en wijsbegeerte' te studeren." "En wedden dat Trewi op het conservatorium zit?" veronderstelde Loni glimlachend. "Natuurlijk." antwoordde Mila. "Had je iets anders verwacht? En Ena zit op de kunstacademie. Alleen Fos, Gwarnia en Tinda zijn echte boeren geworden, hoewel Ena ook haar handen stevig uit de mouwen steekt. Gwarnia en Fos studeren overigens ook biologie en Tinda zelfs paleontologie." Ze waren met z'n allen bijna een jaar bezig geweest om de boerderij helemaal in orde te krijgen. In plaats van de schuren als hangar in te richten, hadden ze een kolossale kelder laten bouwen waar alle vier de pendels in konden staan. De biokatten vonden namelijk dat ze de schuren wel degelijk nodig hadden voor de landbouwgewassen die ze gingen kweken. Bovendien was het veiliger. Ze hadden de kelder voorzien van een groot schuifluik in het dak, dat ze op afstand konden openen en sluiten vanuit de pendels zelf. Pater Andreas was erin geslaagd identiteitspapieren voor hen te bemachtigen. Een vriend van hem in India, had ergens in de Indische Punjab, door met de nodige bankbiljetten onder de tafel te wapperen, zoals toen nog pater Andreas dat uitdrukte, valse paspoorten en geboortebewijzen voor alle vierentwintig van hen los gekregen. In Nederland had hij vervolgens verblijfsvergunningen gearrangeerd. "Jullie hebben mij gedwongen tot illegale aktiviteiten." had hij gelachen, toen hij met de prachtige paspoorten was aangekomen. "Maar we zullen maar zeggen, het doel heiligt de middelen." "Dan moeten we de taal van dat land leren." had Loni beslist en ze had niet gerust vóór ze iemand gevonden had die hen Punjabi kon leren en toen ze begrepen had dat zowat alle ontwikkelde bewoners van de Punjab ook Hindi spraken, moest ze ook met alle geweld die taal onder de knie krijgen. Dat was niet moeilijk, beweerde ze. Al die talen hadden in de verte wel iets met elkaar gemeen, had ze gekonstateerd. "Weet je dat Krawi en Luka allebei auto rijden?" vroeg Mila. "Nee toch!" riep Loni geschrokken uit. Fos en Gwarnia waren de eersten geweest die hadden leren autorijden. Ze moesten wel, hadden ze gezegd. Ze konden bezwaarlijk altijd alles op de fiets vervoeren. Want fietsen hadden ze wel meteen allemaal geleerd. De technokatten hadden in hun auto's wel speciale apparaatjes gemonteerd, die, in geval van een dreigende botsing, onmiddellijk de besturing overnamen om uit te wijken. "Jawel hoor," lachte Mila, terwijl ze een stapel kleren naar de slaapkamer bracht. "ze hebben allebei een zogenaamde sportwagen gekocht om iedere dag mee naar de universiteit te rijden. Ik ging ook altijd met hen mee, want met de bus en de trein was je veel te veel tijd kwijt. En met Krawi meerijden is een belevenis op zich. Die is de hele weg bezig met schelden op het rijgedrag van alle andere chauffeurs." Loni lachte hartelijk. "En Sibirna en Sarnu?" vroeg ze nieuwsgierig. "Daar hebben we al een tijdje niets van gehoord." antwoordde Mila. "Maar dat is logisch. Ze zitten nu eenmaal in een slotklooster en hebben net als jij hun communicatie apparatuur achtergelaten op de Sterrenschans. We zullen maar aannemen dat alles goed gaat, zolang we niets horen." "Da's waar." gaf Loni toe. "En Tar, hoe staat hij ervoor?" "Hij is even gekomen voor we vertrokken." zei Mila. "We moeten je extra groeten van hem. Het gaat heel goed, zegt hij. Alleen heeft hij wat moeite met de kerkgeschiedenis, omdat die algemene geschiedenis impliceert en daar weten wij nu eenmaal bitter weinig van. Theologie en filosofie vindt hij prachtig en als alles mee zit kan hij dit jaar nog priester gewijd worden. Ze beschouwen hem op het seminarie als een genie, omdat hij de stof zo snel beheerst." "En Sanri, en Latifu, en Ionu, en Malisu, en Nog en Weni, en Lasu, en Krona, en Legani?" Mila begon te lachen. "Het gaat met allemaal eigenlijk wel goed." zei ze. "Lasu heeft eerst wat rondgekeken en studeert nu wetenschapsfilosofie, geschiedenis van de wetenschap en kosmologie. Je kunt 't geloven of niet, maar Ionu wil modeontwerpster worden. Wat een overgang, hè? Krona en Legani studeren geologie en geofysica van de aarde. Nog en Weni bestuderen de astronomische apparaten op aarde en bekijken wat ze daar zonder te grote revoluties teweeg te brengen - aan kunnen verbeteren. Ze hebben al een paar patenten aangevraagd. Latifu studeert vergelijkende taalkunde, ook nogal een overgang, vind je niet? Van Sanri en Malisu kun je zeggen, dat ze hun achtergrond niet verloochenen. Ze bestuderen de algemeen elektronica. Ze laten je allemaal hartelijk groeten, dat snap je wel." Ze stond op toen ze zag dat Mila en Sal klaar waren om de missiepost verder te bekijken. Eerst nam ze hen mee naar de kliniek naast hun huis. "Je krijgt assistentie van zuster Theodora," zei ze, "die is verpleegster en ze heeft al een paar inheemse meisjes opgeleid voor ziekenverzorgster en één als apothekers assistente. Straks stel ik je wel aan ze allemaal voor." "Met z'n hoevelen zijn jullie?" vroeg Sal. "Met z'n vijven." antwoordde ze. Zuster Agnes is de overste, zuster Theodora is verpleegster, zuster Hendrika is manusje van alles, en een prima kokkin. En zuster Marta is onderwijzeres en ik ben haar -assistente en als ze binnenkort op vakantie gaat, mag ik haar werk helemaal overnemen." Ze liepen gearmd vlak langs de bosrand naar het schooltje en Loni wees hen op de prachtige orchideeën die op sommige bomen groeiden. zuster Marta was in het schooltje bezig met bijles geven aan een groepje van vijf kinderen. Toen die haar zagen sprongen ze alle vijf op uit hun bankjes en kwamen naar haar toe rennen. Ze knuffelde ze allemaal en zei of vroeg hen iets in de vreemde taal die Sal en Mila niet verstonden, waarop de kinderen wild enthousiast en ratelend in diezelfde vreemde taal reageerden. "Hier ben ik het liefst." zei Loni, "met de kinderen bezig zijn, dat is zalig werk." Ze was overgegaan op het Nederlands, zodat zuster Marta het ook kon verstaan. Ze stelde Mila en Sal aan haar voor, terwijl de kinderen weer in hun bankjes gingen zitten. "En allerlei gekke fratsen met ze uithalen." lachte zuster Martha. "Wat zegt U me nou?" vroeg Mila, Loni aankijkend. Loni draaide verlegen haar hoofd opzij en zei verontschuldigend: "Nou ja, als je met kinderen speelt kun je nu eenmaal niet ernstig blijven." "Soms ben ik jaloers op zuster Maria," zei zuster Marta. "Alle kinderen zijn stapelgek op haar, dat hebt U wel gezien, en hun ouders niet minder. Als U even naar het dorp gaat, zult U het zien." Loni lachte en nam Mila en Sal mee een zandweg op tussen enorme bomen, vol orchideeën, lianen en andere voor hen onbekende bloemen en planten. Een paar honderd meter verder lag het hoofd dorp, waar de missiepost bij gebouwd was. Het was in feite niet meer dan een grote open plek in het bos, met kriskras verspreide hutten erop. Nauwelijks hadden ze het bereikt, of ze werden omringd door een groep opgetogen kwetterende vrouwen, de meesten slechts gekleed in een lendedoek. Ze bleken Loni allemaal te kennen en toen ze de vrouwen vertelde dat Mila de nieuwe arts was, werden ze helemaal enthousiast. "Ze zeggen dat ze allemaal gauw bij je komen." lachte Loni. "Ze zeggen dat ze nu eindelijk eens geen medicijnman, maar een medicijnvrouw kunnen raadplegen." "Zeg ze maar dat ik gauw hun taal zal leren." lachte Mila. Loni vroeg iets in de voor Mila en Sal onverstaanbare taal en ogenblikkelijk gingen twee van de vrouwen hen vooruit. "We gaan even kennis maken met het dorpshoofd." zei Loni. De vrouwen wezen naar een oudere man, met bijna hagelwit kroeshaar, dat zijn praktisch gitzwarte huid nog zwarter deed schijnen dan hij al was. Hij was gekleed in een lendedoek, en zat voor een hut op een echte stoel te praten met enkele andere mannen die vóór hem op de grond zaten. Loni liep naar hem toe en zei iets tegen hem. Hij stond onmiddellijk op, boog voor haar en richtte zich daarna naar Mila en Sal om ook voor hen te buigen, daarbij iets zeggend wat ze niet verstonden. "Hij groet jullie hartelijk," vertaalde Loni ""en hoopt dat de goden jullie werk zullen zegenen. " De man zei andermaal iets in zijn eigen taal en Loni, naast hem staande, vertaalde: "Hij zegt, dat hij juist bezig was met de dorpsoudsten te bespreken hoe ze het vertrek naar de stad van alle jonge mannen moesten tegengaan. " De man praatte zacht door, met diepe stem, terwijl Loni vrijwel simultaan vertaalde: "Hij zegt dat het dorp een vrouwendorp aan het worden is, omdat de jonge mannen allemaal denken dat ze in de stad een beter leven zullen vinden. " Mila en Sal waren diep ontroerd. Ondanks dat ze in een voor hen totaal vreemde wereld stonden, grepen de zorgen van een Afrikaans dorpshoofd hen beide diep aan. "Zeg hem," zei Mila ernstig, "dat wij graag zullen meewerken om de jongeren weer terug te halen, nadat ze een goede opleiding hebben gevolgd." De oude man glimlachte en dankte hen hartelijk, via Loni, die hij rechtstreeks toesprak, waarbij Mila en Sal herhaalde malen haar kloosternaam 'Maria'uit zijn mond hoorden. Loni kwam weer naar hen toe en zei: "Hij herhaalt dat hij wenst, dat de goden jullie werk zullen zegenen." en eenmaal op weg terug voegde ze eraan toe: "De mensen zijn nog erg animistisch. Christus wordt gewoon toegevoegd aan alle goden en geesten die ze vereren. Het zijn fijne mensen. Technisch in hun ontwikkeling ver achtergebleven, maar zoals deze man, een wijs en goed mens." Terugwandelend naar het artsenhuis, kwamen ze zuster Hendrika tegen en Loni stelde haar voor. "Dit is zuster Hendrika. Ze helpt me geweldig. Ze zegt mij altijd precies wat ik verkeerd doe als non." "Ach," zei zuster Hendrika misnoegd. "Ik ben alleen maar een ouwe mopperaarster." Als om het onderwerp snel te doen vergeten voegde ze eraan toe: "Weet je dat de paters vanavond komen om kennis te maken? Pater Willems is er al en pater Smits en pater Thuisen komen tegen zeven uur." "O," zei Loni, "goed dat je het zegt." en tot Mila en Sal: "dan lijkt 't mij verstandig als jullie even gaan rusten. Om zes uur kom ik je ophalen." * * * De drie paters waren in hun sas. Zuster Agnes had die middag bier in de koelkast gezet en zelfs Sal, die er nooit de smaak van te pakken had gekregen, apprecieerde de koele drank bij dit tropische klimaat ineens wel. Mila had het altijd lekker gevonden en de priesters keken er wat verrast van op, dat zij ook bier nam. Bovendien had zuster Agnes ergens sigaren vandaan getoverd voor pater Smits, die er stevig op los pafte. Ze zaten gezellig met z'n allen op de grote vóórveranda van het zusterhuis, alle vijf de zusters, de drie priesters en Mila en Sal, aan weerszijde van zuster Maria. De verlichting was wat schaars, met een enkele gloeilamp bengelend aan een draad in het midden van het plafond, omdat er zuinig moest worden omgesprongen met het stroomverbruik, dat geleverd werd door een oude generator, die hoognodig aan een grondige revisie toe was. Daarom had Loni-zuster Maria het ziekenhuisje voorzien van zonnepanelen, maar dat wist alleen zuster Agnes. "Dat U koel bier krijgt hebt U aan zuster Maria te danken." zei zuster Agnes. "Zij heeft de generator weer op gang gekregen, zodat we weer stroom hebben. Ze vindt het een dom ding, maar ze heeft nog geen tijd gehad om hem grondig te reviseren." "Daar kijken wij niet van op." zei pater Willems goedmoedig, een insekt wegslaand. Hij was een grote, vrij forse man, met een vrolijk bol gezicht en hoog, kalend voorhoofd. "zuster ingenieuze heeft ook mijn jeep gerepareerd, en nou rijdt ie niet meer, hij vliegt!" "Zo," zei Mila, haar van opzij aankijkend. "Ik wist niet dat je ook al automonteur was geworden." "Ach, 't zijn domme dingen." vond Loni. "Zuster ingenieuze kan alles repareren, mevrouw." verklaarde pater Willems. "Behalve het rookgedrag van pater Smits." reageerde Loni met haar vinger wijzend naar de kleine man met al grijzend haar, die dikke rookwolken uitblies. "Nee, dat lukt U niet." zei hij zonder de sigaar uit zijn mond te nemen. "Maar misschien kunt U wel mijn radio weer aan de praat krijgen." Hij viste met twee vingers een insekt uit zijn glas bier en zette het vervolgens aan zijn mond. "Is die kapot?" vroeg Loni. "Hebt U hem bij U?" "Jazeker." zei de priester in zijn witte toog en stond op om hem te gaan halen. "'t Rookgedrag van pater Smits is niet alleen een probleem voor de zusters." merkte pater Thijssen ietwat zuurtjes op. Hij was een magere vrij lange man, met donker haar, en een smal, ernstig gezicht. Hij droeg geen toog, maar een grijze lange broek en een dito hemd met lange mouwen, omdat een toog op zijn motorfiets erg onhandig was. Pater Smits, die het gehoord had, toen hij terug kwam lopen met een kleine, draagbare radio in zijn hand, zei grinnikend: "Jouw motorfiets produceert veel smeriger rook dan mijn sigaar, als je dat maar weet." Hij overhandigde Loni zijn radio, en ze griste meteen een schroevendraaier uit de zak van haar habijt en begon het ding te demonteren. "Waar ter wereld vind je nonnen, die met schroevendraaiers, soldeerbouten, COMBINATIETANGEN en weet ik wat al niet in hun zak rondlopen?" vroeg pater Willems geamuseerd. "Als je 't mij vraagt, is dit de enige plek ter wereld." lachte zuster Theodora. "Er moeten ook nieuwe batterijen in." zei pater Smits. Loni wisselde zacht enige opmerkingen in hun eigen taal met Sal en verklaarde toen: "We zullen hem zo maken dat U geen batterijen meer nodig heeft." "Kan dat dan?" vroeg de priester verbaasd. "Waarom hebben ze hem dan niet meteen zo gemaakt?" "De batterijfabrieken moeten ook geld verdienen." probeerde zuster Agnes de situatie te redden. Ze had een vliegenmepper in haar hand, waar ze af en toe verwoed mee om zich heen sloeg om allerlei insekten te verjagen. Loni lachte. "Wij kunnen dat." verklaarde ze. En wijzend op Sal voegde ze er aan toe: "Hij kan 't net zo goed als ik. U hoeft dan alleen maar te zorgen dat er zo ongeveer één uur per dag licht op valt. Dan heeft hij de rest van de dag voldoende stroom." "Ik heb hem de laatste dagen erg gemist." zei de priester. "Niet alleen omdat ik graag wil weten wat er in de wereld gaande is, maar ook omdat sommige jongelui in mijn streek iedere dag naar die propagandazenders uit communistische landen luisteren en dan wil ik ook graag weten wat daar gezegd is, zodat ik wat tegenvuur kan geven tegen die opruierij." "Dat is wel nodig." vond pater Thijssen. "De situatie wordt er niet beter op. Het nationalisme steekt overal de kop op, en de communisten wakkeren dat vuurtje flink aan. Niet dat ik nou zo tegen nationalisme ben, versta mij niet verkeerd. Het is namelijk in feite geen nationalisme maar antikolonialisme. Het koloniale bewind heeft het aan zichzelf te danken, dat er overal verzets organisaties de kop op steken." "Ja, de mensen emanciperen, maar op de verkeerde manier." beaamde pater Willems. "In plaats van dat ze de geweldloosheid kiezen, zoals Mahatma Ghandi in India, kiezen ze voor de wapens." Loni, Mila en Sal luisterden zonder al te veel te begrijpen van waar de priesters het over hadden. Ze hadden hun best gedaan om althans wat van de geschiedenis van de aarde te leren kennen, en daarbij geleerd dat er gruwelijke oorlogen hadden gewoed en dat er in diverse landen afgrijselijke terroristische organisaties te keer waren gegaan en nog gingen, op volkomen onmenselijke manieren, maar het stond in wezen ver van hen af. Mila keek met een zurig gezicht in haar bier-glas, waar plotseling een insekt in gedoken was. "Och mevrouw," zei pater Smits grijnzend, "gewoon eruit vissen. Als je hier niets wilt drinken met beestjes erin, dan droog je gegarandeerd helemaal uit. Het wordt pas ernstig als je gaat zoeken naar beestjes om erin te doen als er geen in zitten. Dan wordt het tijd om hier weg te gaan." Mila en Sal schaterden van het lachen en Mila volgde zijn voorbeeld en viste het insekt uit haar bier en dronk het glas vervolgens in één teug leeg. "Je zult zien," verzekerde pater Thijssen, het eerdere gesprek weer opvattend, "Het zal niet lang meer duren voor we hier de poppen ook aan het dansen hebben. En het is geen wonder. In de noordelijke, koloniale landen begrijpen ze er helemaal geen snars van. Volgens hen moeten die arme zwartjes hier hen dankbaar zijn voor de zogenaamde beschaving die zij brengen." "Net als wanneer je eens op vakantie bent," beaamde pater Willems, "en je vraagt de mensen in je preek om voor jou en je mensen in de missie te bidden. Dan zie je ze denken dat je dat alleen maar vraagt, om de schijn te vermijden dat je uitsluitend voor hun centen bent gekomen. En ik ben er bijna heilig van overtuigd dat ze in overgrote meerderheid geen gehoor geven aan dat verzoek om te bidden." "Het is geen wonder dat radikale jongeren zich tegen de blanken keren." zei zuster Agnes. "Wij doen ons best de mensen hier te emanciperen, te ontwikkelen, maar onze middelen zijn beperkt. En het koloniale bewind, en de grootindustrie uit het blanke noorden, die doen hun uiterste best de mensen zo dom mogelijk te houden, om ze te kunnen uitbuiten." "'t Is, geloof ik," zei pater Smits, "et eens een kwestie van dom houden. ze gaan er gewoon van uit dat de mensen dom zijn en altijd zullen blijven." "Precies." beaamde pater Thijssen. "Het probleem is, dat de radikale groeperingen geen onderscheid weten te maken tussen ons en die blanke uitbuiters. Je kunt ze dat nauwelijks kwalijk nemen. Wij behoren nu eenmaal tot dezelfde vreemdelingen als die uitbuiters." Loni zei iets tegen Sal en liep snel weg met de radio van pater Smits. Ze mengde zich zelden in dit soort gesprekken. Ze trachtte ze te begrijpen, maar het lukte haar altijd maar matig. De gedachte, dat mensen, op grond van hun huidskleur anderen negatief discrimineerden, was voor haar niet alleen verwerpelijk, maar in diepste wezen onbegrijpelijk en ze was er zeker van dat Mila en Sal er even vreemd tegenaan keken als zij. Sal sloeg een mug dood op zijn been. Pater Willems grinnikte: "Eén ding is zeker, meneer Kinir, Het is hier geen paradijs voor nudisten, zeker 's avonds niet." "Zegt U dat wel." lachte Sal. "Ik denk dat ik voortaan maar broeken met lange pijpen draag en bloezen met lange mouwen." "Zuster Agnes, is 'r nog meer bier?" vroeg pater Smits, demonstratief zijn lege glas omhoog houdend. "Zou U dat wel doen?" vroeg zuster Agnes bezorgd. "U moet nog helemaal terug rijden met die ouwe landrover van U." "Waarom niet?" lachte hij goedmoedig. "Het enige wat ik tegenkom is misschien een baviaan, en die gaat wel aan de kant." "Nou," merkte pater Willems op, "en wat denk je van al die bomen, waar je tegenop kunt knallen?" Pater Smits lachte en drukte zijn sigarenpeukje in de asbak uit. "Die zijn, volgens mijn parochianen, allemaal bezield. En mijn ziel is sterker dan die van die bomen, dus die gaan wel voor mij aan de kant." "Ook als ze dwars over de weg liggen?" vroeg pater Thijssen. "Ik moest vanmiddag met mijn motor tussen de lianen en struiken door wurmen om hier te komen." "Dat is nou net het prachtige." vond pater Smits. "Werken voor god in Gods overweldigende natuur. Dan mag je wel eens mopperen, als die natuur sterker schijnt te zijn dan wij, maar dat maakt het niet minder fascinerend." Loni kwam terug met de radio van pater Smits, waaruit knallende muziek schalde. "Alsjeblieft!" riep pater Smits uit. "Ze heeft 't 'm weer geflikt! 't Is toch ongelooflijk! Vindt U ook niet, mevrouw." vroeg hij, zich rechtstreeks tot Mila richtend. "Voor ons is dat de gewoonste zaak van de wereld." verzekerde Mila hem. "En nou hoeven er nooit meer batterijen in?" vroeg pater Smits ongelovig. "Nee, nooit meer." verzekerde zuster Maria hem met een brede glimlach op haar gezicht. "Daar steek ik nog een sigaar voor op." zei de priester opgetogen. "Hè, ba, nee!" riep Loni-zuster Maria verontwaardigd uit. "Stank voor dank." "Die zit!" gniffelde pater Thijssen vergenoegd. Hij stond op en vervolgde: "Kom, ik ga er weer eens vandoor. Voor ik thuis ben is het diep in de nacht, vooral omdat ik vermoedelijk nou in het donker door het struikgewas moet kruipen met m'n motorfiets, want die boom ligt er gegarandeerd nog." "U kunt hier blijven slapen en morgen overdag terug rijden." bood zuster Agnes hem aan. "Bedankt voor het aanbod, zuster," antwoordde de magere priester. "Maar ik heb morgen een begrafenis van een van de stamoudsten en dat is een hele organisatie." "Nou, als je even wacht tot ik m'n bier op heb," zei pater Smits, "dan rijden we het eerste eind samen tot aan de brug." "'n Goed idee." zei pater Thijssen en ging weer zitten. "Dan kun jij eerst met die hoestbui op wielen van jou over die brug rijden, en als je er dan niet door zakt, weet ik in ieder geval zeker dat ik er ook overheen kan." Pater Smits grinnikte. "Toen ik hierheen kwam ben ik er eerst maar even te voet over gegaan, om hem te inspekteren." zei hij. "En daarna heb ik vol gas gegeven, zodat ik er over was voor hij kon instorten." "Is 't zo erg?" vroeg Mila geschrokken. "Ach, mevrouw, we zitten hier in de jungle, in het regenwoud, een schitterend stukje natuur van God. En als je dat allemaal om je heen ziet, dan kun je toch niets anders verwachten dan dat de menselijke maaksels daarin het afleggen tegen de natuur. Als ik voor een kreek kom, of zo'n gammel bruggetje, dan doe ik even een schietgebedje en dan kom ik er wel doorheen of overheen." Hij dronk zijn bierglas leeg en stond op. Zuster Agnes had meteen na zijn aankomst zijn tank vol laten doen met benzine, evenals zijn reservetank achterin. Ook de motor van pater Thijssen was volgetankt, evenals de extra jerrycan die hij achterop had liggen. De beide priesters namen afscheid, waarbij pater Thijssen waarschuwend zei: "Jullie moeten wel de berichten bijhouden over die verzetsbewegingen, want ik vertrouw de zaak voor geen cent." Sal en Mila keken vol belangstelling toe, hoe de beide priesters vertrokken, de een in een inderdaad nogal aftandse landrover en de ander op een vrij goed onderhouden motorfiets. Ze verdwenen, met veel motorgeronk en met volle lichten aan in het bos. * * * Zuster Agnes keek vanuit haar kantoortje uit over de ruime, open plek in het oerwoud, waar de missiepost was gebouwd. Links uit haar raam had ze uitzicht op het ziekenhuisje, haar stille trots, omdat zij het zelf was geweest die er het initiatief toe had genomen en het de bevolking van haar geboorteplaats was geweest, die met een serie aktiviteiten het geld ervoor had opgebracht. Natuurlijk kon je kritiek hebben op de attitudes van de bewoners van de ontwikkelde landen, maar zonder hun geld kon je hier in de missie weinig uitrichten. Wat dat betrof, was ze er ook wel een beetje trots op dat ze uit een land kwam, waar de bevolking erg goedgeefs was. Ze vroeg zich alleen bezorgd af, of het niet binnen afzienbare tijd allemaal kapot zou worden gemaakt. De berichten over de opstandelingen werden hoe langer hoe angstaanjagender. Haar blik viel op het artsenhuis naast het ziekenhuis. In de tuin ervan, was Sal Kinir bezig met een paar jonge mannen uit een naburig dorp een eenvoudige pomp met windmolentje te construeren. Die man was fantastisch, bedacht ze, net als Mila. Ze gaven zich geen minuut van de dag rust. In enkele maanden tijds hadden ze de algemene voertaal kiSwahili zodanig onder de knie gekregen, dat ze zich er vlot in konden uitdrukken en vrijwel alles konden verstaan, tot groot verdriet van zuster Hendrika, die er maar niet in slaagde het te leren. "Ben ik nou zo dom?" had zuster Hendrika een keer in de refter vertwijfeld gevraagd. "Ach, nee, zuster Hendrika," had zuster Maria haar getroost. "Sommige mensen hebben nu eenmaal aanleg voor iets en anderen voor iets anders. Zoals jij kunt koken, zal ik 't nooit kunnen." Het was ontroerend, hoe zuster Maria altijd probeerde zuster Hendrika op te beuren, en zich nooit, op geen enkele manier liet voorstaan op haar superieure kennis en intelligentie. En Sal en Mila waren net zo. Je moest zien hoe zo'n technisch genie als Sal Kinir met die dorpsjongens omging. Er stond een oude auto in zijn tuin, die helemaal uit elkaar lag, en waarmee hij ze leerde hoe ze hem konden repareren; er lagen een paar oude fietsen, windmolens en pompen, en allerlei andere dingen, die in noord Europa al lang naar de schroothoop verwezen zouden zijn. Hij leerde ze, hoe ze die dingen allemaal weer op gang konden krijgen en hoe ze, met takken en bladeren en lianen zelf pompen en windmolens konden maken. Ze konden lezen noch schrijven, maar hij speelde het klaar om ze op te leiden tot automonteur, pompinstallateur, fietsenmaker enzovoort, en die jongens waren apetrots met de opgedane kennis en Sal was niet slechts hun leermeester, maar hun grote vriend, hun idool zelfs, voor wie ze door het vuur zouden gaan, als dat nodig was. Hij had op verschillende dagen, steeds andere groepjes jongens die hij op die manier een beroep leerde. Daarnaast deed hij het hele onderhoud van het ziekenhuis en alle andere apparatuur op de post. Ze zag ineens Mila UIT HET BOS komen in haar dunne, witte jurk, met haar tas met medische noodvoorzieningen aan een riem over de schouder. Ze liep gearmd met een zwart meisje, alleen gekleed in lendedoek en ook met een tas aan haar schouder. Mila nam steeds een van de meisjes mee, die door zuster Theodora waren opgeleid tot ziekenverzorgster, op haar ziekenbezoek. Onderweg en tijdens de ziekenbezoeken leerde ze die meisjes alle basiskennis die ze nodig hadden om eventueel zelfstandig hulp te kunnen verlenen. Mila was in korte tijd een geziene gast geworden in alle omringende dorpen en de ziekenverzorgsters dweepten gewoon met haar. dat was ook geen wonder. Ze vermeed niet slechts de schijn van superioriteit, ze voelde zich helemaal niet superieur. Ze stond volkomen open in deze wereld; ze vroeg honderd uit, aan de meisjes die ze op haar rondes meenam. Die meisjes voelden gewoon dat Dokter Mila overliep van belangstelling voor hen, voor hun leefwereld, voor hun kultuur, voor hun geloof, voor hun verlangens, voor hun hoop. Daarom hadden die meisjes hun geest voor haar geopend en waren er geen gretiger leerlingen dan zij. Ze praatten druk, zag zuster Agnes terwijl ze ze glimlachend met haar ogen volgde, lopend over het zandpad tussen de grasperken, in de richting van het ziekenhuis. Het was een prachtig gezicht, die grote, statige dame in haar smetteloos witte jurk, gearmd met een bijna pikzwart meisje, met fraaie, jonge blote borsten. Zuster Hendrika kon daar maar niet aan wennen. Als het aan haar lag, zou ze een grootscheepse geldinzameling beginnen om bloezen en onderbroekjes te kunnen uitdelen AAN ALLE VROUWEN en broeken aan de mannen. En net Mila en Sal en Loni-zuster Maria hadden daar geen moment enig probleem mee gehad. Zuster Maria bestond het zelfs om iedere week met groepjes spiernaakte kleine jongetjes uit de omgeving te voetballen. Dan was zij de scheidsrechter, maar ze holde zelf OOK om het hardst mee en trapte even vrolijk tegen de bal aan als de jongetjes op hun blote voeten en bengelende piemeltjes. De laatste keer dat ze zuster Maria stiekem had geobserveerd bij zo'n voetbalmatch had ze ineens gezien dat haar sandalen ergens onder een boom stonden. Dus zij holde ook op haar blote voeten door het zand. Volgens zuster Hendrika moest zuster Maria die kinderen leren dat ze een broek aan moesten trekken, waarop zuster Maria verbaasd had gevraagd: "Waarom?" En dat waren de dingen waar zuster Hendrika helemaal niet tegen kon. Voor haar was het onbestaanbaar dat iemand niet zou inzien dat het niet netjes was dat die kinderen in hun blootje liepen. Zuster Hendrika was nu eenmaal een schoolvoorbeeld van dogmatische zekerheden en onwrikbare fatsoensnormen, die overal ter wereld dienden te gelden. Zij kon niet begrijpen dat er voor zuster Maria feitelijk geen dogmatiek bestond en dat fatsoensnormen dingen waren, waar ze zich aan confirmeerde om niet uit de toon te vallen. Zuster Agnes herinnerde zich ineens hoe Loni, de eerste ochtend na haar aankomst op aarde, zonder blikken of blozen spiernaakt uit de badkamer was gekomen, de gang over, de kamer binnen, waar zij - zuster Agnes - op haar zat te wachten. Haar eerste reaktie toen, was er een van misprijzen geweest, maar direkt daarop had ze zich gelukkig gerealiseerd dat Loni van een andere wereld kwam, en totaal geen weet had van normen op aarde. Ze moest er niet aan denken, dat Loni toen niet haar, maar bijvoorbeeld zuster Hendrika had getroffen om haar te begeleiden. De ramp zou niet te overzien zijn geweest. Ze keek naar het schooltje, aan de andere kant van het plein, naast het kerkje. Zuster Maria was in de zevende hemel sinds zuster Martha vertrokken was voor een half jaar vakantie in Nederland. "Dit is mijn roeping." Had ze een keer wild enthousiast tegen haar gezegd. Ze was onvermoeibaar. Ze had diverse groepen kinderen uit de omringende dorpen, van heel kleine, tot opgeschoten jongens en meisjes, waaraan ze allemaal dag in, dag uit les gaf, met een overgave en energie, die onvoorstelbaar was. En ze was ook onvoorstelbaar vindingrijk in haar didaktiek. Ze leerde de kleintjes bijvoorbeeld rekenen, door sommetjes en tafels niet met ze op te dreunen, maar ze te zingen, in de melodieën en het rythme van hun eigen muziek. Ze had zelf inmiddels een nieuwe lees-en schrijfmethode ontwikkeld in de eigen taal van de kinderen, waarbij ze ook gebruik maakte van hun muziek en hun rythme. En de godsdienstlessen die ze gaf waren zo verbijsterend mooi, dat de kinderen ademloos naar haar luisterden, en wild enthousiast reageerden op haar vragen en opmerkingen. Ze had een kinderkoortje gevormd, dat 's zondags in de mis zong, maar niet de bekende europese liederen, die nog steeds door de hele missie overal werden ingeplant op kulturen waarvoor ze in wezen vreemd waren, maar zelf gekomponeerde wijsjes, in de melodieën en met het rythme dat voor de kinderen vanzelfsprekend was. En ze mochten er van haar zelfs bij in de handen klappen en dansen, tot grote ergernis van zuster Hendrika, want dat hoorde niet thuis in de kerk, volgens haar. Gelukkig stond pater Willems er wel helemaal voor open. Hij liet zelfs soms zuster Maria in de jeugdmis de preek doen, en dat was ook al een ervaring op zich. Want zuster Maria-Loni preekte niet, ze praatte mèt de kinderen, die mochten antwoorden en reageren en in hun handen klappen. Zuster Hendrika begreep totaal niet hoe pater Willems zoiets kon toestaan, nota bene in de heilige mis! Ze zag zuster Maria uit het schooltje komen met een groepje kinderen, die bijna vochten om haar armen te mogen vasthouden. Zuster Agnes glimlachte en bad zacht in zichzelf dat God hen zou sparen voor het terrorisme dat hoe langer hoe dichter in hun buurt scheen te komen, volgens de berichten op de radio. Heer, God,' bad ze, 'dit mag toch niet kapot gemaakt worden!' * * * Het was Mila die de eerste klap opving. Ze was met een van de ziekenverzorgsters, wier funktie ze zelf had opgewaardeerd tot 'medisch assistente', waar de meisjes zeer trots op waren, naar een naburig dorp geweest, ongeveer drie kilometer van de missiepost verwijderd en liep, met haar assistente aan haar arm terug over het smalle pad dwars door het regenwoud. Ze hadden net, opgewekt pratend, ongeveer een kilometer afgelegd, toen ze hem zagen liggen. Ze bleef op slag als aan de grond genageld staan en zowel haar ogen als die van haar assistente sperden zich wagenwijd open. Hij lag met zijn rug tegen een boom en was geheel naakt. Zijn voeten waren verscholen onder het struikgewas. Zijn linkerhand lag voor zijn borst op de grond, alsof hij nog geprobeerd had zich overeind te drukken. "Pater Thijssen!" Zei ze met schorre stem. Haar verbijstering duurde slechts enkele sekonden. Toen won de arts in haar het van haar panische verlamming. Ze knielde bij hem neer en kontroleerde zijn pols. Hij leefde, maar was bewusteloos. Ze draaide hem op zijn rug en zag dat hij een plantenblad met een stuk liaan om zijn rechter bovenarm had gebonden. Er zat geronnen bloed onder. Ze opende haar tas, griste er een schaar uit en knipte de liaan door. "Grote goden!" Zei ze hees. "Een schotwond!" Zonder aarzelen reinigde ze de wond met peroxide en verbond hem. "We moeten hem meenemen, naar het ziekenhuis." Zei ze hees tegen haar assistente. "Help me." Met grote moeite, en dankzij de vaardigheid van haar assistente, die ze ook al voor dit soort dingen had opgeleid, slaagde ze erin de magere priester over haar schouders te leggen en, met haar rug tegen de boom gedrukt, langzaam overeind te komen. Alle gevoelens verdwenen uit haar. Haar hele wezen was arts en gericht op het redden van het leven van de gemartelde priester. Ze zag dat ook zijn voeten bebloed waren, vermoedelijk vanwege de lange tocht door het woud. "Pak mijn tas." Kommandeerde ze koel aan haar assistente. Hoe mager de arme man ook was, zijn gewicht torste zwaar op haar schouders, maar ze schonk er geen aandacht aan. Met lange passen liep ze zo snel als ze kon door, terug naar de missiepost. Haar assistente ondersteunde haar spontaan. Er werd geen woord meer gewisseld. Enkele keren struikelde ze bijna over boomtakken die op het pad lagen en het was alleen dankzij de krachtige hand van het meisje dat haar begeleidde, dat ze op de been bleef met haar last. Het zweet droop aan alle kanten van haar af en hoe dichter ze bij de missiepost kwamen, hoe zwaarder het lopen haar werd, door de intense vermoeidheid, die haar langzaam maar zeker in haar ban kreeg. Ze waren de hele dag al op pad geweest, en behalve de vermoeidheid, begon nu ook de dorst haar parten te spelen. Eindelijk bereikten ze de brede weg naar de missie statie, waar het lopen wat minder moeilijk was, maar intussen was ze al zo uitgeput geraakt, dat haar passen steeds kleiner werden en ze begon te wankelen. Ze vroeg zichzelf ineens af waarom ze niets dacht, waarom haar hoofd leeg scheen te zijn. Waarom had god dit toegestaan? Ze wist dat die vraag onjuist was, maar ze kon hem toch niet uit haar hoofd verdrijven. Wat was er gebeurd? Er was op hem geschoten! 'De opstandelingen'! God, nee! Waarom moest een goed mens slachtoffer worden van misdadigers? Eindelijk bereikten ze de missiepost. Ze liep nog maar voetje voor voetje. Haar assistente riep zo hard als ze kon: "Zuster Theodora! Meneer Sal!" Mila wankelde het pad op naar het ziekenhuis. Ze zag nauwelijks hoe zuster Theodora en Sal naar haar toe kwamen rennen. "Mijn God!" Riep zuster Theodora perplex uit. Het enige wat Sal zei was: "Help mij." En hij pakte het bewusteloze lichaam van de priester van Mila's schouders af waarop zuster Theodora hem te hulp schoot. Ze droegen hem samen het ziekenhuis in, terwijl Mila, gesteund door haar assistente hen volgde. "Vochtinfuus." Kommandeerde ze met hese stem en zakte uitgeput in een stoel neer. "Water." Vroeg ze aan haar assistente. Het meisje begreep het onmiddellijk en kwam een ogenblik later terug met een groot glas water, dat ze bijna in één teug leegdronk. "Jij ook." Zei Mila tegen haar. "Je moet drinken." Zuster Agnes kwam binnen rennen en vroeg opgewonden: "Wat is er gebeurd?" Mila keek haar eerst onbegrijpend aan. Toen realiseerde ze zich dat ze zo uitgeput was dat ze bijna vergat waarom. "Pater Thijssen." Zei ze hees. "We vonden hem, bewusteloos in het bos." Ze hees zichzelf op uit de stoel en ging de ziekenkamer in, waar zuster Theodora en Sal de magere man op een bed hadden gelegd. Zuster Theodora had het infuus al aangebracht. "Schotwond." Zei Mila met schorre stem, wijzend op de verbonden bovenarm van de priester. "Schoonmaken." Zijzelf begon het naakte lichaam, vol stof en opgedroogd zweet snel te onderzoeken. Niemand zei meer iets. Ze reageerden bliksemsnel op haar kommando's en droegen alles aan wat ze vroeg. Na ongeveer vijf minuten zei ze: "Uitgedroogd en uitgeput." En ze griste een spuit van het karretje dat ze had laten brengen en gaf hem een injektie. "De voeten ook reinigen en ontsmetten en verbinden. Antibiotica in het infuus. Wassen en laten slapen." Kommandeerde ze. "Hij zal over een uurtje of zo wel bijkomen. Waarschuw me dan." Sal sloeg zijn arm om haar heen en begeleidde haar de ziekenkamer uit. Op de gang stond nu ook Loni en pater Willems, die haar allebei bezorgd vragend aankeken. "Hij komt er wel bovenop." zei ze zacht, bijkomend van de emotieloosheid die haar tot nu toe in haar ban had gehad. Tegen zuster Agnes zei ze: "Zorg dat hij, als hij bijkomt, vloeibaar voedsel krijgt, soep of pap, maar niet te sterk." "Wat is er met hem gebeurd?" vroeg pater Willems gespannen. "We zullen moeten wachten tot hij bijkomt en het ons vertelt." antwoordde Mila. "Hoe dan ook, hij heeft een schotwond aan zijn rechter bovenarm, een schampschot. Dus er is op hem geschoten." "De terroristen." besliste pater Willems. "Ga een uurtje rusten." adviseerde zuster Agnes, bezorgd naar haar gezicht kijkend. "Je bent doodop." Mila knikte. "Hij was zwaarder dan ik dacht." zei ze en er verscheen weer even een lichte glimlach op haar gezicht. Sal en Loni ondersteunden haar samen en brachten haar naar het artsenhuis, waar ze onmiddellijk op bed ging liggen, zonder zich uit te kleden. Sal en Loni gingen terug naar de zitkamer en sloten de slaapkamerdeur. "Ik ga de Sterrenschans oproepen." zei Sal bezorgd. "Ze moeten zorgen dat er konstant iemand in de buurt van de pendels is. Het wordt hier gevaarlijk." Loni knikte. Haar gezicht stond ernstig, hoewel ze maar nauwelijks kon bevatten wat er aan de hand was. "Ik begrijp 't alleen niet." zei ze vertwijfeld. "Ik ook niet." zei Sal. "Pater Willems heeft geprobeerd me een en ander uit te leggen. Het heeft te maken met eeuwenlange overheersing van de bevolking hier, door blanken uit het noorden. Die verzetsgroeperingen komen daar tegen in opstand en richten zich, zonder onderscheid tegen alle blanken." * * * In een veel te grote pyjama van pater Willems gekleed, zat pater Thijssen rechtop in zijn bed, met vier kussens in zijn rug. Ze zaten en stonden allemaal om hem heen in de veel te kleine ziekenkamer voor zoveel mensen. Het vertrek was eigenlijk alleen bedoeld voor patiënten die niet op de twee zaaltjes konden liggen. "Ik zag er wel fraai uit, hè, mevrouw?" zei hij verlegen tegen Mila. Mila lachte. "Ach pater," zei ze, "ik ben arts. Ik kijk dagelijks tegen blote kerels aan, en ze hebben geen van allen iets wat anders is dan bij alle anderen." De priester lachte, al was het een beetje als een boer die kiespijn heeft. "Het is heel gevaarlijk, wat U doet, zo maar te voet overal naar toe gaan. U moet voortaan een pistool meenemen, niet zo zeer om iemand dood te schieten, maar om ze af te schrikken, als dat nodig is. Het wordt hier ook gevaarlijk." "Wat is er eigenlijk gebeurd, Jan," vroeg pater Willems nieuwsgierig. "Ik zat rustig te werken op de pastorie." begon hij zijn verhaal. "Ik heb wel een geweer en een pistool, maar die gebruik ik alleen als ik door een gebied moet waar veel wilde dieren voorkomen. Nou, je weet, wij hebben hier altijd alles open staan. Ik ook. Iedereen kan mijn pastorie inlopen en veel parochianen doen dat ook, als ze iets te vragen hebben, of over problemen willen praten. Ik dacht dus geen moment aan gevaar toen die vijf kerels binnen kwamen. Ik schrok pas, toen ze een geweer op me richtten, en toen ik zag dat ze niet in lendedoek gekleed waren, maar in een soort uniformen. Toen realiseerde ik me dat het opstandelingen moesten zijn. Ik vroeg wat ze wilden, maar ze gaven geen antwoord. Vier van hen grepen mij beet en sleurden me naar buiten. Ik probeerde me te verzetten, maar wat doe je tegen vier van die kerels terwijl een vijfde een geweer op je gericht houdt." Hij nam een slokje van de frisdrank die zuster Agnes voor hem had meegebracht. "Buiten had een andere groep van die bende de dorpelingen bijeengedreven op het pleintje voor de pastorie. Ze hielden ze met geweren onder vuur. De vier kerels die mij beet hadden, trokken me al m'n kleren uit en bonden me aan een boom. Toen kwamen er een paar anderen met bossen droge takken uit het bos, die ze rondom mijn voeten legden. Ik dacht dat ik 't bestierf. Ik wist meteen dat ze me levend wilden gaan verbranden, ten aanschouwen van mijn parochianen. Nood leert bidden, zeggen ze wel. Nou dat is waar hoor. Ik heb nog nooit zo hartstochtelijk gebeden als op dat moment. Een van die smeerlappen probeerde mijn motorfiets op gang te krijgen. Dat lukte hem ook nog, maar hij speelde het niet klaar om ermee weg te rijden. "Nou, en toen bewees een van mijn katechisten dat er nog dappere mensen op de wereld zijn. Ik weet niet hoe, maar hij wist ongezien achter die boom te komen, waar ik aangebonden stond, en sneed het touw door en siste me toe: "Rennen voor Uw leven, pater!" Hij nam weer een slok van de frisdrank die hij op zijn nachtkastje had gezet en vervolgde: "Ik weet niet waar ik de tegenwoordigheid van geest vandaan haalde, maar ik was met één sprong bij mijn motor, gaf die vent een enorme dreun, sprong erop en racete weg, recht op de vent af die nog steeds zijn geweer op me gericht had. Nou, die wou wel aan de kant springen, dat kun je wel nagaan. Maar hij schoot ook, en de kogel raakte me in de arm, maar ik voelde alleen maar iets schrijnends, dus besteedde ik er geen aandacht aan en verdween full speed in het bos. Helaas wist ik dat ik niet ver zou komen, want de tank van mijn motor was praktisch leeg. Ik denk dat ik hooguit tien kilometer gereden heb, voor hij het begaf. "Nou, en toen pas zag ik dat mijn arm bloedde als een rund. Ik heb een blad van een plant gepakt, waarvan ik zeker wist dat die niet giftig was, en de wond afgedekt door er een stukje liaan omheen te binden. En toen werd het lopen! Op blote voeten, wat ik totaal niet gewend ben, en helemaal spiernaakt. "Ik heb de nacht gewoon in het struikgewas liggen slapen, wel als de dood dat ik door een of andere slang zou worden opgepeuzeld, want die zitten daar nogal wat, maar wat moest ik anders doen? Maar het ergste was de dorst. Ik ben door verschillende kreken gewaad, maar durfde het water niet te drinken. Het is verpest met allerlei insectenlarven. "Nou, de rest weten jullie beter dan ik. Ik moet buiten kennis zijn geraakt. Ik wist op een gegeven moment niet meer waar ik was, en of ik wel de goeie richting had genomen. Nou ja, en toen vond mevrouw Kinir mij dus. En dus leef ik, God zij dank. U was de engel die Hij op mijn pad stuurde, mevrouw." Mila glimlachte een beetje triest. Ze dacht: 'God had hem beter eerder een engel kunnen sturen.' maar ze zei niets. Loni zat naast haar en keek heel verdrietig. Dat deed haar pijn. Ze sloeg haar arm om haar heen als om haar zonder woorden te troosten. Ze was bang, heel bang. Ze wist natuurlijk dat er veel onrecht op deze wereld was; ze wist van de oorlog in Vietnam, en van andere barbaarsheden, in andere delen van de aarde, maar tot nog toe was deze wereld goed geweest voor hen. Ze dachten een levensdoel gevonden te hebben en nu al dreigde het te worden vernietigd. Waarom, God, waarom? vroeg haar hart, hoewel ze heel goed wist dat die vraag zinloos was, omdat het de vraag was naar wat Teilhard de Chardin noemde 'de microscopische rimpelingen' in een evolutionair proces van miljoenen jaren. Maar uiteindelijk waren het wel die 'microscopische rimpelingen' die hun dagelijks leven bepaalden. Iedereen bleef stil na zijn verhaal; elk voor zich bezig met de eigen verwerking ervan, de eigen angsten, zonder wezenlijk te beseffen dat ze allemaal met dezelfde angsten worstelden. Uiteindelijk zei zuster Hendrika berustend: "God zal ons beschermen." Pater Thijssen keek haar met een geërgerde trek op zijn gezicht aan. Hij leek in tweestrijd of hij op die opmerking wel of niet moest antwoorden. Eindelijk zei hij: "Zuster, God weet wat er op onze levensweg ligt, ook als dat afgrijselijke dingen zijn; maar dat wil niet zeggen, dat Hij ook wil dat ze gebeuren, en ook niet dat Hij zal voorkomen dat ze gebeuren. God is geen Deus ex machina, geen poppenkastbaas!" * * * De tweede klap kwam nog harder aan. Dit keer was het zuster Maria-Loni, die hem als eerste opving. Het was ongeveer een week na de aankomst van pater Thijssen. Ze was net bezig het schooltje af te sluiten om naar de refter te gaan. Dat was een van de nieuwe regels: alle gebouwen afsluiten, zowel tijdens als na gebruik. Ze hoorde ineens geronk van een automotor en keek verrast in de richting waar het geluid vandaan kwam, klaar om weg te rennen als dat nodig mocht zijn. Een moment later kwam de oude landrover van pater Smits uit het bos te voorschijn, met een zwarte man aan het stuur en een andere naast hem met een geweer in de hand. Ondanks dat dat wapen haar de schrik om het hart deed slaan, bleef ze toch nieuwsgierig staan, omdat de oude Landrover nu eenmaal toebehoorde aan een mens die ze kende en liefhad. De wagen stopte naast haar en de man met het geweer zei, in een eenigzins afwijkend dialekt: "Zuster, wij zijn katechisten van pater Smits. Pater Smits is vermoord door de terroristen. We hebben zijn lijk bij ons." De botheid van de mededeling ramde als een moker op haar in. Ze keek de man recht in zijn donkere ogen, terwijl ze voelde hoe haar lichaam zich spande en verstrakte, om een opkomende duizeling te onderdrukken en haar hersenen bij elkaar te houden. Ze werd ijzig kalm en zette haar voeten uit elkaar om wijdbeens steviger te blijven staan en keek langs de man heen achter in de wagen, waar een lichaam in een met bloed besmeurd laken lag gerold. Ze hoorde zichzelf tot haar eigen verbazing met koele stem zeggen: "Rij naar het zusterhuis." stapte op de treeplank van de oude landrover, greep zich vast aan het portier en wees met haar rechterhand naar het gebouw. De zwarte jongeman aan het stuur reed langzaam het open terrein over en vlak bij de achterdeur van het gebouwtje gekomen, kommandeerde zij: "Stop hier en wacht." en sprong van de treeplank om nog steeds, ijzingwekkend kalm naar de deur van de refter te lopen. In de deuropening bleef ze staan en greep zich vast aan de beide deurstijlen. Haar medezusters en de beide priesters zaten al aan tafel op haar te wachten. Zuster Agnes keek haar aan en schrok zo hevig van haar gelaatsuitdrukking dat ze overeind schoot uit haar stoel en gespannen vroeg: "Loni! Wat is er?" Ze vergat volledig om haar 'zuster Maria' te noemen. "Pater Smits,...." zei ze hees. "Er zijn twee mannen hier.... met zijn lijk!" Ze liep wankelend naar de tafel, beheerste zich niet langer, liet zich op haar stoel vallen en barstte in snikken uit. "Pater Smits is vermoord!" snikte ze. "God, nog aan toe! Die arme man! Het was zo'n lieve man!" Ze legde haar hoofd op haar armen op tafel en snikte als een kind. Alle anderen sprongen overeind en renden naar buiten en omringden de landrover van pater Smits, waar de twee katechisten inmiddels waren uitgestapt. Sal en Mila kwamen ook hun huis uit rennen om te horen wat er gaande was. "Waar is Loni?" vroeg Mila hees aan zuster Agnes, toen ze het lugubere nieuws had opgenomen. "In de refter." antwoordde zuster Agnes met van de zenuwen verstikte stem. Met enkele lange passen was Mila bij haar en sloeg haar arm om haar heen. "Kleintje." fluisterde ze. Loni legde haar hoofd tegen haar schouder en snikte wild. "Waarom....? Waarom....?" snikte ze. "O, God, waarom?" Buiten had pater Thijssen als eerste zijn positieven weer bij elkaar. Hij vroeg aan de chauffeur van de landrover: "Zijn jullie bereid door te rijden naar de stad, naar het huis van de bisschop?" De man knikte. "Maar we weten de weg niet in de stad en we hebben ook niet genoeg benzine." zei hij onzeker. "We geven je benzine en eten voor onderweg en als je in de stad komt vraag je maar naar het huis van de bisschop. Ik geef je een brief mee." zei pater Tijssen en liep terug naar het zusterhuis. Mila kwam met Loni naar buiten. Loni wilde per se het lijk van de priester zien. "Hij is doodgestoken." zei Sal in hun eigen taal. "Voor het oog van zijn parochianen. Hij kwam tussenbeiden toen enkele terroristen een vrouw wilden verkrachten." Toen de landrover een half uurtje later wegreed, stonden ze hem allemaal in totale verslagenheid na te kijken, Loni, Sal en Mila met de armen om elkaar heengeslagen. Ze bleven ook staan, toen de auto al verdwenen was, en de zusters en de priesters een voor een terug gedruppeld waren naar het zusterhuis. Alleen zuster Agnes, die eerst ook weg wilde lopen, kwam naar hen terug. "Loni," zei ze zacht. "Als je wilt kun je bij Mila en Sal blijven slapen, van nu af aan." Loni keek haar met haar betraande gezicht dankbaar aan. "Kom je spulletjes maar halen. Sal kan wel een bed uit het ziekenhuis halen, voor je." "Jaa..." fluisterde Loni zacht en dankbaar. * * * Mila's hoofd stond totaal niet naar werken. Ze was bezig met het prepareren van medicijnen voor een aantal zieken, maar ze vergiste zich herhaaldelijk en moest dan weer van voren af aan beginnen. Ze had een onaangenaam gevoel in haar maagstreek, als een voorteken van iets afschuwelijks dat hen te wachten stond. Het waren de berichten, die iedere dag angstaanjagender werden, over terroristische aktiviteiten, die alsmaar door haar hoofd spookten, al twee weken lang, sinds de lugubere moord op pater Smits. Ze had het pistool, dat pater Willems haar gegeven had, aan een haakje aan de muur hangen, zodat ze het zo kon grijpen als het nodig was, maar ze hoopte vurig dat het nooit nodig zou zijn. "ik kan geen mens doden." had ze gezegd, toen de priester haar het wapen had gegeven. "Ik ook niet." repliceerde hij beslist, "maar als het erop aankomt om zelf gedood te worden, zal ik, denk ik, toch niet aarzelen om eerst te schieten, zij het niet om te doden." Hij had ook Sal een geladen pistool gegeven, en hen allebei uitgelegd hoe de wapens werkten. "Hou zuster Maria in de gaten." had hij erbij gezegd, "want als je 't mij vraagt, is die nog steeds erg naief wat de politieke situatie hier betreft. Die terroristen deinzen nergens voor terug en hebben geen enkel respekt voor mensenlevens." Mila had haar hoofd geschud. "Nee, pater," had ze ernstig gezegd, "naief is zuster Maria allerminst. In tegendeel! Maar ze is wel in staat, net als pater Smits, om alle risico's te nemen om een ander te redden." Sinds ze pater Thijssen in het bos gevonden had, was ze niet meer te voet naar de dorpen geweest, maar met de jeep van pater Willems, die haar dan begeleidde met zijn pistool in zijn zak voor het grijpen. Het maakte haar depressief, omdat ze zich telkens opnieuw afvroeg wat voor zin het nog had dit werk voort te zetten, als het, wellicht zeer binnenkort, toch kapot zou worden gemaakt door bandieten, die vooral geen onderscheid maakten als het om blanken ging. Zij was zelf, met Sal en Loni, weliswaar niet blank, maar hoorde wel bij de missiepost, terwijl ze evenmin zwart waren, zoals de bevolking hier. En zelfs de bevolking was doodsbang voor de terroristen, die tot een geheel andere stam behoorden dan zij. Mgr Andreas had hen laten weten dat hij na het weekeinde enkele wagens zou sturen om de missiepost te evacueren, hoewel de autoriteiten hem hadden verzekerd dat ze voorlopig nog geen gevaar liepen. "De autoriteiten!" had pater Thijssen schamper gereageerd. "Alsof die ook maar een greintje notie hebben van wat er werkelijk aan de hand is! Het hele land staat in vuur en vlam," had hij gezegd, "en de autoriteiten zitten hoog en droog in hun airconditioned kantoren en villa's en drinken een glas en pissen een plas, en konkluderen dat er niets alarmerends aan de hand is." Ze betrapte zich erop dat ze alweer een ernstige fout had gemaakt. Dit ging niet goed! Als ze zo doorging zou ze zelf mensenlevens in gevaar brengen, van haar patiënten! Ze kon maar beter even iets anders gaan doen, besloot ze en stond op, met een gevoel van vermoeidheid en matheid over haar hele lichaam. Ze wilde net naar buiten lopen, toen ze opschrok omdat ze snelle voetstappen hoorde van blote voeten op de stenen vloer. Er kwam een jongen binnen rennen, zo te zien een jongen van de school van Loni. "Mevrouw dokter!" riep hij opgewonden. "Mevrouw dokter, zuster Maria is meegegaan met een meisje van een vreemde stam! Ze zei dat mevrouw dokter een ongeluk had!" Mila voelde zich ijskoud worden. Ze griste het pistool van de haak en zei bits: "Waarheen?" De jongen rende voor haar uit en wees het bos in, naar het smalle pad dat naar het noorden liep. Ze aarzelde geen moment en rende zo hard als ze kon het pad op, de richting in die de jongen had gewezen. Ze kende het pad, en wist dat het niet naar een dorp leidde. Haar hoofd was volkomen leeg. Er stond maar één ding voor haar vast: Loni redden! "Kleintje!" riep ze zo hard als ze maar kon, "Kleintje! waar ben je!" Maar er kwam geen antwoord. Ze Rende met haar lange benen door over het smalle bospad, terwijl het zweet in straaltjes over haar hele lichaam begon te gutsen, tot ze, na minstens een kilometer, in de verte een open plek zag en stemmen hoorde, die luguber lachten. Ze hield haar pas geen moment in, totdat ze de open plek had bereikt en één fraktie van een seconde totaal verlamd bleef staan. Er knapte iets in haar hoofd. Haar spieren spanden zich als die van een tijger die zich klaarmaakt om zijn prooi te bespringen. Ze richtte genadeloos haar pistool en vuurde. "God, nee!" gilde ze. Met haar linkerhand drukte ze het noodsignaal in haar gordel in en met de rechter richtte ze haar pistool op een tweede man. Ze had met haar eerste schot de man geraakt, die bezig was een ruwe stok in het geslachtsdeel van Loni te persen. Ze haalde andermaal genadeloos de trekker over. De tweede man, die als een bezetene met zijn voeten Loni overal trapte waar hij maar kon, sloeg zijn armen achterover en viel met een gil neer. De eerste man was ook gevallen maar kwam overeind en rende weg, een bloedspoor trekkend door het gras. De tweede kwam niet meer overeind. Toen ze de derde kogel afschoot, gingen er nog drie zo snel als ze konden vandoor, waarbij twee meisjes, het lichaam van de tweede man achter zich aanslepend. Loni lag geheel naakt op de ruwe, met keien en takken bezaaide grond, haar hele lichaam onder het bloed. Ze knielde bij haar neer. Haar hele wezen was op slag veranderd. Ze voelde zich ijskoud, maar volkomen bij haar positieven.In haar hoofd hamerde slechts één gedachte: "Nee, God. Dit had U niet mogen doen." Ze bande God op slag uit haar geest. Ze zou nooit meer iets te maken hebben met een God, die dit had toegestaan! Die God kon niet bestaan, of hij was een wrede, sadistische God. Zo voorzichtig als ze kon, verwijderde ze de ruwe stok uit de vagina van de mens waar ze het meest ter wereld van hield. Ze was bewusteloos, constateerde ze. Ze moest verbonden worden! Maar ze had haar tas met medische voorzieningen niet bij zich. Ze trok haar rok uit en met een nooit eerder gekende kracht, scheurde ze hem aan repen en begon het bebloede lichaam te verbinden. Haar ogen flitsten telkens op en neer, om te zien of de bandieten terug zouden komen. Ineens hoorde ze snelle voetstappen achter zich. Ze greep het pistool, keerde zich om en richtte, nu zonder de minste aarzeling bereid om te doden. Het was Sal. Hij bleef als aan de grond genageld staan. "God, nee!" fluisterde hij. "Hou die beesten van ons af!" kommandeerde Mila op ijzige toon. Hij keek haar aan en schrok nog erger. Dit was de oude Mila, van vroeger, of.... nog erger! Terwijl zijn ogen de omgeving afzochten, griste hij met zijn linkerhand het kommunikatie zendertje uit zijn gordel, gespte het om zijn pols en zei, met trillende stem: "Dit is Sal Kinir. Is er iemand onderweg hierheen?" Het antwoord kwam onmiddellijk. "Ja, ik, Fos Amin. Ik vlieg op topsnelheid. Wat is er gebeurd?" "Loni," zei hij hees, "de terroristen hebben Loni gemarteld!" en het laatste klonk meer als een droge snik. Mila zei helemaal niets. Ze werkte met vaste hand door. Ze scheurde ook haar bloes aan flarden om ook die als verband te gebruiken. Ze liet geen traan, terwijl Sal stond te trillen op zijn benen en alsmaar rondkeek en dan weer omhoog om te zien of de pendel nog niet kwam. Zijn hoofd duizelde en zijn hemd was drijfnat van het zweet, want vanaf het moment dat hij het noodsignaal had opgevangen had hij gerend als een bezetene. Het duurde zowat tien minuten, voor het toestel uit de hemel kwam vallen en vlak naast hen landde met de cabinedeur al open. "Help me." kommandeerde Mila met ijzeren stem. Ze tilden het gewonde lichaam van Loni op, terwijl Fos Amin een van de achterbanken achterover klapte om als bed te fungeren. Zo voorzichtig als ze konden legden ze het gemartelde meisje erop. "Ga terug naar de statie" kommandeerde Mila ijzig "en laat ze evacueren." en tegen Fos Amin kommandeerde ze: "Naar de maan!" Toen Sal uit de pendel sprong riep Fos hem na: "Krawi kan elk ogenblik vertrekken. Zet je baken aan." Even bleef hij staan, met zijn linkerhand zijn eigen baken aandrukkend, terwijl de pendel omhoog schoot. Hij schudde met zijn hoofd en herhaalde in zichzelf: 'God, nee! Laat haar leven!' en zette het weer op een lopen terug naar de missiepost. Hij had nog geen vijfhonderd meter afgelegd, toen hij de vlammenzee zag. "God, nee!" herhaalde hij nu met een schreeuw. 'Het ziekenhuis staat in brand!' Hij begon nog harder te rennen en toen hij de post bijna had bereikt, zag hij dat ook het zusterhuis en de kerk in lichterlaaien stonden. Hij hoorde hard gegil van een vrouwenstem die hij niet meteen herkende. Op hetzelfde moment sprongen er vier geüniformeerde zwarte mannen op hem af en grepen hem met ruwe hand beet. Zijn eerste impuls was om voor zijn leven te vechten, maar hij besefte meteen dat hij geen partij was voor deze vier tot vechtersbazen opgeleide mannen en verzette zich niet. Ze sleepten hem het open terrein op tussen de brandende gebouwen, en rukten zijn kleren van zijn lijf, die ze in een vuur gooiden, waar een hele stapel kleren lag te branden. Een van de terroristen rukte aan zijn gordel, maar kon hem niet los krijgen. Ook zijn communicator aan zijn pols probeerde de man eraf te trekken, maar ook dat lukte hem gelukkig niet. Ze sleepten hem naar een boom, trokken zijn armen achteruit en bonden zijn polsen samen achter de boom. Hij herinnerde zich wat pater Thijssen was overkomen en begreep onmiddellijk de bedoeling. Maar er was een vreemde rust over hem gedaald, met de wetenschap dat Krawi onderweg moest zijn en hij had een stille hoop, dat zijn communicatortje door het geruk eraan op zenden was geschakeld, zodat Krawi kon horen wat er gaande was. Hij keek rond om te zien wat er verder gebeurde en zijn hart kromp vol afgrijzen ineen. Het was zuster Hendrika die luidkeels en volslagen onbeheerst gilde en huilde. Ze was, net als de paters en zuster Agnes en zuster Theodora ook spiernaakt elk aan een boom gebonden. Een groepje van de barbaren was bezig droog takken van de bomen te hakken, en ze naar hen toe te slepen, met de kennelijke bedoeling levende fakkels van hen te maken. Een andere groep kwam uit het bos te voorschijn, met een stoet oude mannen, vrouwen en kinderen, die ze met hun geweren bijeen dreven op het open plein om als toeschouwers te fungeren bij hun lugubere werk. Pater Willems, die tussen zuster Theodora en zuster Hendrika aan een boom gebonden stond, bad hardop: "Heer, geef ons de kracht om dit lijden te doorstaan. Reken het hen niet aan, Heer, want ze weten niet wat ze doen." Pater Thijssen, die het verst van hem vandaan stond, keek woedend, maar zijn lippen bewogen in een stil gebed. Zuster Theodora stond met gebogen hoofd en huilde zacht. Zuster Agnes stond aan de boom naast hem en keek hem, weliswaar verwilderd, maar toch vragend aan. "Er is hulp op komst." zei hij, luid genoeg dat ze het allemaal konden horen. Hij voelde zich nu doodkalm en nam alles nauwkeurig in zich op. "Zuster Maria en Mila?" vroeg zuster Agnes met hese stem. "Al vertrokken." antwoordde hij. "Ze hebben Loni ernstig mishandeld." "God, nee toch!" riep zuster Agnes vertwijfeld uit. "Hulp?" vroeg pater Thijssen met een klank in zijn stem, die zijn ongeloof duidelijk uitsprak. "Alleen een wonder kan ons nog redden." voegde hij er verbitterd aan toe. "Echt waar," riep Sal terug. "Ze kan elk ogenblik hier zijn." Hij zag dat zuster Agnes haar ogen naar de hemel richtte. Zij had het begrepen. Zij was de enige die het kon begrijpen. "Hoe lang duurt 't?" vroeg ze. Er lag weer hoop in haar stem, die zijn heesheid van de panische angst van zo-even had verloren. "Misschien vijf minuten." antwoordde Sal. "Waar zou die hulp in Godsnaam vandaan moeten komen?" vroeg pater Thijssen met een klank in zijn stem alsof hij hem verweet hen voor de gek te willen houden. "Kijk omhoog!" riep Sal opgewonden uit. "Daar is ze!" De pendel kwam als een baksteen uit de hemel vallen en remde pas vlak boven de grond af. Hij zag dat het nummer één was. Hun belagers stoven verschrikt uiteen, toen de pendel zich weer pijlsnel in beweging zette, recht op een groepje rebellen af. Ook de dorpelingen stoven wild gillend het bos in. "Goed zo, Krawi!" riep Sal uit, helemaal buiten zichzelf van opwinding. Hij probeerde zich los te rukken, maar dat lukte hem niet. Zuster Hendrika was opgehouden met gillen en keek met wijdopen gesperde ogen en mond naar het vreemde ding, dat vlak boven de grond heen en weer schoot, de terroristen en dorpelingen als hazewinden het bos in jagend. "Wat is dat!" riep pater Thijssen totaal verbijsterd, hees uit. De pendel landde vlak voor hen en de deur schoof open. Sal zag hoe Krawi bliksemsnel uit de stuurstoel opsprong en naar achteren rende en begreep dat ze iets pakte om hen los te maken. Een moment later sprong ze naar buiten. Ze was gekleed in een witte short en een oranje bloesje en kwam naar hem toe met een vlijmscherp elektronisch schaartje in haar hand, dat ze uit de kast met medische hulpmiddelen achter in de pendel had gegrist. Ze sneed met een snelle beweging zijn touwen door. "Wouwe ze paasvuur van jullie gaan maken?" vroeg ze in het Nederlands, met de voor haar zo bekende boze toon in haar stem. Ze wachtte niet op antwoord maar spurtte naar zuster Agnes om haar te bevrijden. Sal was met één sprong in de pendel terwijl hij met bulderstem commandeerde: "Als de bliksem aan boord." Gelijktijdig drukte hij het baken in zijn gordel uit en controleerde snel of zijn communicatortje uit stond. "Neem jij de besturing over?" riep Krawi hem na. "Oké." riep hij ten antwoord en plofte in de stuurstoel neer en schakelde onmiddellijk de machinerie weer in en zette zijn voeten op de besturingspedalen. Hij zat nog nauwelijks toen zuster Agnes achter hem ook binnen stapte en met zijn ogen gericht op de omgeving buiten, klaar om in te grijpen als de bandieten mochten terugkomen, wees hij haar de rechter stoel naast zich. Uit zijn linker ooghoek zag hij echter, hoe zuster Agnes haar hand uitstak naar zuster Theodora, die op trillende benen ook binnenkwam, en hoe zuster Agnes haar in de linker stoel naast hem neerdrukte en haar veiligheidsriem uit de rechter stoelleuning liet springen. "Pater Thijssen." hoorde hij haar daarna bits zeggen en even opkijkend zag hij hoe de naakte priester stomverbaasd rondkijkend naar binnen kwam. Zuster Agnes had kennelijk haar eigen schaamtegevoel min of meer overwonnen, want ze pakte de magere priester bij zijn arm en wees hem de rechter achterstoel en schakelde ook bij hem de veiligheidsriem in toen hij perplex rondkijkend was gaan zitten. Pater Willems kwam ook op trillende benen binnen en zuster Agnes wees hem de middelste achterstoel en bediende ook voor hem het knopje van de veiligheidsriem. Sal's ogen flitsten ononderbroken over de instrumenten, projektieschermen en metertjes en naar buiten. Tot zijn schrik zag hij dat zuster Hendrika nog steeds volkomen verlamd van angst met haar rug tegen de boom stond, waaraan ze vastgebonden was geweest. Ook zuster Agnes zag het en wilde weer uitstappen maar juist op dat moment maakte Krawi korte metten met haar. Ze gaf de arme vrouw een fikse tik tegen haar wang, waarop de non weer hysterisch begon te huilen, maar zich wel, bevend over haar hele lichaam door Krawi naar de pendel en naar binnen liet leiden. Zuster Agnes kwam nu pas naast hem zitten en Krawi drukte zuster Hendrika in de enig overgebleven stoel en bevestigde de veiligheidsriem. "Wegwezen!" zei ze. "Ik hou me wel achterin vast. Sal had de deur al gesloten en terwijl de beide paters en zuster Theodora en zuster Hendrika in volkomen verbijstering toekeken, schakelde hij de voortstuwing in. "Meteorietscherm aan!" riep Krawi van achteren. "Ze gaan schieten." Ze gaf er zichzelf niet eens rekenschap van dat ze Nederlands bleef praten. Sal had het zelf al gezien en zijn hand schoot uit om het knopje in te drukken. De pendel suisde zacht sissend de hoogte in en de kogels van de terroristen ketsten af op de beveiliging. De brandende missie statie viel onder hen omlaag terwijl een groepje stomverbaasde zwarte gezichten hen nastaarde, met enkele geweren omhoog gericht. "Waarheen?" vroeg Sal, zuster Agnes aankijkend. Nu pas viel het hem op dat ze prachtig blond haar had en mooie, sterke borsten, maar hij had er geen aandacht voor. "Naar Mgr Andreas." antwoordde ze, op rustige toon. "Inderdaad," zei hij. "Dat lijkt me 't beste." Intussen was Pater Thijssen een beetje bijgekomen van zijn absolute verbijstering. Hij keek gefascineerd rond naar alle vreemde instrumenten, schermen, metertjes en tekens die hij nog nooit van zijn leven had gezien. "Ik snap er helemaal geen enen biet van," mompelde hij, "Maar ik zal God altijd dankbaar blijven voor die engel die uit de hemel is komen vallen." Krawi lachte schamper van achter uit de pendel. "Ik weet niet of U die kwalifikatie zou handhaven, als U mij beter kende." zei ze droog. Na nauwelijks twee minuten hing de pendel hoog recht boven de stad en dat alleen omdat Sal, vanwege de korte afstand, de snelheid laag had gehouden. Hij zoomde het beeld in op zijn scherm en vroeg zuster Agnes: "Waar is 't?" Ze boog zich naar hem toe en keek aandachtig op het scherm. Het kostte haar nogal wat moeite om vanuit de lucht de juiste plaats te bepalen, maar na ongeveer een minuut wees ze een gebouw aan, met een tuin erom heen. Hij zoomde nu dat gebouw in, en zag dat er in de tuin achter het huis net genoeg plaats was om te landen. "Bent U zeker? vroeg hij, haar indringend in haar blauwe ogen kijkend. Ze keek nogmaals aandachtig naar het vergrootte beeld en knikte. "Ja, heel zeker." antwoordde ze zonder enige twijfel in haar stem en volkomen rustig. "Krawi," zei hij. "jij stapt uit en gaat kleren halen voor de paters en de zusters." "Oké." zei Krawi terwijl de pendel recht omlaag viel en enkele ogenblikken later aan de grond stond. Sal drukte de deur open en Krawi sprong eruit, zeggend: "Wegwezen! Ik geef wel een gil als ik er weer ben." Hij keek haar even na en ineens viel het hem op dat ze haar prachtige zwarte sluikhaar had laten groeien en als een soort paardenstaart achter op haar rug had hangen, in haar hals samengebonden met een geel lintje. Hij sloot de deur en liet de pendel weer als een kogel recht omhoog schieten. "Waarom doet U dat?" vroeg Pater Tijssen stom verbaasd. Zijn nieuwsgierigheid begon het kennelijk te winnen van zijn verbijstering. "Ik begrijp er helemaal niks van." "Geen vragen stellen." zei zuster Agnes nogal nijdig. "U krijgt toch geen antwoord. Het enige wat van belang is, is dat we gered zijn." "Maar ik heb zo'n idee dat U de antwoorden weet." zei de pater een beetje nors. Pater Willems, die er uiteraard even weinig van begreep, zei geen woord. In zichzelf bad hij alleen maar, God dankend voor hun redding, hoe mysterieus die ook was. Zuster Hendrika was opgehouden met huilen en beefde alleen nog, terwijl ze beide handen angstvallig over haar vrouwelijkheid gedrukt hield. Zuster Theodora, naast Sal, zat met haar handen gevouwen in haar schoot, haar ogen gesloten en bad ook in zichzelf. Sal liet de pendel hangen op een zodanige hoogte, dat hij vanaf de grond in ieder geval niet zichtbaar kon zijn. Het wachten duurde ongeveer tien minuten, gedurende welke de pendel af en toe licht wiebelde en voortdurend een zacht sissend geluid maakte. Sal had zijn ogen ononderbroken op de schermen en alle andere instrumenten gericht. Op een geven ogenblik ging er een alarmsignaaltje, en zei een zachte computerstem in zijn eigen taal: "Vliegend object op nul graden." Hij liet het toestel nog wat verder opstijgen, en zag op een der projektieschermen ver beneden een vliegtuig passeren. "Wat was dat voor rare stem?" wilde pater Thijssen verbaasd weten, maar gelukkig klonk net op dat moment de glasheldere stem van Krawi uit de communicator die zei: "Oké, ik ben klaar om de naakten te kleden." Sal lachte wrang en stuurde de pendel op topsnelheid omlaag. "We komen eraan." zei hij zo rustig mogelijk. Hij besefte dat dit Krawi's manier was, om haar emoties de baas te blijven. De aarde kwam zo snel op hen af schieten, dat pater Thijssen verschrikt uitriep: "We vallen te pletter!" Zuster Agnes werd nu echt boos en zei geërgerd: "Hebt U na dit alles nu nog geen vertrouwen gekregen in meneer Sal?" Op dat moment remde Sal de pendel af en streek vlak naast Krawi neer en drukte de deur open. Ze stapte in met een stapeltje witte togen op de arm en deelde ze uit. Ze zag meteen dat zuster Hendrika niet in staat was hem zelf aan te krijgen, hielp de vrouw uit haar stoel, wierp de toog over haar hoofd, greep eerst haar linker arm om hem in de mouw te stoppen en daarna de rechter en knoopte de toog voor haar dicht. Hij was een beetje aan de krappe kant, zodat hij wat strak om haar lichaam sloot en hoezeer zij ook nog beduusd was van alles wat ze had meegemaakt, ze kon het toch niet laten daar nu een zurig gezicht om te trekken. "Niet over kniezen." bemoedigde Krawi haar. Ze had de bekrompenheid van de arme vrouw van het eerste moment af begrepen. "Als U binnen bent krijgt U andere kleren. Dit is alleen maar noodverband." en ze hielp de preutse non naar buiten. Zuster Agnes had met opzet gewacht tot alle anderen waren uitgestapt. Ze boog zich naar Sal en vroeg zacht: "Waar is Loni?" "Naar de maan." antwoordde Sal, "Met Mila. Wij gaan ook." "Laat je me weten..." vroeg de zuster zacht, met trillende lippen. Het was duidelijk dat ze de grootste moeite moest doen om niet in huilen uit te barsten. "Zo gauw mogelijk." antwoordde hij, gespte zijn communicatortje van zijn pols en overhandigde het haar."Bid voor haar." "Ik doe niets anders." antwoordde zuster Agnes de communicator gretig aannemend en een traan uit haar ogen pinkend. "Daarom ergerde pater Thijssen me zo met zijn geklets." Ze stapte uit en Krawi liet zich naast hem in de stoel ploffen, terwijl de pendel alweer omhoog schoot. "Ga je mee?" vroeg hij, zonder haar aan te kijken. "Wat dacht jij dan?" antwoordde ze bozig, haar prachtige lange haren met een ruk naar achteren smijtend. "Dat we die klus aan Mila alleen overlaten? Fos heeft een kort verslag gedaan toen ik onderweg was naar jullie. Mila is natuurlijk helemaal de kluts kwijt." "Erger dan dat." bevestigde hij, met een uitgesproken depressieve klank in zijn stem. "Ze is in opstand gekomen, tegen God, denk ik." "Dát kan ik me voorstellen, jongen." mompelde ze en legde even haar hand op zijn onderarm en kneep er bemoedigend in. Ze droeg haar communicator aan haar pols, bracht hem naar haar mond, schakelde het apparaatje in en zei: "Hallo Sterrenschans. Hoort iemand mij?" "Ja, Krawi, ik." zei de stem van Ena glashelder. "Wat is er gebeurd?" "Die barbaren waren bezig barbecue vlees van ze te maken." antwoordde Krawi vinnig. "Ik kwam net op tijd. We hebben de zusters en paters afgezet bij Mgr Andreas. Ik ben nu met Sal op weg naar de maan. Kun je voor mij het ziekenhuis bellen en zeggen dat ik voor zeer dringende familieaangelegenheden plotseling weg moest en niet weet wanneer ik terug kom?" "Doe ik." zei Ena. "Tar, Wanju en Luka willen ook komen. Wat denk je?" "Even wachten." adviseerde Krawi. "Maar laad wel vast een pendel vol voedsel en zo, dat ze dat meebrengen als ze komen. En kleren voor Sal, want die zit hier naast mij in zijn blote piemel." "En voor Mila." voegde Sal er met een wrang lachje aan toe, zijn gezicht naar de communicator van Krawi wendend. "We zijn alles kwijt." "Akkoord." antwoordde Ena. "Goeie reis." Krawi schakelde haar communicatortje uit en maakte haar veiligheidsgordel los om op te staan. "Kijk eens of er iets is wat ik zo lang kan aantrekken." zei Sal zonder op te kijken van zijn instrumenten. "Ik voel me niet prettig zo en dat is niet bevorderlijk voor mijn concentratievermogen evenmin als voor mijn gemoedsrust, die toch al onder zware druk staat." Krawi trok haar eigen short uit en reikte hem die aan. "Hier, doe dit maar aan, al zal ie wat te wijd zijn voor jouw platte billen. Ik was jou vergeten onder de te kleden naakten." Sal lachte niet, maar trok de short aan, terwijl Krawi zich in haar onderbroekje naar achteren begaf, zich aan de leuningen van de stoelen vasthoudend. Hij wist dat haar manier van uitdrukken niet als grap bedoeld was, maar om zichzelf niet door haar emoties te laten meeslepen. "Even kijken of er wat te drinken is." zei ze. "Je zult wel dorst hebben." "Ik ben uitgedroogd." erkende hij. De pendel had de dampkring verlaten en joeg op topsnelheid door de ijzige, lege ruimte in vrijwel rechte lijn naar de maan. * * * Mila zat kaarsrecht op haar stoel, haar handen in haar schoot gevouwen, haar benen en voeten tegen elkaar gedrukt, haar ogen ononderbroken gericht op het monitorpaneel voor haar, waarop ze kontinu alle gegevens kon aflezen: de hartslag, ademhaling, bloeddruk, hersenaktiviteit, spierbewegingen, zenuwimpulsen, bloed- en zuurstof verspreiding door het lichaam, opname en effekt van de medicijnen en voeding, nierwerking, enzovoort. Het was de middag van de tweede dag, na aankomst in het schip, en ze was nog geen sekonde van het bed van Loni in het monitor vertrek geweken en had nog geen traan gelaten. Ze merkte niet dat Tar Nilo was binnengekomen en haar observeerde. Haar gezicht was lang, ze had donkere wallen onder de ogen, haar lippen waren dun en naar binnen getrokken, alsof ze er konstant op beet. Haar haren stonden wild om haar hoofd. Het was duidelijk dat ze er in geen dagen meer een kam of borstel had doorgehaald. Ze was nog steeds alleen gekleed in haar broekje en beha, sinds ze haar bovenkleding aan flarden had gescheurd om als verband te dienen. Noch Sal, noch Krawi hadden haar ertoe kunnen krijgen iets anders aan te trekken. Op het tafeltje naast haar stond een bord eten, en een glas drinken, maar ze had het allemaal nauwelijks aangeraakt. Krawi had heel haar overtuigingskracht aangewend om haar zo ver te krijgen, dat ze een paar uur zou gaan slapen en de wake aan haar over zou laten, maar het had niet gebaat. Het enige wat ze Krawi had toegestaan, was haar te assisteren met de diagnose en het aanbrengen van alle monitorsensoren en de intraveneuze medicijn en voedingstoediening. Uiteindelijk was Krawi met Fos Amin teruggegaan naar de aarde, met kopieën bij zich van alle foto's en andere diagnose gegevens die ze samen hadden verzameld, om ze nader te gaan bestuderen. Eén ding stond al vast: Loni was verlamd vanaf haar middel en ze lag in coma. Tar was samen met Sanri en Latifu, Gwarnia en Tinda en Luka gekomen om Sal en Mila te assisteren, Sanri en Latifu voor de technische machinerie en Gwarnia en Tinda om de zuurstofvoorziening goed op gang te houden en voor eten en drinken te zorgen. Ze hadden een grote voorraad voedingsmiddelen en dranken meegebracht, evenals kleren voor Sal en Mila en voor zichzelf. Sal vooral, wist zich geen raad, had hij hen na hun aankomst huilend verteld. Hij was totaal overstuur. Mila was ongenaakbaar. Het verdriet, de intense smart straalde van heel haar wezen af en ze was niet bereid ook maar naar iemand te luisteren. Ze moest inmiddels uitgeput zijn, en als ze zo doorging, zou ze zelf ook instorten. Maar ze begrepen wel allemaal waarom Mila zo reageerde. "We zijn allemaal verslagen." had Tar hem gezegd. "Iedereen is op de hoogte en iedereen wil niets liever dan onmiddellijk hierheen komen, om bij Loni te zijn. Ook zuster Agnes. Krawi heeft kontakt met haar gehad." "Gelukkig." zei Sal snotterend. "Ik had het haar beloofd, maar ben 't helemaal vergeten. En ik heb haar nog wel mijn communicatortje gegeven." "Dat wist Krawi." antwoordde Tar geruststellend. "Die heeft ze gebruikt." Tar kuchte en deed een stap naar voren. Mila keek geschrokken op. Haar gezicht verstrakte tot een grimas van weerzin. "Wat doe jij hier?" siste ze tussen haar dichtgeknepen lippen door. "Ik wil hier geen priester van God zien." Heel even voelde hij zich gekrent, maar herstelde zich onmiddellijk. Hij keek naar Loni, die geheel lag ingebed in sensoren en intraveneuze naalden. Maar dat was niet wat zijn aandacht het meest trok. Het gezicht van hun leidstertje, dat magnetiseerde hem. Ze was bleek en haar ogen waren gesloten, maar om haar mond lag onmiskenbaar iets van een trieste glimlach. Er was geen spoor op te bekennen van enige vorm van haat of afkeer. Hij zei zacht: "Ik ben nog geen priester, Mila, maar ik wordt het wel. God zal je je opstandigheid vergeven, omdat ze voortkomt uit je imense liefde voor Loni." "Als God bestaat, zal ik Hem voor de rest van mijn leven haten." beet Mila met intens venijn terug. "Ga weg! Ik wil je niet zien." Hij draaide zich om, maar bedacht zich en keek op de monitorschermen en metertjes. Hij grifte alle gegevens in zijn geheugen en verliet het vertrek, dat men in aardse ziekenhuizen zou hebben aangeduid als de 'Intensive care' afdeling. Het vertrek kwam uit op de gang tussen de consultatiekamers en de vertrekken met medische apparatuur en voorraden, waar hij zoveel jaren lang gewend was geweest, dagelijks uren door te brengen. Hij liep naar het computerpaneel en voerde bliksemsnel de gegevens in, die hij in zijn hoofd had geprent. Hij bad dat hij zich niet zou vergissen. Een seconde later verscheen de uitslag op het scherm voor hem, en hij haalde ietsje opgelucht adem. Hij sloot de computer af en liep terug naar de gemeenschapszaal, waar de anderen gelaten en in stilte bij elkaar zaten. Luka zat van een leescomputertje een boek te lezen. Sanri en Sal baden, zag hij. Van de anderen kon hij dat niet met zekerheid vaststellen. Gwarnia had haar hoofd op haar armen op tafel liggen en Tinda leunde, onderuitgezakt achterover in haar stoel. Ze keken allemaal vragend naar hem op, toen hij binnenkwam. Hij ging zitten en zei: "De enige die Mila kan redden is Loni." "Als ze bijkomt." zei Sanri wanhopig. "Ze komt bij." garandeerde Tar beslist. "Ik weet niet hoe lang het nog zal duren, maar ze komt bij. Ik heb de monitor gegevens gekontroleerd met het diagnose programma, dat een projektie geeft van de verwachte ontwikkeling. Ze komt bij, maar haar onderlichaam zal verlamd blijven." Sal kon zich niet beheersen. Hoewel hij die laatste diagnose al kende, barstte hij weer in snikken uit. Sanri stond op en sloeg haar armen om hem heen en trok zijn gezicht tegen haar schouder. "Je moet flink zijn, Sal, jongen. We gaan met z'n allen vechten om Loni èn Mila er weer bovenop te krijgen. Krawi heeft gezegd dat ze al haar tijd gaat besteden om alles te bestuderen wat nodig is, om Loni weer helemaal gezond te maken." "Ik ook." zei Luka zacht. "Ik neem de neurologische kant voor mijn rekening en Krawi de micro-chirurgische." Ze liet het leescomputertje zien en vervolgde: "Ik zit al druk te studeren." "Maar jullie hebben niet gezien wat er met haar gebeurd is, ik wel; en je kunt niet garanderen dat het zal lukken." snotterde Sal, trachtend zich te herstellen. "Nee, dat kan niemand." erkende Luka mistroostig. "Maar we kunnen wel allemaal bidden," zei Tar, "Dat God jullie de kracht, het doorzettingsvermogen en de intelligentie zal geven om te slagen." "God is geen Deus ex machina." citeerde Sal pater Thijssen met verstikte stem. "Dat is waar." gaf Tar Nilo toe. "Maar ik heb niet gezegd dat we moeten bidden dat God een wonder moet doen." "Mila heeft God verworpen omdat Hij geen wonder heeft gedaan." snotterde Sal. "Mila's wanhoop is, wat Teilhard de Chardin heeft genoemd: een paroxisme van in het nauw gedreven hoop , maar in haar geval is het in het nauw gedreven geloof." antwoordde Tar "en Loni zal haar redden." Sal maakte zich los uit de omhelzing van Sanri en keek haar dankbaar aan. Daarna keek hij Tar aan en zei, rustiger nu: "Ik denk dat je daar gelijk in hebt." * * * Haar hoofd bonsde en tolde. er schoot een wirwar van sterretjes wild voor haar ogen heen en weer, die in de verte uiteenspatten. De hele wereld deinde op en neer en helde soms gevaarlijk over dan weer naar de ene, dan weer naar de andere kant, zodat ze bang was te vallen. Ze probeerde zich vast te grijpen, maar haar vingers kluwden zich alleen in de zachte stof, waarop ze lag. Er zaten OVERAL dingetjes op haar lichaam, aan haar hoofd, onder haar borsten, aan haar polsen en enkels en naalden in armen en benen. Ze had geen notie van waar ze was, of wat er gebeurd was. Ze werd blijkbaar wakker uit een diepe slaap. Ze probeerde haar hoofd te bewegen, maar dat ging niet, het zat vast, ergens tussen. Ze probeerde haar rechterbeen op te trekken, maar er kwam geen beweging in. Het leek wel gevoelloos. Ze probeerde haar armen te bewegen. Dat ging wel, maar ze zaten vast, niet strak, maar wel vast. Ze voelde geen pijn, maar wel een vreemd, onbestemde PRIKKELING over haar hele lichaam. Wat was er toch gebeurd? Mila had haar geroepen, herinnerde ze zich. Heel in de verte had ze Mila horen roepen: "Klleintje!....Kleintje!..." maar ze had niet meer kunnen antwoorden. Ze was bewusteloos geraakt onder de barbaarse mishandeling waaraan ze werd onderworpen! Ze had nog gebeden herinnerde ze zich ook: GodD, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen.', dat had ze gebeden, wist ze zeker. Ineens wist ze alles weer! Ze was in een val gelokt, door een meisje van een vreemde stam, die had gezegd dat Mila een ongeluk had. Ze had geen moment geaarzeld, en was achter het meisje aan het bos in gerend. De hele walgelijke mishandeling kwam haar weer voor de geest en ze huiverde. Ze opende haar ogen en keek verbaasd rond. Die metalen wanden.....! Hun schip! Ze was aan boord van hun schip, op de maan! Hoe was ze daar gekomen? Ze draaide haar ogen naar rechts en zag Mila zitten. Ze schrok hevig. Het gezicht van Mila was één verwrongen masker van pijn en smart en uitputting. Ze moest Mila helpen! Mila had haar hulp nodig, dringend nodig! "Mila...." fluisterde ze, nauwelijks hoorbaar. Mila reageerde als een krachtig gespannen veer die plotseling losschoot. Ze sprong op van haar stoel, viel er weer op neer, keerde zich naar jet bed en riep met een schorre snik: "Kleintje!" op hetzelfde moment barstten haar traanklieren open en liepen de tranen wild over haar gezicht. Ze begon onbedaarlijk te snikken, boog zich naar haar toe en fluisterde, wel tien keer achtereen: "Kleintje.....Kleintje.... Kleintje." Haar hele LICHAAM schokte en beefde volslagen ongekontroleerd. Haar vingers klauwden zich vast aan de rand van het bed, anders zou ze onherroepelijk van haar stoel zijn gevallen. Ze huilde heel haar opgekropte spanning, angst en smart onbedaarlijk uit. "Mila...." fluisterde ze weer, nu met een beetje stemgeluid erbij. "stil maar Mila, alles komt goed. God zal ons helpen." "Waarom heeft God jou niet geholpen?" snikte Mila wild, "Waarom heeft Hij het niet voorkomen? Waarom heeft Hij dat toegestaan? Ik wil niets meer met God te maken hebben! Hij had dit niet mogen toestaan!" Ze huilde wild, en was niet in staat zichzelf te beheersen. "Mila...." zei ze zacht. Haar stem was terug aan het komen. "Mila, wie zijn wij, dat God voor ons een wonder moet doen?" Ze keek naar het gezicht van haar hartsvriendin, dat kletsnat was van de tranen, maar het masker van zo-even was gevallen, en vervangen door haar werkelijke uitdrukking van immens verdriet en ... imense liefde. "Mila." vervolgde ze zacht. "Ik denk dat God net zo hard huilt als jij, en zichzelf geweld zal hebben aangedaan om niet in te grijpen." Ze hadden geen van beiden gemerkt dat Luka was binnen gekomen en doodstil met haar rug tegen de deur stond te wachten, met een eigenaardige glimlach om haar lippen. Heel voorzichtig, om geen enkel geluid te maken, opende ze de deur weer, schoof geluidloos naar buiten, sloot hem, uiterst voorzichtig en rende als een halve wilde, door haar krachtige passen bijna met haar hoofd tegen het plafond botsend, vanwege het lage maangewicht, naar de gemeenschapszaal. "Ze is bijgekomen!" gilde ze buiten zichzelf "en Mila is gered!" Ze plofte op een stoel neer en barstte in snikken uit van vreugde. Ze kwamen allemaal om haar heen staan en Tar sloeg zijn arm om haar schouders. "Rustig, nou toch." zei hij teder, "Zo heb ik je nog nooit gekend." Luka hijgde en huilde en lachte en snotterde: "Zo heb ik mezelf ook nog nooit gekend." "Mogen we naar haar toe?" vroeg Sanri dringend. "Nee, wacht, niet doen," snotterde Luka, al haar best doend zichzelf te beheersen. "We wachten vijf minuten, dan gaan Sal en Tar en ik naar ze toe. Sal moet Mila naar bed zien te krijgen en wij zullen Loni verzorgen en dan mogen jullie komen." Ze veegde haar gezicht af en lachte: "Ik ben zo mateloos blij." Ze stond op en slikte haar tranen in, keek op haar horloge en zei: "Laten we maar gaan." Uiterst voorzichtig opende ze de deur van het monitor vertrek en keek naar binnen. Mila was rustiger geworden. Ze had haar hoofd naast dat van Loni op het kussen liggen en ze hoorden Loni heel zacht zeggen: "Mila, hoe lang heb je hier gezeten?" "Ik weet 't niet." antwoordde Mila gesmoord. "Je bent doodmoe, lieve schat." zei Loni vol tederheid. Luka wenkte Sal en Tar om haar te volgen. Ze ging naar de andere kant van het bed, boog zich over Loni heen en zei teder: "Dag Loni, er is nog nooit zoveel voor iemand gebeden als voor jou." "Luka..." zei Loni, fluisterend. "Ben jij ook hier?" Sal sloeg zijn arm om Mila heen en boog zich naar Loni toe. "Kleintje." zei hij zacht. "Er is ook nog nooit zoveel om iemand gehuild als om jou." "Sal," fluisterde ze en haar gezicht vertoonde een brede glimlach. "Sal, stop Mila in bed, Ze is doodmoe." "Ja, Kleintje." zei Sal met een prop in zijn keel. "Kom, Mila," zei hij teder. "Tar en Luka zullen voor Loni zorgen. Jij kunt nu eindelijk gaan slapen. Jouw taak is volbracht." Trillend op haar benen liet Mila zich door Sal het vertrek uit geleiden. * * * Ze lag weer in haar oude bed, in het vroegere vertrek van Mon Urla. Alleen stond het bed van Mila er niet meer naast, tenminste, sinds een dag of drie. In plaats daarvan stond haar spiksplinternieuwe rolstoel naast het bed. Het had haar heel wat overredingskracht gekost om Mila zo ver te krijgen dat ze eindelijk weer bij Sal ging slapen. Toen ze haar naar dit vertrek hadden verhuisd, had ze er bij Sal op aangedrongen zijn bed er ook bij te zetten, maar dat had hij pertinent geweigerd. "Nee, Kleintje," had hij gelachen. "zo zijn wij niet getrouwd. Zo gauw jij ver genoeg bent opgeknapt komt Mila weer bij mij. Ik ben bezig hiernaast, het oude observatorium van Mon Urla te ontruimen om daarin onze intrek te nemen." Ze had die dag voor het eerst in haar rolstoel rondgereden, onder het toeziend oog van Mila, Sal, Sanri, Latifu, Gwarnia, Tinda, Wanju en Deni. Wanju en Deni waren gekomen om Tar en Luka af te lossen, die hoog nodig terug moesten naar de aarde om hun studie te vervolgen. Wanju en Deni hadden, behalve een grote voorraad voedsel en andere zaken, ook een rolstoel meegebracht, die Sal, Sanri en Latifu hadden omgebouwd tot een meesterwerkje van elektronisch vernuft. Met twee kleine schakelpaneeltjes vlak voor de leuningen, waar ze haar handen op kon leggen, kon ze met dat ding bij wijze van spreken lezen en schrijven. Ze kon er zelfs trappen mee op en af, al vergde dat nog enige oefening. Ze was er wild enthousiast over. Het mooiste was, vond ze, dat ze er zelf mee in en uit haar bed kon komen. De hele rolstoel klapte dan horizontaal uit op de hoogte van haar bed en met een druk op een knopje helde het vlak en kon ze zo in bed rollen. En om er weer in te komen, kon ze haar bed licht laten hellen, om, eenmaal op de rolstoel liggend, hem met een druk op een ander knopje weer te veranderen in stoel. Alleen baden kon ze zichzelf nog niet, maar dat zou nog wel komen. 'Kalmpjes aan', zei ze vaak tegen zichzelf en soms tegen Mila, 'alles heeft zijn tijd nodig.' Haar menselijke behoeftes kon ze wel al zelf doen. Dat was een fantastische uitvinding van Sanri geweest en eigenlijk de eenvoud zelf. Ze had zich, tot ieders verbazing, zeer snel aangepast aan haar handicap. Dat was aanvankelijk alles behalve makkelijk geweest, al hadden de anderen dat niet gemerkt. Alleen Mila en Sal wisten van haar huilbuien, toen ze haar verteld hadden dat ze vanaf haar middel verlamd was. Maar het was juist Mila geweest, die haar er snel overheen had geholpen, niet door haar te troosten, maar omdat Mila er veel zwaarder onder leed dan zijzelf. Toen had ze besloten Mila te helpen, door zichzelf geestelijk boven de ramp uit te tillen en de gevolgen te aanvaarden, niet als een noodlot, maar als een nieuwe uitdaging. Mila had herhaaldelijk de vraag gesteld "Waarom?" en telkens opnieuw had zij gezegd dat die vraag geen zin had. De enige vraag die zin had was: "wat nu?" en daar zocht ze zelf een antwoord op. Als ze ver genoeg was opgeknapt, en de rolstoel volledig had leren beheersen, had Mila gezegd, zouden ze terug gaan naar de aarde. Dat was voor haar voorlopig de droom, het verlokkelijke vooruitzicht waar ze naar toe leefde. Dan zou ze op de Sterrenschans heerlijk kunnen rondrijden, tussen de boomgaarden en korenvelden, en naar de koeien kijken, en de kippen te eten geven, en meehelpen om de technische installaties die ze er hadden aangebracht te onderhouden en verbeteren. Ze had wel een paar ideeën, waar ze nooit eerder aan gedacht had, omdat nu eenmaal haar vurigste wens was geweest om religieuse te worden. Religieuse..... religieuse.... haar roeping..... Was ze haar roeping al vergeten....? Was ze er niet heilig van overtuigd geweest, dat Gods bedoeling met haar de verspreiding van de Blijde Boodschap van Christus was? De blijde boodschap brengen aan mensen die hem nog niet kenden? Was ze daarom niet dolgelukkig geweest, toen ze, ondanks dat ze nog lang niet klaar was met haar voorbereiding voor haar intrede in het klooster, al mee mocht naar de Afrikaanse missie? Wilde ze die roeping dan opgeven? Maar hoe zou ze, altijd gekluisterd aan een rolstoel, tenminste, tenzij Krawi en Luka erin zouden slagen uiteindelijk de verlamming van haar onderlichaam op te heffen. Hoe moest zij in een rolstoel haar roeping weer opvatten, om Gods woord te brengen aan mensen die het niet kenden? Mensen die het niet kenden.....! Ze was niet in staat de impuls te weerstaan om de communicator in te drukken en opgewonden te roepen: "Mila, Sal!" Nog geen drie sekonden later kwamen Mila en Sal binnen rennen, Mila geheel ontkleed, alsof ze uit de badcel kwam en Sal nog in korte broek, maar met ontbloot bovenlijf, alsof hij nog een of ander klusje aan het opknappen was geweest. "Wat is er, Kleintje?" riep Mila geschrokken uit. "Ach, neem me niet kwalijk." zei Loni weer breed lachend. "Ik heb jullie de stuipen op het lijf gejaagd. Er is niets. 'T Enige is, dat ik lag na te denken, over de toekomst, over hoe ik heerlijk in mijn rolstoel over de Sterrenschans in de vrije natuur zou kunnen rondrijden. En toen bedacht ik ineens, dat het mijn roeping was om God te dienen, om Gods woord te brengen aan mensen die het niet kennen. En toen, Mila, Sal, toen flitste er iets door mijn hoofd, als een bliksemschicht, zoals Sint Paulus werd getroffen door een bliksem om vervolgens de meest overtuigde en zichzelf volkomen wegcijferende verspreider te worden van de boodschap van Christus. In die ene flits, Mila, Sal, vroeg ik mij af, wie ooit de blijde boodschap zal brengen aan mijn moeder, mijn vader, mijn broers en zusters, mijn ooms en tantes, mijn neven en nichten, als ik het niet doe." Mila duwde de rolstoel aan de kant, greep een andere stoel, trok hem naast het bed en viel erin neer. Sal bleef staan en keek verbijsterd op haar neer. Het bleef zeker twee minuten doodstil. Toen zei Mila hees: "Je bedoelt..... je bedoelt... dat we .... terug moeten naar Urda...." Sal greep zich vast aan het voeteneind van haar bed, alsof hij wankelde. Zijn mond zakte open, sloot zich weer en hij streek met zijn rechterhand door zijn haren, zodat ze, in plaats van netter, helemaal in de war kwamen te zitten. "Besef je wel," zei hij uiteindelijk met schorre stem, "wat dat betekent?" "Weer twintig jaar door het heelal dolen...." fluisterde Mila en greep haar hand beet, als om de trilling van haar eigen hand te onderdrukken. Loni bleef even stil. Haar hoofd liep om van allerlei gedachten tegelijk, die ze niet kon ordenen. Het duizelde haarzelf ook. Na bijna een volle minuut antwoordde ze zacht: "Christus is aan het kruis gestorven om de mensheid te verlossen van alle kwaad, om de universele liefde voor eeuwig veilig te stellen. Het was Zijn lijden, dat het geluk aan de mensheid heeft gebracht. Het geluk,..... dat in het kruis besloten ligt. 'Moest dan de Christus dit alles niet lijden?'" citeerde zij de eigen woorden van Christus aan de Emmausgangers. "Moesten wij niet door lijden tot geluk komen? Moeten onze moeders, onze vaders, onze broers en zusters, onze ooms en tantes, onze neven en nichten niet door het lijden het geluk ontdekken?" Ze zweeg, omdat de implicatie van haar eigen woorden, die spontaan in haar geest opwelden, haar zelf overweldigde. "Je bedoelt....." begon Mila hoofdschuddend en nog steeds met lichtelijke hese stem, "je bedoelt dat God ons die weg op stuurt?" "Ach," zei Loni, relativerend. "Laten we zeggen, dat het op onze weg lag, om door de gebeurtenissen die wij hebben ervaren, een geheel andere weg op te worden gestuurd, dan wij ooit hadden kunnen dromen." Sal liep weg en trok ook een stoel naar haar bed en plofte erin neer, zette zijn ellebogen op de leuningen en liet zijn kin in zijn handen zakken. "Weer twintig jaar door het heelal reizen...." zuchtte hij duidelijk nog niet in staat het idee te verwerken en met grote tegenzin. "Besef je wel hoe oud we zullen zijn als we aankomen.... àls we ooit aankomen!" "Ja, dat besef ik." zei Loni ernstig. "Maar ik maak me sterk dat jij en ik, en Sanri en Latifu en Malisu en Ionu met z'n zessen misschien in staat zijn de tijdreductie op te voeren, misschien tot het dubbele, zodat we geen twintig, maar tien jaar nodig hebben, plus de tijd van voorbereiding, die zeker ook een paar jaar in beslag zal nemen." Sal knikte. "Maar zullen ze wel willen?" vroeg Mila vertwijfeld. "We vragen 't ze." besliste Loni. "Zoals ik het nu aan jullie vraag: willen jullie meegaan?" Mila keek Sal heel indringend aan, alsof ze probeerde zijn gedachten te lezen. Toen zei ze: "Waar jij gaat gaan wij." "We zeggen nog niets." zei Loni zacht. Ze voelde zich ineens helemaal opgelucht, alsof er een zware last van haar schouders was gevallen. "Als ik wat verder opgeknapt ben, roepen we een bijeenkomst uit, hier, aan boord, zodat ze allemaal goed beseffen wat het inhoudt. En iedereen is vrij om te beslissen niet mee te gaan, jullie ook." "Klets geen onzin!" zei Mila boos. "Waar jij gaat gaan wij en daarmee uit." Ze stond op en keek op haar neer. Loni keek naar haar en lachte. "Moet je nou toch kijken!" riep ze kwasi geschokt uit. "schaam je je niet, bloterik!" Mila en Sal schoten allebei in een hartelijke lach. Mila tekende een kruisje op haar voorhoofd en zei: "Zuster Hendrika heeft toch wel invloed op je gehad, hè?" "'n Mens moet zich aanpassen aan de cultuur waarin je leeft, nietwaar?" lachte Loni breed. "Zeker," lachte Mila, "zeer zeker, maar hier aan boord geldt onze cultuur. En Om te zorgen dat je nu lekker gaat slapen, zal ik je een geheimpje verklappen." "O, wat is dat?" vroeg ze nieuwsgierig. "Volgende week komt zuster Agnes je opzoeken." "Ach!" riep ze wild enthousiast uit. "Dat is de fijnste verrassing die je me had kunnen bezorgen." * * * Ze had de rolstoel tot dezelfde hoogte laten zakken als de stoel waarin zuster Agnes zat, zodat ze vlak naast elkaar zaten. Ze had zuster Agnes al een demonstratie gegeven, van alle 'capriolen', zoals ze dat zelf noemde, die ze met haar rolstoel kon uithalen. Ze vertelde haar, hoe Gwarnia en Tinda de vorige dag de schrik van hun leven hadden gekregen, toen ze haar met de rolstoel de trap af hadden zien komen, de agro-bio ruimte op. "Ze kwamen als gekken op me af rennen." lachte Loni. "maar voor ze bij me waren, was ik al beneden." Ze sloeg haar arm om zuster Agnes heen en trok haar naar zich toe. zuster Agnes lachte een beetje verlegen en tegelijk blij. Ze had verschrikkelijk gehuild, toen ze na aankomst Loni had gezien in haar rolstoel. Maar het was Loni zelf die haar heel snel over haar verdriet heen had geholpen en nu naast haar zittend, haar haar volle vriendschap en liefde schonk, die ze altijd zo had gewaardeerd in haar. "Ik ben dolgelukkig dat je gekomen bent." zei Loni met een brede lach op haar stralende gezicht. "Ik had al veel eerder willen komen," antwoordde zuster Agnes, "maar die 'beeldschone dame' die ons kwam redden in haar 'vliegende schotel' bezwoer me om toch vooral even te wachten, tot je voldoende opgeknapt zou zijn." "'beeldschone dame' " vroeg Loni verbaasd, "wie bedoel je?" "Zo noemde pater Willems Krawi." lachte zuster Agnes. "Vertel eens," moedigde Loni haar aan. "Ik heb het verhaal zo'n beetje gehoord, maar het fijne weet ik er niet van." "We werden plotseling overvallen," zei zuster Agnes, waarbij de schrik en angst van toen weer op haar gezicht te lezen was. "Ze waren met een hele groep, allemaal geüniformeerd en met wapens. Ze staken alles in brand, en voor we beseften wat er gebeurde, trokken ze ons alle kleren uit en bonden ons aan bomen vast." "Ach arm!" zei Loni, "wat zal zuster Hendrika zich doodgeschaamd hebben!" Zuster Agnes lachte een beetje triest bij de herinnering. "Ja," gaf ze toe, "die werd helemaal hysterisch. Die is er nog steeds van overtuigd dat haar gelofte van kuisheid is gebroken. Toen Sal kwam en ook gepakt werd, zei hij dat er redding onderweg was. Maar ik was de enige die dat begreep. Pater Thijssen was oer vervelend. Die wilde alsmaar weten wat die pendel van jullie voor een ding was. Hij bleef bij Mgr Andreas maar doorzeuren om te weten te komen wie ons gered had. Mgr Adnreas suggereerde naar buiten toe te verklaren dat we waren opgepikt door een helicopter. Pater Thijssen lachte daarop nogal onaangenaam en schamper, waarop voor het eerst pater Willems zijn mond open deed en zei: 'Jan, wat wil je nou eigenlijk. Wil je aan de wereldpers kond gaan doen van het feit dat je gered bent door een beeldschone dame in een vliegende schotel? Dan kun je ervan verzekerd zijn dat je in ieder geval de boulevardpers haalt, en dat alle serieuse mensen je voor gek zullen verklaren. Ik weet ook niet, wie meneer Kinir, en dokter Mila en zuster Maria, en die mooie dame zijn, of waar ze vandaan komen, en degenen die dat wel weten, willen het duidelijk geheim houden. Laten we dat respekteren en God op onze blote knieën danken dát we gered zijn.' 'En wat zeggen we dan wel?' vroeg pater Thijssen stug. 'Dat er, als door een wonder, toevallig een onbekende helicopter over kwam, waarvan de bemanning zag wat er gaande was, dat die ons gered hebben en bij de bisschop hebben afgezet en met onbekende bestemming zijn doorgevlogen.' zei pater Willems, en daar hebben we het op gehouden." "Pater Thijssen is een eigenzinnig mannetje, hè?" bevestigde Loni. "Vooral omdat hij in de gaten had, dat ik er meer van wist." gaf zuster Agnes toe. "Nou ja," zei Loni, schouder ophalend. "Ik kan me dat best voorstellen. Maar goed, het is voorbij. Het was een vreselijke ramp. Ze hebben mij op een afschuwelijke manier mishandeld. En toch.... uit de rampspoed wordt soms iets goeds geboren." "Het verbaast mij," zei zuster Agnes, "dat jij helemaal niet verbitterd bent." "Waar zou ik verbitterd over moeten zijn?" vroeg Loni zacht. "Nou ja," zei zuster Agnes onzeker. "neem zuster Hendrika, die kan geen zwarte meer zien of ze raakt in paniek." "Zuster Hendrika is een simpel mens." konkludeerde Loni. "Het heeft niets te maken met zwarten, of blanken, of bruinen of wat voor kleur of ras of natie ook. Ik weet niet al te veel van de geschiedenis van de aarde, maar zoveel is mij wel duidelijk, dat waar onrecht bestreden wordt, altijd radikalisme ontstaat en in die radikale groepen krijgen met name sadisten de kans om zich te buiten te gaan. Was dat ook niet zo in de Tweede Wereldoorlog, in de tachtigjarige oorlog van Nederland, in de oorlog in Vietnam, en ga zo maar door?" Zuster Agnes knikte heftig bevestigend. "Dat zei Mgr Andreas ook." zei ze. "Die zei ook: 'wees voorzichtig dat je als gevolg van deze afschuwelijke ervaring niet de afrikanen gaat discrimineren.' Maar bij zuster Hendrika was dat aan dovemansoren gericht." "Zuster Hendrika denkt in stereotypen en dogma's." erkende ze berustend. "Dat kun je haar niet kwalijk nemen. Zo is ze opgevoed, en ze mist de intelligentie om er bovenuit te stijgen. Daar is ze beslist de enige niet in, en het is evenmin een kwestie van opleiding. Voor haar bestaat het religieuse zijn uit het strikt naleven van onwrikbare regels en normen." "Ik vrees," zei zuster Agnes ernstig, "dat dat voor heel veel religieuzen geldt." "Ik heb de laatste tijd heel veel nagedacht," vervolgde Loni. " ook over mijn kloosterroeping. En één ding staat al voor mij vast, als ik religieuse wordt, is het niet onder de naam 'zuster Maria' maar onder mijn eigen naam, 'zuster Loni', zo heet ik, dat is de naam die mijn moeder mij gegeven heeft, en daar ben ik trots op, hoewel ik haar niet ken." "Eigenlijk heb je gelijk." zei zuster Agnes. "Ikzelf ben ook nooit echt tevreden geweest met mijn kloosternaam. Maar toen ik intrad, werd het min of meer als een verplichting ervaren dat je de naam van een of andere heilige koos, die je vereerde, al was je eigen naam nog zo mooi." "Hoe heet je dan?" vroeg Loni nieuwsgierig. "Cristina," antwoordde de non, "maar thuis noemden ze me altijd 'Cristi'." "Dat is een prachtige naam!" riep Loni verrast uit. "Cristi, dat betekent 'van Christus' wat wil je nog meer. Van nu af aan noem ik je Zuster Cristi en geen zuster Agnes meer." Zuster Agnes lachte tegelijk een beetje verlegen en blij. "Jij mag dat doen." zei ze hartelijk. "Per slot van rekening heb ik er altijd moeite mee gehad om jou 'zuster Maria' te noemen. Dat paste helemaal niet bij jou." "Maar er is nog iets." vervolgde Loni met een geheimzinnig lachje om haar lippen. "Ik wil dat je je kap afdoet. Ik wil je haren zien, en je oren, en je hals." en ze trok zelf aan de sluier om hem van haar hoofd af te krijgen. "Nee, nee!" riep zuster Agnes geschrokken uit. "Dat kun je niet doen!" "Waarom niet?" vroeg Loni glimlachend. "Wat heb je te verbergen voor mij? Het zijn toch niet je kleren die je religieuse maken?" Haar religieuse vriendin keek haar een beetje verbouwereerd aan, begon te lachen en deed haar kap en sluier af. "Je hebt eigenlijk groot gelijk." gaf ze toe. Loni streelde met haar vingers door haar kortgeknipte blonde haren. Op dat moment kwam ook Mila binnen, met een blad met glazen drank en koekjes en riep verrast uit: "O, wat mooi!" Loni lachte en zei tegen Mila: "Ik heb haar gedwongen de kap af te doen, want ik had nooit haar mooie blonde haren gezien. De enige die die gezien heeft was Sal, inclusief haar schaamharen." Zuster Agnes bloosde van oor tot oor en wist niet waar ze het zoeken moest. "Foei, Loni! Waarom moet je zuster Agnes zo verlegen maken?" riep Mila berispend uit. Loni lachte hartelijk en zei: "Omdat ik zo veel van haar hou dat ik haar wil pesten." Ze sloeg beide armen om zuster Agnes heen, trok haar gezicht tegen zich aan, gaf haar een zoen en zei: "Maak je geen zorgen, Christi, De onreinheid van een menselijk naakt schuilt niet in het naakt zelf maar in de ogen van de toeschouwer, en de toeschouwer in jouw geval had niets onreins in zijn ogen. In tegendeel. Hij had wel wat anders aan z'n kop. En dat is gelijk het bewijs dat het verbergen van je lichaam een omkering van waarden is. Ik heb er lang moeite mee gehad te begrijpen waarom religieuzen zich zo totaal moesten inpakken. Het is de zaken op z'n kop zetten. Niet het verbergen van je lijf maakt je rein, maar de aandacht die je eraan schenkt in je hoofd, in je gedachten, in je hart, in je gevoelens, in je houding, in je verlangens, ongeacht de kleren die je al dan niet draagt. Als je geest niet op je lijf gericht is, zelfs zonder dat je je er wezenlijk van bewust bent, dan ben je rein, zonder het te weten. Ik denk dat er geen heiligen bestaan, die weten dat ze heilig zijn en geen kuisen die weten dat ze kuis zijn." Mila zette het blad voor hen op tafel en zei gelukkig lachend: "Ik hoor 't al. Jullie hebben dingen te bespreken, waar geen andere oren bij horen." en ze verliet snel het vertrek. "Ik denk dat je gelijk hebt." gaf zuster Agnes/Cristie toe. "Toen ik in de pendel stapte, had ik geen schaamtegevoel meer, en hielp de anderen in hun stoelen en ging zelf naast Sal zitten om hem te helpen het huis van Mrg Andreas te vinden." "Schaamte is het bewuste besef dat je object bent." zei Loni ernstig, met haar hoofd knikkend. "en op dat moment had je het besef dat je géén object was, voor niemand." Ze boog zich voorover om de glazen te pakken, maar zuster Agnes kwam snel tussenbeiden. "Nee, laat mij dat doen." zei ze bezorgd. "Nee, Cristi." antwoordde Loni ernstig. "Dat laat ik jou niet doen. Ik kan een heleboel dingen niet meer doen, maar wat ik wel kan, wil ik ook zelf doen. " "Je hebt gelijk." gaf zuster Agnes verontschuldigend toe. "Wij, zogenaamde valide mensen willen altijd gehandicapten met te veel zorg omringen. En ik denk dat dat niet alleen geldt ten aanzien van gehandicapten, maar ook ten aanzien van de opvoeding van kinderen en zelfs.... om je eerlijk de waarheid te zeggen.... ten aanzien van de verspreiding van het woord van God. De kerk wil alsmaar blijven beleren in plaats van samen met de geloofsgemeenschap te leren, zoals zuster Hendrika jou alsmaar wilde beleren hoe jij je als non had te gedragen." "Hoe weet jij dat?" vroeg ze een tikkeltje verrast. "Ik heb 't je nooit verteld." "Dat deed zij zelf wel." zei zuster Agnes. "Ze kwam me vaak verontwaardigd vertellen dat jij weer eens iets had gedaan, wat niet bij een non paste." "Ach, wat schattig!" riep Loni uit en lachte hartelijk. "Maar goed, nu we het toch hebben over de verspreiding van het woord van God, zal ik maar meteen de koe bij de horens vatten. Ik heb een opdracht voor jou, Cristi." Zuster Agnes keek haar nieuwsgierig aan. "Jij moet voor mij naar Sibirna en Sarnu gaan en hen vertellen dat we binnenkort een bijeenkomst hebben hier, in het schip. We hebben alle anderen al uitgenodigd, maar ze weten geen van allen waarover het gaat. Ze gaan van de veronderstelling uit dat het om een reünie gaat. Alleen Mila, Sal en ik weten het en jij mag het niemand vertellen dan alleen Sibirna en Sarnu." "Je maakt me echt nieuwsgierig." zei zuster Agnes. "Wij willen terug." zei Loni botweg. "Terug?" vroeg zuster Agnes niet begrijpend. "Naar Afrika?" Loni lachte. "Ja, daar zou ik heel graag weer naar toe willen, want daar ben ik erg gelukkig geweest en ik heb mijn taak daar niet af kunnen maken." "Dat weet ik nog zo net niet." onderbrak zuster Agnes/Cristi haar. "Pater Thijssen en pater Willems zijn onder militaire begeleiding gaan kijken. Alles was platgebrand en zal van de grond af opnieuw moeten worden opgebouwd. Maar, alle dorpelingen hebben vooral naar jou gevraagd en het dorpshoofd heeft gezegd: 'zeg tegen zuster Maria dat haar werk nooit verloren zal gaan. Zeg haar, dat haar leven zal veranderen en dat de taak die voor haar ligt nog veel groter zal zijn dan wat ze hier heeft gedaan.' We hebben ons allemaal nogal over die woorden verbaasd, want we weten niet wat hij bedoelt en hij kon het zelf ook niet uitleggen, zei hij." Loni keek haar geïntrigeerd aan, met half open mond van verbazing. "Heeft hij dat gezegd? Vreemd, heel vreemd...." Ze streek met haar rechterhand door haar haren en keek even zwijgend voor zich. "Hij is een wijze man, weet je, Cristi." zei ze toen. " Ik heb vaak versteld gestaan van wat hij zei. Het lijkt wel of hij helderziende is." "Helderziende?" vroeg zuster Agnes/Cristi verrast. "Hoezo helderziende?" "Ik heb je straks gezegd, dat soms uit de rampspoed iets goeds geboren wordt. Het is de laatste ramp, die mij is overkomen, die mij op het spoor heeft gezet van mijn ware roeping. Ik wil terug naar mijn moeder, en mijn vader, als die nog leven, en naar mijn broers en zusters, als ik die heb, want dat weet ik niet, en naar mijn ooms en tantes en neven en nichten, naar het volk waar ik uit geboren ben, om ze ook het woord van God te brengen." Zuster Agnes' mond viel open en ze sperde haar ogen open en ze fluisterde: "Terug, naar jullie eigen wereld van herkomst?" Loni knikte. Zuster Agnes leunde voorover en fluisterde andermaal: Mag ik mee?" Nu was het Loni's beurt om haar aardse vriendin met open mond verbijsterd aan te staren. Ze leunde ongelovig achteruit in haar rolstoel. "Meen je dat echt, Cristi?" vroeg ze, met lichtelijk hese stem. "ja...." zei zuster Agnes, nog steeds fluisterend. Loni kwam een beetje bij van de verrassing en besloot: "Luister, Cristi. Denk er eerst nog een tijdje rustig over na. Bedenk dat het een reis van vele jaren gaat worden, opgesloten in een kunstmatig wereldje. Bedenk, dat je de aarde, je familie, je vrienden en kennissen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit meer terug zult zien. Maar als je, na dat alles heel goed overwogen te hebben, het toch weer zult vragen, zal ik de eerste zijn, die jou met open armen zal opnemen. Dan vormen we hier aan boord een kleine kloostergemeenschap. Als Sibirna en Sarnu ook meegaan, zijn we met z'n vieren. Maar één ding zeg ik nu al: onze kloostergemeenschap hier aan boord, zal zich niet afscheiden van alle anderen door bizarre kledij en ander uiterlijk vertoon, dat met wezenlijke religiositeit geen fluit te maken heeft." "Als je me andere kleren geeft, trek ik ze nu al aan." lachte zuster Agnes hartelijk. "En jij wordt moeder overste, hè." "Geen denken aan." zei Loni ernstig. "Geen moeder overste, maar een democratische gemeenschap, waarin de beslissingen samen worden genomen, en het eigen geweten te allen tijde soeverein is over opgelegde regels, met één uitzondering: de liefde, die gaat alles te boven. Met andere woorden, als Sibirna en Sarnu een contemplatief leven willen leiden, ook hier aan boord, zijn ze vrij om dat te doen." Zuster Agnes knikte. "Wat moet ik ze zeggen?" vroeg ze. "Wat ik jou nu gezegd heb. Dat wij terug willen, dat wil zeggen, ikzelf, Mila en Sal, om de blijde boodschap van Christus aan ons eigen volk te gaan brengen. Dat, als ze mee willen, ze naar de bijeenkomst moeten komen, maar niet mogen zeggen waarover die bijeenkomst gaat, tot de vraag, tijdens die bijeenkomst wordt gesteld. " "mag ik ook bij die bijeenkomst komen?" vroeg zuster Agnes met een smekende toon in haar stem. "Dat mag wel." zei Loni, "maar we zullen de hele tijd onze eigen taal spreken." "Die moet je me leren, als ik meega." zei zuster Agnes. "Natuurlijk." lachte Loni. "ik zal net zo veel tijd aan jou besteden, als jij aan mij hebt besteed." "Maar ik betwijfel of ik zo'n goeie leerlinge zal zijn, als jij was." glimlachte zuster Agnes. "Och, Cristi, we zullen alle tijd hebben. Als het een beetje meezit, slagen wij erin om de tijdreductie op te voeren tot het dubbele, maar dan nog duurt de reis minstens tien jaar, de voorbereidingen niet meegerekend." "Is er veel voor te bereiden?" vroeg zuster Agnes, nieuwsgierig. "Heel veel." antwoordde Loni ernstig. "Dit is een ouwe schuit, die al zeker dertig aardse jaren geleden gebouwd moet zijn. De hele machinerie moet grondig nagekeken worden, en waar nodig hersteld of zelfs vernieuwd. De zuurstof en voedselproduktie moet helemaal op de helling, om ons, laten we zeggen, minimaal vijftien jaar in leven te houden. Onze computers en computer programmatuur moet grondig gereviseerd worden en de navigatie is al een groot probleem op zich. Urda is veertig lichtjaren hier vandaan. Dat is, om eens een oer-hollandse uitdrukking te gebruiken, die eigenlijk niet in de mond van een non past, geen kattepis." "Maar zuster Ingenieuse kan alles repareren." lachte zuster Agnes. * * * Loni klapte in haar handen om een einde te maken aan het vrolijke gepraat en gelach. De tafels stonden vol met flessen wijn en glazen en fruit en gebak en snoepgoed en allerlei snacks die ze hadden meegebracht van de aarde. Iedereen had iets anders aangedragen, vooral typische dingen van de plaatsen op aarde, waar ze zich bevonden. Het weerzien was voor de meesten een uiterst emotionele gebeurtenis geweest. Ze waren van heinde en ver op aarde gekomen. Nog en Weni waren opgehaald in Chili, waar ze werkzaam waren op een sterrenwacht in het Andesgebergte. Krona en Legani hadden het erop gewaagd zelf met een vliegtuig helemaal uit Indonesië naar Nederland te vliegen. Ze waren al meer dan een jaar betrokken bij een geologisch onderzoek op een eiland dat Borneo heette en over de schoonheid waarvan ze maar niet uitgepraat raakten. Ionu was zelf met de trein uit Parijs gekomen, waar zij verbonden was aan een beroemd modehuis. Ze zag er zelf ook uit als een prinses. Toch bleek al gauw dat ze haar technische achtergrond ook niet verloochende. Ze liet trots de papieren zien van een patent op een nieuw soort naaimachine. "Het kon natuurlijk nog veel eenvoudiger," zei ze, "maar we hebben afgesproken dat we alleen aardse systemen verbeteren, nietwaar?" Malissa was uit Amerika gekomen, ook op eigen gelegenheid met een vliegtuig. Ze had daar een kongres bijgewoond over elektronika en moest nogal meewarig lachen over de patserige dikdoenerij van sommige aardse ingenieurs. "Toch waren er ook wel interessante dingen bij," vertelde ze, "waar wij nooit aan gedacht hebben, zoals hulpmiddelen voor gehandicapten." Ze hadden geen van allen ook maar één moment geaarzeld toen het verzoek hen had bereikt voor de reünie op de maan. In tegendeel. Ze vonden eigenlijk stuk voor stuk, dat het veel eerder had moeten gebeuren. "Jongens en meisjes!" riep Loni, boven het geleidelijk afzwakkende gepraat en gelach uit. "Het wordt tijd dat we aan onze agenda beginnen." "Agenda?" vroeg Lasu met een ironisch lachje. "Hebben we een agenda?" "Ik heb een agenda," antwoordde Loni, zittend in haar rolstoel tussen Mila en zuster Agnes, die zich nu door iedereen Cristi liet noemen en niet langer gekleed was in haar habijt, maar in een eenvoudige, stemmige, beige jurk, zonder enige opsmuk. Loni moest nog in zichzelf lachen, over haar aankomst, samen met Sibirna en Sarnu en Krawi, Luka en Tar Nilo. Ze was met aardse spierkracht uit de pendel gestapt en gelijk weer omhoog gezweefd, door het lage maangewicht, waarbij haar jurk opfladderde tot ver boven haar knieën. Ze had verschrikt de jurk met beide handen weer omlaag proberen te trekken, waardoor ze bijna haar evenwicht verloor en Loni het uitschaterde van plezier, om haar vervolgens uitbundig in haar armen te sluiten. "Je bent gemeen," zei zuster Agnes-Cristi. "Eerst dwing je me mijn habijt aan de kapstok te hangen en nou lach je me uit." Loni streelde door haar blonde haren, die ze kennelijk had laten groeien en in een eenvoudig kapsel had opgemaakt. "Wat zie je er mooi uit!" zei ze vol oprechte bewondering. "pas maar op, dat niemand verliefd op je wordt." Ook Sibirna en Sarnu waren in eenvoudige, stemmige kleren gestoken, zonder enige opsmuk of opmaak. Na hun aankomst had Krawi opgemerkt: "Laat die nonnen zich maar samen terugtrekken, dan hoeven wij ons tenminste niet in te houden uit angst dat we ze sjokkeren." "Pas maar op dat de nonnen jou dadelijk niet gaan sjokkeren." had Sibirna gelachen. Sarnu en Sibirna zaten naast zuster Agnes-Cristi. Ze hadden inderdaad na hun aankomst gevieren een lang gesprek gehad in het vertrek van Loni. "Deze reünie is niet alleen bijeengeroepen voor de gezelligheid." zei Loni ernstig. "Maar over het eerste en wat mij betreft het belangrijkste agendapunt ga ik niet zelf een uiteenzetting geven. Ik heb Sibirna gevraagd dat te doen. Sibirna, ga je gang." Sibirna keek de grote kring ernstig rond. Aan het eind van de tafels, zat, zoals vroeger, Tar Nilo, die over een maand tot priester zou worden gewijd. Ze keek hem speciaal aan en glimlachte. "Ons aller Loni," zei Sibirna, "- tot voor kort zuster Maria geheten - heeft mij gedwongen jullie een zeer bijzondere en heel moeilijke vraag voor te leggen." Sarnu, die naast zuster Agnes-Cristi zat, fluisterde haar een simultaanvertaling in haar oor van wat er gezegd werd. " Maar laat ik eerst het volgende zeggen:" vervolgde Sibirna. "Vorige week nog, waren zowel Sarnu als ik er heilig van overtuigd, dat wij deze week onze eeuwige professie zouden doen en definitief intreden in de kloosterorde, waar wij de laatste jaren erg gelukkig zijn geweest. Wij hadden geen van beiden ook maar de minste twijfel en bereidden ons in meditatie en gebed voor op de grote plechtigheid. Mijn kloosternaam was tot gisteren 'zuster Theofila' en die van Sarnu 'zuster Filothea'. Dat betekent beide hetzelfde: 'minnares van God'. De achterliggende bedoeling daarvan is niet gewijzigd. Wat wel gewijzigd is, is de beslissing om definitief in te treden. Op het moment dat wij die beslissing moesten nemen werden wij bezocht door een gezante van boven, in de persoon van zuster Cristi, die tot voor kort nog 'zuster Agnes' heette. " Ze keek naar de blonde non die verlegen naar de tafel voor haar staarde. Ze had de woorden van Sibirna volledig begrepen, dankzij de vertaling van Sarnu. "Van boven, zei ik," lachte Sibirna, "en hoewel dat boven niet de hemel, maar de maan was, ben ik er toch heilig van overtuigd, dat de gezante van Loni tevens de gezante van God was. " Ze zweeg even en nam een slok water. "In het klooster, waarin wij waren ingetreden, heerste een vrijwel ononderbroken stilte. Er werd alleen gepraat als het absoluut noodzakelijk was. Al onze tijd was gewijd aan contemplatie, meditatie en gebed. Contemplatie en meditatie vooral over het lijden van onze verlosser, Jezus Christus. Daarbij werden wij herhaaldelijk geconfronteerd met de term 'crux felix', het gelukkige kruis, dat wil zeggen: het kruis dat de mensheid het geluk van de verlossing heeft gebracht. Is dat, in wezen in het klein ook niet onder ons gebeurd? Zijn wij niet bevrijd door het eerste lijden van Loni? En nu is Loni ten tweede male slachtoffer geworden van een afgrijselijke mishandeling, die ons allen tot in het diepst van onze zielen heeft beroerd. Ik weet zeker, dat jullie, stuk voor stuk, net als Sarnu en ik, nachtenlange huilbuien hebben gehad en niets liever hadden gedaan dan onmiddellijk hierheen komen om bij haar te zijn. Haar eerste lijden heeft ons leven totaal veranderd. Het licht scheen in onze duisternis, en op aarde ontdekten wij dat het het ware licht was." Ze zweeg weer even en keek iedereen één voor één aan alsof ze in hun ogen bij voorbaat het antwoord zocht op de vraag die komen ging. "Ook de tweede marteling, die Loni heeft ondergaan, kan niet nalaten ons leven op een totaal nieuw en onvermoed spoor te zetten. Zoals ik al zei, zouden Sarnu en ik deze week definitief intreden in het klooster. Zouden, want na het gesprek met de gezante van Loni, Cristi, hebben wij geen moment geaarzeld en zijn uitgetreden." "Waat!" riepen enkele stemmen stomverbaasd. "Nou ja, uitgetreden...." merkte Sarnu op, "We willen wel religieuse blijven, maar op een andere manier." Ze vertaalde haar eigen woorden onmiddellijk daarna voor Cristi. "Inderdaad, op een andere manier." herhaalde Sibirna. "hier, aan boord." De gezichten drukten een en al verbazing uit, zelfs dat van Tar Nilo. "Wat is er gebeurd?" vroeg Sibirna zichzelf."Toen Loni wist dat ze voor de rest van haar leven waarschijnlijk verlamd zou zijn, dacht ze na over haar roeping, haar vurige wens om de blijde boodschap van Christus te brengen aan mensen die hem niet kennen. En als in een flits bedacht ze toen dat er niemand was, die Gods woord bracht aan onze vaders en moeders, onze broers en zusters, onze ooms en tantes, onze neven en nichten, in één woord, aan het volk van Urda." Haar woorden sloegen in als een bom. Het leek alsof iedereen de adem inhield. Alle ogen flitsten heen en weer zoekend naar de reaktie van elk der anderen. Sibirna nam andermaal een slok water en zei zacht: "Wie geeft aan onze vaders en moeders, onze broers en zusters, onze ooms en tantes, onze neven en nichten, in één woord, aan het volk van Urda getuigenis van het licht als wij het niet doen?" Het bleef doodstil. Iedereen was tot het uiterste gespannen. Niemand raakte meer zijn glas of wat ook aan. Sommigen klemden hun handen aan de rand van de tafel. Tenslotte zei Krawi als eerste, met volslagen hese stem: "Besef je wel.... wat dat betekent?" Loni glimlachte. Ze boog zich voorover, gaf Sibirna een teken om te zwijgen en legde haar handen plat op tafel en zei: "Wij beseffen het ten volle. Sal en ik zijn al bezig geweest te bezien of we de tijdreductie kunnen verdubbelen. Maar dan nog duurt de reis minstens tien jaar. En daarom wil ik heel duidelijk zijn: iedereen is volmaakt vrij te beslissen niet mee te gaan. Wij zullen geen greintje minder houden van degene die dat beslist. Je hoeft ook niet nu al te beslissen. Denk er rustig over na." Tot haar verrassing was het Trewi, die haar hand opstak, wel lichtelijk trillen, zag ze, maar met de kennelijke bedoeling direkt te reageren. "Zeg het maar, Trewi." zei Loni ernstig. Trewi's stem, die altijd al zacht was geweest, en hoger dan die van alle anderen, klonk nu nog zachter en nog hoger, met een diepe ontroering erin. Ze zei: "Achterblijven op aarde, zonder jullie allemaal, zou voor mij een geestelijke amputatie betekenen, die mij honderd keer ernstiger gehandicapt zou maken dan jij nu bent, Loni. Ik zou een geestelijk wrak worden. Ik ben een onafscheidelijk deel van jullie en jullie van mij. De aarde heeft ons veel moois gegeven, ook naast de liefde, naast de Godsdienst. Maar hoe ik het ook wendt of keer, ik blijf een vreemde in die prachtige vreemde wereld. Ik denk dat dat niet alleen voor mij geldt. Ik ben, vorig jaar, een tijdje smoor verliefd geweest op een jonge dirigent, een fantastische musicus en een fijne man. Maar toen ook hij meer dan normale aandacht aan mij ging schenken, schrok ik terug. In de gesprekken die wij samen hadden, moest ik steeds omzichtig zijn, alsmaar erop uit om mijn waarheid te verdoezelen, alsmaar oppervlakkig blijven, en mijn werkelijke gevoelens en gedachten en zelfs mijn kennis voor hem verbergen. Ik denk dat wij die ervaring allemaal hebben, minder ingrijpend als in mijn geval, misschien, maar toch.... Ik moest met hem breken, omdat ik nooit in staat zou zijn mijn waarheid volledig aan hem te onthullen. Toen wist ik, - en het heeft aan een kant een diepe wond in mijn hart achtergelaten en aan de andere kant mijn hart weer doen opbloeien - toen wist ik één ding met vrijwel absolute zekerheid: dat mijn lot onverbrekelijk verbonden bleef met dat van jullie, allemaal. En dus: ...." ze zweeg even en vervolgde toen, nu weliswaar met krachtiger stemgeluid, maar tegelijkertijd met een gesmoorde snik van geluk: "waar jullie gaan ga ik." en de tranen begonnen wild over haar wangen te biggelen, terwijl haar gezicht tegelijk straalde van blijdschap. Loni keek haar diep ontroerd aan. Tijdens de woorden van Trewi was haar gezicht langzaam veranderd in een stralende glimlach van intense liefde, maar ze zei niets, ze keek de kring rond om de reakties van de anderen te zien. "Ik sluit mij geheel bij de laatste woorden van de vorige spreekster aan." zei Tar Nilo zacht en nuchter, alsof hij een vanzelfsprekendheid uitdrukte. "Ik ga natuurlijk mee, opdat ik getuigenis kan geven van het licht. Dat is mijn roeping en mijn levensdoel." Het gezicht van Krawi was langzaam veranderd. De aanvankelijke verbijstering had plaats gemaakt voor een ondeugend lachje. Haar lange haren hingen over haar rechter schouder en met een korte beweging van haar hoofd, smeet ze die naar achteren. "kunnen wij de zorg voor Loni alleen aan Mila toevertrouwen?" vroeg ze aan Luka, die naast haar zat. "Natuurlijk niet." zei Luka op haar lispelende toon, met het bij haar zo typerende ironische glimlachje om de lippen. Ze schudde haar hoofd. "Wij moeten wel mee, of we willen of niet." Dat brak de spanning. Wanju, die tegenover Krawi zat, lachte schamper en zei doodleuk: "Zie je wel, die twee hebben al een aardige klap van de aardse artsen molen meegekregen! Die denken ook al dat ze halve Godjes zijn! Wat denk je wel? Ik ben er ook nog en Deni ook, want als ik zo naar haar gezicht kijk, zie ik weinig twijfel." "Deni?" vroeg Loni zacht. "Is dat waar?" "Waaron stel je de vraag nog?" glimlachte Deni. "Denk je dat ik me van jullie laat amputeren?" "Dank je, Deni," antwoordde Loni ontroerd. "En breng veel boeken mee, want er zal heel wat vertaald moeten worden. En Trewi, breng veel muziekinstrumenten mee, zodat we een symfonie orkest kunnen samenstellen." Trewi, die haar gelukstranen had weggeveegd, glunderde over haar hele gezicht. Deni merkte op: "Dan moet jij helpen een vertaalprogramma te maken, en iemand zal oud-Hebreeuws moeten leren voor de bijbelvertaling." "Daar ben ik al mee bezig," reageerde Tar. "en ook met Aramees." Weni Libu stak haar hand op en toen Loni instemmend naar haar knikte zei ze: "Nog en ik moeten wel een vertrek krijgen dat groot genoeg is om een kinderbedje bij te zetten!" "Waat!" riep iedereen tegelijk en verschillende van de meiden vlogen op van hun stoel en renden naar Weni toe, inclusief Sibirna. "Laat zien!" riep Sibirna wild enthousiast uit en trok zonder blikken of blozen Weni's jurk omhoog om haar buik te bekijken. "Wat wordt 't?" vroeg ze. Zuster Agnes/Cristi sloeg zowat dubbel van het lachen, toen Sarnu de consternatie voor haar had vertaald. Ze was niet alleen diep ontroerd over de manier waarop haar buitenaardse vrienden reageerden, maar voelde zich helemaal opgenomen in een ongelooflijke liefdesgemeenschap. "Dat weet ik nog niet." lachte Weni gelukkig. "Dat zullen onze billenkijkers moeten gaan uitzoeken." Toen de herrie was bedaard, en iedereen weer op zijn plaats was gaan zitten, zei Fos Amin nuchter: "Ena en ik moeten ook wel mee! Wij kunnen het niet aan Gwarnia en Tinda alleen overlaten om de boel in leven te houden, want Trewi zal het veel te druk hebben met muziek maken." "Hé, hé!" riep Sarnu verontwaardigd uit. "Tel ik niet meer mee?" "O, gut!" riep Ena geschrokken uit, haar hand voor haar mond slaand en tegelijk Fos een por gevend. "We hebben helemaal niet aan onze non gedacht!" "Dat heb je ervan, als je buiten de wereld treedt!" merkte Krawi kwasi sarkastisch op. "Wat buiten de wereld?" riep Sarnu verbolgen uit. "Juist midden in de wereld, om te bidden voor halve wilden als Krawi, dat ze op het goede pad blijven!" Krawi schaterde van het lachen en Loni begon verwoed tegen een glas te tikken om iedereen weer tot stilte te manen. "Maar Gwarnia en Tinda hebben nog niet gezegd dat ze ook meegaan." zei ze , naar de beide jonge vrouwen kijkend. "Gwarnia, wat zeg jij? Of denk je er liever nog even over na? Dat mag gerust, hoor." "Waar jij gaat ga ik." antwoordde Gwarnia zonder aarzeling. "Trouwens, het is gewoon onze plicht, denk ik." "Nogmaals," herhaalde Loni liefdevol en gelukkig, "niemand mag zich gedwongen voelen. Wie meegaat moet dat geheel uit vrije wil doen." Ze richtte haar ogen op Tinda, en zei: "Tinda?" "Natuurlijk." antwoordde ze. "Oost west, thuis best, zegt het spreekwoord, en ons thuis is bij elkaar. En onze wereld is Urda en wij zijn het aan ons volk verplicht dat wij hen brengen wat wij hebben gevonden: de voor hen onbekende God." "Ik denk dat dat een heel wijs woord is." zei Loni ontroerd. "Weni en ik moeten trouwens de navigatie wel voor onze rekening nemen, want dat kun je toch niet aan een contemplatieve non overlaten!" zei Nog Arli met een knipoog naar Sibirna. "Anders hebben we een goeie kans, dat we voortijdig in de hemel belanden, in plaats van op Urda." Er klonk een klaterend gelach op. De aanvankelijke verbijstering had plaats gemaakt voor wild enthousiasme. Loni tikte maar weer eens tegen haar glas om stilte en zei blij: "En nou eerst alle anderen, nogmaals, iedereen is vrij er eerst rustig over na te denken en te beslissen niet mee te gaan. Lasu, wil jij al antwoorden?" "Zeker," zei Lasu beslist. "Nog hoeft niet bang te zijn dat hij het alleen moet doen. Ik heb een soortgelijke ervaring gehad als Trewi. Alleen, bij mij ging het verder. Het was in Griekenland. Ik heb een studie gemaakt van de wetenschapsfilosofie en geschiedenis van de wetenschap en daarbij stuitte ik bij toeval op de legende van Atlantis, waarvan ik half en half vermoedde dat die iets te maken heeft met het zogenaamde eilandenrijk Atelanous, waarover op Urda sprake is. Trouwens, ik weet niet of jullie het al hebben ontdekt, maar onze taal is heel in de verte verwant aan het klassieke Grieks." "Klopt!" riep Latifu opgetogen uit. "En aan het Armeens en Indo-Iraans." " Over de Atlantis legende ben ik niet veel wijzer geworden." vervolgde Lasu, de enthousiaste opmerking van Latifu negerend. "Het is een hoop fantasie, met misschien een kern van waarheid. Maar goed, ik besloot, toen ik er heilig van overtuigd was dat mijn vriend mij begreep, om hem de waarheid te vertellen. Het werd een regelrechte ramp. Eerst deed hij of hij het geloofde en de volgende dag nam hij mij mee om een zogenaamde goede vriend van hem te ontmoeten. Toen hij mij bij die goede vriend had binnen gebracht, verdween hij hals over kop en ik konstateerde dat ik mij in de spreekkamer van een psychiater bevond. Ik heb de goede man hartelijk bedankt voor zijn belangstelling en gelijk rechtsomkeer gemaakt, ben de straat op gerend en heb een taxi genomen, voor mijn vriend mij kon tegenhouden. Dat was het einde. Nee, Loni, wij zijn niet wezenlijk vrij om achter te blijven. Wie achterblijft op aarde, kan een leven tegemoet zien van totale eenzaamheid. Dat wil niet zeggen, dat mijn beslissing om mee te gaan een keuze tussen twee kwaden is. In tegendeel. Wij moeten terug. Het is onze plicht, zoals Gwarnia en Tinda al hebben gezegd, geboren uit de liefde voor God, voor elkaar en voor ons eigen volk." Er volgde een algemeen applaus, dat Loni kippenvel gaf en haar de tranen in de ogen deed springen. Ze keek naar Sanri, die naast Lasu zat. Ze glimlachte en knikte. "Ja, Loni." zei ze vol overgave. "Ik stond naast jou en probeerde je te steunen, de avond van de waanzinnige opdracht van Mon Urla. Ik heb aan je bed zitten janken als een kind, na je marteling door Mon Urla. Ik heb nachtenlang niet geslapen, toen het bericht kwam van je mishandeling in Afrika. Ik blijf bij jou. Afgezien van het feit dat het gewoon onze plicht is, kan ik mij niet voorstellen dat ik jou, dat ik jullie allemaal nooit meer terug zou zien. Dat is toch volstrekt ondenkbaar!" "Ik sluit mij geheel bij de vorige spreekster aan." zei Ionu ernstig. Direkt daarop echter verscheen er een glimlach op haar gezicht en ze vervolgde: "Bovendienmnoet ik wel mee, om kinderkleertjes te ontwerpen en maken. We hebben drie echtparen en in tien jaar tijds kan er heel wat gebeuren!" "We forceren niks." lachte Mila. Loni keek Malisu aan, die ondeugend glimlachte. "Ik hoor ook bij de harem van Sal, dus zal ik mee moeten." lachte ze met een knipoog naar Sal. "Wat, wat, wat!" riep Mila kwasi gebelgd uit. "Geen harems meer aan boord! Wat denk je wel? Zoek je ruzie?" "Maak je geen zorgen, Mila." zei Tar, waarbij hij duidelijk moeite had zijn gezicht in een ernstige plooi te houden. "Ik zal er persoonlijk op toezien dat de Tien Geboden strikt worden nageleefd." "O, maar het zevende gebod is alleen gericht tot mannen!" repliceerde Malisu. Tijdens het gelach dat volgde, keek Loni Krona aan, die heftig knikte. "De aarde is mooi." zei ze, toen ze zich verstaanbaar kon maken. "Ik heb er veel geleerd en ben er gelukkig geweest, maar ik zou doodongelukkig zijn, als ik zonder jullie achterbleef." "Ik ook." zei Legani eenvoudig. "En daar heb ik niets aan toe te voegen, dan alleen dit: er zijn wel mensen op aarde, die dolgraag je ware verhaal zouden horen, maar dat zijn bijgelovige dwepers, die van buitenaardse wezens een soort pseudo religie maken." "Volkomen juist," zei Latifu, die naast Legani zat. "Ik heb een man ontmoet, tijdens een symposium over taalkunde, die aan één stuk bazelde over wat hij 'UFO'S' NOEMDE. Hij was er heilig van overtuigd dat er allerlei buitenaardse wezens waren die de aarde regelmatig bezochten. Hij meende dat taalkundigen zich ten doel moesten stellen een nieuwe kunsttaal te ontwikkelen die ogenblikkelijk begrijpelijk moest zijn voor buitenaardse intelligenties. Dus laten we maar maken dat we wegkomen, vóór ze ons schip hier ontdekken met hun maan reisplannen, met waanzinnig dure en levensgevaarlijke raketten." "En dan had hij niet eens die beeldschone dame in haar vliegende schotel gezien." grinnikte Loni, "anders was hij helemaal in zwijm gevallen." "Over wie heb je het?" vroeg Latifu verbaasd. "Zo noemde een van de paters Krawi nadat zij hen gered had." Wanju, die net een slokje van haar frisdrank nam, proestte het uit, sprong op van haar stoel en riep sarcastisch lachend: "Ik doe 't in mijn broek!" Toen het gelach was geluwd, zei Krawi kwasi dood nuchter: "Tenminste één aardbewoner die mijn waarheid heeft erkend." Loni tikte maar weer eens tegen haar glas om het hoongelach tot bedaren te brengen en Latifu aankijkend zei ze: "Met andere woorden: jij gaat ook mee?" "Wat had jij dan gedacht?" antwoordde HAAR vroegere kamergenote kwasi boos. "Dan rest er een klein probleempje," vervolgde Loni dol gelukkig in het Nederlands. "Hier naast me zit een aantrekkelijke, blanke, blonde, blauwogige non, mijn overste in Afrika. Wat doen we daar nou mee? Die wil namelijk ook mee. Doen we dat?" "Waat!" riepen alle stemmen in koor, behalve die van Sibirna, Sarnu, Sal en Mila, die alleen maar lachten. Zuster Agnes-Cristi lachte verlegen en tikte Loni op haar arm. "Mag ik iets zeggen?" vroeg ze. "Natuurlijk. Ga je gang." lachte Loni en kneep haar in haar arm. "Nadat ik, impulsief Loni gevraagd heb om met jullie mee te mogen gaan, heb ik er uitvoerig over gesproken met Mgr Andreas. Hij heeft er ernstig over gedacht om zelf ook mee te gaan, maar daar uiteindelijk van afgezien, zoals hij zei, vanwege zijn leeftijd. Hij heeft met mijn overste gesproken, die een zus van hem is. Ze hebben mij allebei toestemming gegeven en Mgr Andreas heeft mij beloofd dat hij alles in het werk zal stellen om te zorgen dat meneer Tar Nilo, voor wij vertrekken, tot bisschop wordt gewijd, zodat hij zelf priesters kan wijden." "Meent U dat?" vroeg Tar, opspringend uit zijn stoel van opwinding. Zuster Agnes-Cristi knikte en voegde eraan toe: "En ik zou willen dat jullie mij van nu af aan niet meer met 'U' aanspreken, maar gewoon met 'jij' en 'jou'." "Akkoord." zei Tar lachend, "onder voorwaarde dat ik ook geen 'meneer' meer ben voor jou, oké?" Zuster Agnes-Cristie lachte en Loni sloeg haar arm om haar heen, gaf haar een zoen en riep uit: "Jij mag niet alleen mee, Cristi, jij móét mee, al zouden alle anderen tegen zijn! Jij bent één van ons geworden, op het moment dat je mij te hulp schoot, toen ik voor het eerst voet op aarde zette." Er klonk een enthousiast applaus op. Toen het geluwd was, merkte Gwarnia op: "Ze mag wel uitkijken, met haar mooie blonde haren, blauwe ogen en blanke huid, dat alle mannen van Urda niet smoor verliefd op haar worden." Zuster Agnes lachte verlegen en toonde tegelijk dat ze zich snel wist aan te passen aan de gevatheid van haar buitenaardse vrienden. "Tegen de tijd dat wij aankomen, ben ik dik op middelbare leeftijd, en zit mijn gezicht gegarandeerd vol rimpels en is mijn haar misschien al wit in plaats van blond. Dus dat zal wel loslopen." "Bedenk wel, zuster," zei Trewi op zachte toon, "dat wat voor ons op aarde geldt, - dat wil zeggen: dat wij eenzaam blijven omdat wij onze waarheid niet kwijt kunnen - voor U op Urda zal gelden." "Voor wie?" vroeg zuster Agnes-Cristie met een ondeugend lachje. "Voor jou, Cristie." corrigeerde Trewi blij lachend. "Je maakt een grote fout." antwoordde zuster Agnes/Cristi ernstig. "Mijn waarheid is bij jullie wel degelijk bekend, terwijl jullie op aarde onbegrepen blijven." "En een non meer of minder aan boord, zal ons de nek niet breken." zei Krawi pesterig. "We stoppen ze gewoon in een slotkloostertje met een aangrenzend pastorietje voor pastoor Tar." "Pas maar op dat jij straks ook niet in dat kloostertje terecht komt." lachte Mila. "Geen denken aan." reageerde Krawi, "tenzij ze zo modern worden dat nonnen ook in short mogen rondlopen." "Wie weet, geeft onze bloedeigen bisschop daar straks wel toestemming voor." lachte Sarnu. "Het zijn niet de kleren die de non maken." Loni tikte voor de zoveelste keer tegen haar glas om opnieuw de aandacht te krijgen. "Alle gekheid op een stokje," zei ze in het Nederlands. "Nu Cristi helemaal een van ons is geworden, zullen we voorlopig voortgaan in het Nederlands, tot ze onze taal goed beheerst. Jullie hebben mij, met jullie reacties, de gelukkigste mens ter wereld gemaakt. Ik had het wel half en half verwacht, maar durfde het niet helemaal te geloven. Jullie hebben bewezen dat wij een hechte eenheid vormen in liefde, elk van ons met zijn eigen kwaliteiten, kwalificaties, karakter, aanleg, belangstelling, kennis, intelligentie, elkander aanvullend tot een gemeenschappelijke kracht en macht die zijns gelijke niet kent. Deze macht, die ver uitstijgt boven de som der delen, zal in staat zijn, zoals dat heet, bergen te verzetten. Ik ontveins mij niet, dat, in de jaren dat we ons gaan voorbereiden en in de lange, lange jaren van opgesloten zijn in dit kunstmatige wereldje, zwervend tussen de sterren, er wel eens problemen zullen ontstaan. Niets menselijks is ons immers vreemd. Maar als we allemaal bereid zijn alle mogelijke strubbelingen in liefde op te lossen, zal onze kracht en macht alleen maar groeien en onze liefde voor elkaar bloeien als de schoonste boom vol bloesem waar ik zo vaak op aarde in ecstatische bewondering en verwondering naar heb gekeken. Wie had ooit kunnen vermoeden, dat de afschuwelijke ramp die ons op aarde, in mij is overkomen - en ik zeg met opzet 'onze ramp' omdat ik diep besef dat het niet slechts mijn ramp was - wie had ooit kunnen vermoeden, dat deze ramp dit geluk kon teweeg brengen?" Ze zweeg en keek de hele kring van ernstige, maar van geluk stralende gezichten rond en vervolgde zacht: "Ik heb nog twee agendapunten. Eigenlijk had ik er maar één meer, maar ik heb er een ingelast, dat bij mij opkwam tijdens de uiteenzetting van Sibirna. Ik vind dat we ons schip een naam moeten geven, die we er buiten op schilderen. Sibirna heeft een Latijnse uitdrukking gebruikt die ik wil voorstellen als naam voor ons schip." "Crux felix?" Zei Sibirna verrast en diep ontroerd. "Bedoel je dat?" Loni knikte ernstig. Het bleef heel stil. Iedereen scheen naar de tafel voor zich te kijken. Uiteindelijk zei Tar Nilo zacht en duidelijk geëmotioneerd: "Loni, als ik je altijd al bewonderd heb, dan doe ik het nu meer dan ooit. Als ik ooit de kans krijg priesters te wijden, dan zal de eerste, in afwijking van de huidige Vaticaanse regel, een vrouw zijn, namelijk jij. God heeft tot ons gesproken, door jouw mond. Zijn woord is wet. God zegene je." Loni leunde achterover. Er sprongen tranen in haar ogen. Ze slikte verward en ontroerd tegelijk en een beetje beduusd zei ze: "Je legt een te zware verantwoordelijkheid op mijn schouders." en zich herstellend voegde ze er aan toe: "dus mijn voorstel is aanvaard?" Alle hoofden knikten instemmend. Ze begon weer te lachen en zei, langs Mila heenkijkend naar Sal : "Sal, jongen, werk aan de winkel. Je wordt interstellaire schilder." "Mag ik de letters ontwerpen?" vroeg Ena met een grote hunkering in haar stem. "Wie anders?" lachte Loni en voegde eraan toe: "en zet het er ook in ons eigen schrift op." Daarna vervolgde ze onmiddellijk: "En nu is onze beeldschone dame aan de beurt met het derde en laatste agendapunt. Ga je gang, Krawi." Krawi lachte geschrokken, ging toen rechtop zitten en zich snel herstellend zei ze, op de voor haar zo kenmerkende, boze commandotoon: "Morgenochtend, om negen uur, moet iedereen hier zijn en op zijn knieën zitten en bidden dat de stukken ervan afvliegen. En je blijft zitten en bidden, waarschijnlijk uren lang, totdat wij klaar zijn. Klaar waarmee?" Ze keek de groep rond en zag de spanning op de gezichten. "Met de operatie van Loni. Morgenochtend gaan Luka en ik Loni opereren met assistentie van Tar, Deni en Wanju. Mila mag niet mee doen. Ze is te geëmotioneerd betrokken bij de oorzaak van Loni's handicap. Het wordt een moeilijke operatie, een geval van micro-chirurgie met behulp van onze computer gestuurde microscoop installatie. Hoewel we al een proef hebben uitgevoerd met behulp van onze simulatiepoppen, kan ik geen kans van slagen geven, maar we hebben niets te verliezen. En nu we hebben besloten terug te gaan naar Urda, wordt de zaak nog dringender; wie anders dan Loni moet de 'Crux Felix' besturen?" Er ging een zucht van opluchting door iedereen, vanwege het grapje dat Krawi duidelijk opzettelijk inlaste. "Vooral voor zuster Cristi zal ik in het kort vertellen hoe een en ander in zijn werk gaat. Wij werken namelijk totaal anders dan op aarde. Ik heb op aarde verschillende operaties meegemaakt en er zelf een aantal uitgevoerd, maar de methodes zijn, van ons gezichtspunt uit gezien, zo primitief, dat ik er vaak bij huiverde. In ons geval, morgen, komt de patiënt, Loni dus, in een doorzichtige, geheel van de buitenwereld afgesloten en volkomen steriele koker te liggen. Die koker wordt, geheel los van de omgeving van zuurstof en vocht voorzien. Bovendien wordt de gravitatie in de koker geheel opgeheven zodat de patiënt nergens op komt te liggen en niets weegt. Met wat je zou kunnen noemen: robotarmen wordt haar lichaam voorzien van een grote reeks sensoren en elektroden die draadloos verbonden zijn met twee monitor computers, die de lichaamsfunkties onafhankelijk van elkaar verifiëren en bij afwijkingen de oorzaak zoeken. Andere robotarmen houden de patiënt in het midden van de koker volkomen roerloos. Loni zal gedurende de hele operatie volledig bij kennis zijn. Alleen de operatieplaats wordt gevoelloos gemaakt. De feitelijke operatie wordt uitgevoerd, ook weer met behulp van twee onafhankelijk van elkaar draaiende computers, met robotarmpjes. Mogelijke foutjes van de ene computer worden onmiddellijk gekompenseerd door de andere. Tar en Wanju bedienen de monitor computers. Deni controleert de computer die voor de temperatuur, zuurstof- en vochtvoorziening in de koker zorgt en voor de anestesie. Luka en ik bedienen de operatiecomputers. Er is bij ons geen menselijke hand die de patiënt ook maar één moment aanraakt. Als alles naar wens verloopt, hebben Tar, Wanju en Deni alleen maar een kontroletaak. Ikzelf zal de feitelijke operatie uitvoeren door de computers te bedienen, waarbij de operatieplaats op het microscoopscherm zeer sterk vergroot wordt weergegeven. Luka kontroleert mij en grijpt in als dat nodig zou zijn en we bespreken steeds wat er gedaan moet worden." Het bleef heel stil, toen ze uitgesproken was. Eindelijk zei Loni zacht: "Ik heb alle vertrouwen in ons artsenteam. Lukt 't ze niet, dan blijf ik zoals ik ben en daar heb ik ook vrede mee." * * * "Morgen vertrekken we." zei Loni, de gezellig ingerichte gemeenschapszaal binnenkomend, waar Mila in een luie stoel zat, met haar lange benen op een Salontafeltje voor zich. Ze had een witte short aan, waardoor haar slanke, bruine benen nog langer leken dan ze waren. In haar hand hield ze een leescomputertje. Ze schrok op alsof er weer een lichte schok door haar heen ging. Hoewel het al meer dan twee jaar geleden was dat Loni geopereerd was, kwam telkens opnieuw het beeld van die ochtend als een flits in haar hersenen op, als Loni onverwacht in haar buurt verscheen. Drie uur lang hadden ze met z'n allen - behalve Loni zelf en het artsenteam - op hun knieën gezeten en gebeden, onder leiding van Sibirna, Sarnu en Cristie. Geen van hen was ook maar één moment opgestaan, tot, na ruim drie uur, de deur van de gemeenschapszaal was open gegaan en Deni was verschenen, in haar hagelwitte jasschort, die haar donkere huidskleur nog extra accentueerde. Ze had dit keer niet, zoals haar gewoonte was, lichtelijk naar boven gekeken, maar omlaag, naar hen allemaal, met een fijne glimlach om haar lippen. Op zachte toon zei ze: "Het ziet er naar uit dat de operatie is geslaagd. Alle monitorgegevens zijn positief. Haar voet- en beenspieren reageren goed op de prikkels. We houden haar echter nog één dag in de nulwicht koker om het genezingsproces te bevorderen." Ze had het in het Nederlands gezegd, zodat Cristie het ook kon verstaan. Direkt daarop richtte ze haar ogen recht op die van Mila en zei zacht: "Mila, Loni wil je graag even zien. Daarna mogen de anderen ook één voor één even komen, voor ze gaat slapen." En toen was het gebeurd: Er overviel Mila een psychische shocktoestand. Ze was niet in staat om op te staan of zich ook maar te bewegen. Haar hele lichaam verkrampte zich en ze fluisterde: "Ik wil naar haar toe.... Ik wil naar haar toe...." Sal en Deni moesten haar samen optillen, tot ze op haar benen stond, maar ook toen nog was ze niet bij machte zelfstandig ook maar één pas te zetten. Voetje voor voetje schuifelde ze, tussen Sal en Deni in naar de deur, en naar de medische afdeling, waar ze maar één beeld zag: dat van Loni, zwevend midden in de nulwicht koker, haar hele lichaam volgeplakt met sensoren. "Mila..." had Loni gezegd, met een brede glimlach. "Je gebed is verhoord." Toen was ze in snikken uitgebarsten. Ze wist niets te zeggen, dan alleen maar: "Kleintje... Kleintje... Kleintje..." tot Luka naar voren was geschoten, haar handen op haar schouders had gedrukt en met dwingende stem had gezegd: "Mila, kniel neer." Ze was neergeknield en Luka had even dwingend gezegd: "Zeg mij na: God, onze God, vergeef mij dat ik tegen U in opstand ben gekomen..." Ze had het fluisterend herhaald. "Wij danken U, uit de grond van ons hart..." en ze had het herhaald, "dat U ons Uw liefde hebt geschonken." en weer herhaalde ze het fluisterend, maar nu duidelijker. " Ik beloof U dat ik U en Loni en al mijn vrienden altijd lief zal hebben" en nu met vastere stem herhaalde ze: "Ik beloof U, dat ik U en Kleintje en al mijn vrienden en alle mensen altijd lief zal hebben, in alle eeuwigheid, Amen." Pas toen had ze weer macht gehad over haar zenuwen en spieren. Loni liep om het tafeltje heen, schopte haar sandalen uit, ging in een andere makkelijke stoel zitten en legde ook haar voeten op tafel. "Is 't zo ver?" vroeg Mila zonder de minste verrassing in haar stem. "Ja," zei Loni. "We hebben de hele machinerie nu gekontroleerd en een serie simulaties uitgevoerd en alles werkt naar wens. Alleen hebben we nog even gebakkeleid over wie de besturing morgen gaan uitvoeren." "Hoezo?" zei Mila verrast. "Ik dacht dat het al vast stond sinds jouw operatie, dat jij dat zou doen." Loni lachte. "Dat is ook zo, maar ik heb voorgesteld om het lot te laten beslissen. Nou, dat had een protestaktie tot gevolg. Ik moet 't doen, of ik wil of niet, en Sal en Nog zijn mijn assistenten." "Goedzo." zei Mila tevreden. "Als 't anders was geweest zou ik geprotesteerd hebben." "Wat lees je? vroeg Loni, haar opmerking negerend. Ze keek even rond door de gezellige zaal, met bloemen op de eettafeltjes en prachtige schilderijen van Ena aan de wanden en in de hoek een vleugelpiano, waar Trewi iedere dag concerten op gaf. Op een van de tafeltjes stond een schaakbord met alle stukken erop, van het onderbroken spel van Krona en Malisu, die fervente schaaksters waren. "Een boek over de geschiedenis van Urda. Vóór we er aankomen moeten we toch wat meer van onze wereld weten, vind je ook niet." Op dat moment kwam Deni binnen met een notitie computertje in haar hand en lachte tegen hen. Ze liep langs het schaaktafeltje en bleef staan. "Wie speelt zwart?" vroeg ze. "Krona, geloof ik." zei Mila. "Wedden dat ze in drie zetten gaat winnen?" zei Deni, die ook van schaken hield, maar minder fanatiek dan Krona en Malisu. Ze kwam verder naar hen toe en vroeg: "Weten jullie waar Tar is? Ik heb hem nodig voor de vertaling van een Hebreeuwse uitdrukking, en onze bisschop heeft de slechte gewoonte om zijn communicator niet bij zich te hebben." "Hij zat een half uur geleden in de bibliocomputers te neuzen." zei Mila. "Als we morgen vertrokken zijn gaan we met man en macht beginnen aan het vertaalprogramma." beloofde Loni haar. "Lati heeft tussen de drukte door al een eerste opzet gemaakt." Zei ze. Ze wist dat Deni en Tar al zonder programma begonnen waren aan de vertaling van de Bijbel, Tar met het Nieuwe Testament en Deni met het Oude, geassisteerd door Cristie, en voor zover ze tijd had, door Latifu. De technische groep had het echter, de afgelopen twee jaar zo druk gehad met de revisie van de hele machinerie van de Crux Felix, dat er weinig tijd over was gebleven voor andere zaken. Terwijl Deni weer wegliep kwam Sal binnen en liep naar Mila toe en legde zijn arm om haar schouder en gaf haar een zoen. "Zo grote meid." zei hij lachend. "Ik dacht wel dat ik je hier zou vinden. Waar is Lonita?" "Bij Cristi." zei Mila blij. "Ze heeft een aardje naar haar peettante. Ze is niet bij Cristi weg te slaan. Cristi heeft haar meegenomen om te spelen met de jongens van Nog en Weni en Fos en Ena." "Dat is heel goed." zei hij een stoel naast die van Mila schuivend. "Dan krijgt ze van meet af aan een goeie sociale opvoeding." "Cristi is goed, hè?" zei Loni blij lachend. "Ze is dol op de kinderen en ze zal een verdraaid goeie onderwijzeres voor ze zijn, denk ik." "Dat denk ik ook." bevestigde Mila. "Lonita is nog geen anderhalf jaar en toch heeft ze al allerlei dingen van Cristi geleerd." Ook Loni zou de dag van haar operatie nooit vergeten. Krawi en Luka hadden een medisch hoogstandje gepresteerd. Ze was gedurende de urenlang durende operatie volkomen rustig geweest, en had alleen maar gebeden, niet om een wonder, maar in overgave aan God en haar artsen, wier handelingen één aaneenschakeling van liefdesdaden waren geweest. Het had nog wel een paar weken geduurd, voor ze weer helemaal op de been was, maar ze was dolgelukkig geweest, en haar artsenteam was dolgelukkig geweest en iedereen was dolgelukkig geweest. Sinds die tijd, al meer dan twee jaar geleden, was er ontzettend hard gewerkt. De hele 'Crux Felix' - zoals er met grote letters op de reusachtige zwarte bol was geschilderd door Sal en Ena had een complete revisie ondergaan en een soort interne metamorfose. Het hele interieur was verbouwd zodat niet alleen de echtparen een eigen woonruimte hadden, maar ook alle anderen een, zij het klein vertrek tot hun beschikking hadden. Bovendien hadden Ena en Ionu geweldig hun best gedaan om alle metalen wanden, vloeren en plafonds te verfraaien met tapijten, wandkleden en schilderingen waardoor ze een gezellige aanblik hadden gekregen. Er stonden overal gemakkelijke stoelen en tafeltjes en in de agro-bioruimte was zelfs een soort caféterras tussen de plantenbakken ingericht, waar men in zijn vrije tijd gezellig samen kon zitten. De hele agrobioruimte was gewijzigd, in die zin dat er een enorme variëteit aan aardse groenten en fruit werd gekweekt, terwijl de vistank was omgetoverd in een heuse, en volkomen natuurlijk aandoende vijver, met aardse vissen erin. Onder de ruimte was bovendien een groot vacuüm vriesruim aangelegd, dat was volgestouwd met diepgevroren vleeswaren, die ze met robotarmen eruit konden halen en die zeker voor een jaar of vijf voldoende zouden zijn, bij normaal gebruik. Krawi, Luka en zelfs Tar Nilo, als hij even tijd had, assisteerden in het gloednieuwe laboratorium van de agro-biogroep, terwijl Mila, Deni en Wanju zich hadden ontpopt als ware kokkinnen en huisvrouwen voor de hele groep. Ze had voorgesteld, dat als ze eenmaal goed op koers lagen, ook verdere taakverdelingen zouden worden geregeld, door de technokatten en navikatten ook voor andere funkties in te zetten, zodat iedereen evenredig veel vrije tijd zou krijgen om zich bezig te houden met eigen belangstellingsgebieden. De technische groep was er inderdaad in geslaagd de tijdreductie op te voeren tot het dubbele en de navigatie groep had de besturingsprogramma's geheel aangepast. Dat was een zeer sekuur nonnenwerk geweest, volgens Sibirna. een maand na de operatie had Krawi haar toegestaan mee naar de aarde te gaan voor de priesterwijding van Tar. Het was een indrukwekkende plechtigheid geworden, onder leiding van Mgr Andreas, die Tar tot priester van zijn eigen diocees had gewijd, "zodat er geen problemen ontstaan als hij verdwijnt." had Mgr Andreas zelf gezegd. Ze was daarna nog herhaalde malen naar de aarde geweest, en iedere keer opnieuw vroeg ze zich in gemoede af of ze werkelijk die prachtige natuur en die vrijheid tien jaar lang zou kunnen missen. Maar twee maanden geleden was de knoop definitief doorgehakt met de verkoop van de Sterrenschans, onder voorwaarde dat ze het bedrijf nog twee maanden mochten gebruiken. In die tijd sloopten ze al hun elektronische apparatuur eruit en vervingen het elektronische systeem van het luik van de kelder hangar door aardse electromotoren en prezen bij de verkoop de kelder aan als graansilo. Met de opbrengst en de opbrengst van de verkoop van patenten en edelstenen hadden ze de laatste voorraden ingeslagen en naar de Crux Felix over gevlogen. Het was een gaan en komen geweest van pendels, waarbij ze verschillende keren hun koers zodanig omlegden, dat ze buiten het gezichtsveld bleven van de aardse ruimtecapsules, die bezig waren met de voorbereidingen voor de eerste maanlanding. Zeven dagen geleden had ze zelf, met Sibirna, Sarnu en Cristi Tar opgehaald, die, zoals Mgr Anreas had beloofd, tot bisschop was gewijd. "Ik heb me hiermee wel een enorm probleem op de hals gehaald," had Mgr. Andreas wat zuinigjes gelachen. "Nauwelijks gewijd en geïnstalleerd, moet ik de mededeling lanceren dat de jonge bisschop vermist is. 't Is voor het goeie doel, zullen we maar zeggen." had hij gegrinnikt. Dat was de laatste keer geweest dat ze voet op de aarde had gezet en afscheid had genomen van Mgr Andreas en moeder overste, die ze ook de sleutels van de Sterrenschans had overhandigd om aan de nieuwe eigenaars te geven. "Zien we jullie echt nooit meer terug?" had moeder overste nogal mistroostig gevraagd. "Ik vrees van niet." had ze geantwoord. "Als er ooit weer mensen van Urda naar de aarde komen, zullen het jongeren zijn, en op z'n vroegst half volgende eeuw." "Ik kan er nog steeds niet met mijn pet bij," had Mgr Andreas peinzend opgemerkt, "dat jullie een afstand van veertig lichtjaar in tien jaar kunnen overbruggen. Betekent dat dat je sneller gaat dan het licht?" "Nee, Monseigneur." had ze gelachen. "Dat is onmogelijk. "Ongeveer halverwege bereiken we 0,3 C, een derde van de lichtsnelheid en daarna zakken we weer terug. Als we in reële tijd zouden vliegen, zouden we er een paar honderd jaar over doen. We zijn echter in staat de reële tijd te reduceren maar het zou me te ver voeren om te proberen U dat uit te leggen. Daarvoor zou U natuurwetten moeten begrijpen, waarvan U het bestaan niet eens kent." Cristi was meegegaan naar de aarde om afscheid te nemen van haar familie. Dat was haar zeer zwaar gevallen, vooral omdat haar vader aan een hartkwaal leed. Het moeilijkste was echter geweest dat ze hen niet kon vertellen waarom ze nooit zou terugkeren van haar reis. Ze had alleen maar kunnen zeggen: 'Ik moet gaan om het woord Gods te verspreiden, naar een plaats waarvan geen terugkeer mogelijk is.' Loni had haar, staande voor de pendel, in haar eigen taal, die ze al vloeiend beheerste, gezegd: "Dit is je laatste kans om op je eigen Moeder Aarde te blijven. We zullen het je niet kwalijk nemen als je dat doet." De blonde non had haar kwasi boos aangekeken en eveneens in de taal van Urda geantwoord: "Als je me toch liever niet mee wilt nemen, zeg je het maar." Loni had haar bij de arm gepakt en naar de deur van de pendel gewezen en gekommandeerd: "Instappen, De nonnenexpress vertrekt onder het gewijde toezicht van Mgr Tar Nilo." Het grapje was leuk geweest en had de spanning van het definitieve afscheid van de aarde wat gebroken maar toen ze eenmaal in de stuurstoel zat en door de voorruiten van de pendel naar buiten keek, was haar hart wel sneller gaan kloppen en had ze echt geaarzeld om de machinerie in te schakelen. Cristie zat rechts van haar en links zat de jonge bisschop Tar Nilo. Ze had hem even van opzij nieuwsgierig aangekeken, omdat ze gehoord had hoe Mgr Andreas hem heel zacht had toegefluisterd: 'In jouw omstandigheden zou ik het celibaat maar afschaffen.', waarop Tar niets had geantwoord. Op het moment dat die herinnering door haar hoofd schoot, kwam Cristi binnen met Lonita op de arm. Het schattige kind leek sprekend op Sal en had vrijwel niets van Mila. "Mammie, mammie!" riep ze van de arm van Cristi naar Mila. "vis, vis!" Het kind was erg vroeg begonnen te praten. Cristi lachte. "We zijn bij de visvijver geweest." verklaarde ze en gaf het kind aan haar moeder. Ze ging naast Loni zitten en zei kwasi berispend: "Moet je nou toch kijken! Wat zit jij er weer onreligieus bij! Als zuster Hendrika dat zou zien...." "O, ja, met de benen op tafel. Dat past toch niet, voor een non!" imiteerde Loni zuster Hendrika en lachte hartelijk. "Ik had haar best nog eens willen ontmoeten." zei ze. "Tante Noli stout!" riep Lonita, die haar eigen naam ook uitsprak als 'Nolita'. Het kind had kennelijk de uitdrukking op het gezicht van Cristi geïnterpreteerd. "Tante Cristie stout!" zei Loni met haar vinger naar haar blonde medezuster wijzend. "Tante Clissie lief!" riep het meisje verontwaardigd uit. Zuster Agnes, nu voor iedereen gewoon 'Cristie' lachte hartelijk. Ze voelde zich erg gelukkig onder haar buitenaardse vrienden. Ook zij herinnerde zich de spanning van de dag van de operatie van Loni. Toen zij zich, eigener beweging als laatste naar de medische afdeling liet begeleiden door Deni, had ze het eerste moment ook als aan de grond genageld gestaan, toen ze Loni zag, geheel naakt, overal beplakt met vreemde instrumentjes, en zwevend midden in een doorzichtige koker zonder dat er ook maar ergens verband of zo te bekennen was. Hoezeer ze ook al gewend was aan de onwezenlijk vreemde apparaten en instrumenten van haar vrienden, dit beeld zou nooit meer uit haar geest verdwijnen. Ze had Krawi zien zitten voor een groot, onbegrijpelijk instrumentenpaneel, terwijl Luka met haar rug tegen een soort kast stond geleund, en iets dronk. Pater Tar Nilo zat voor een ander instrumentenbord, waarop allerlei curven heen en weer flitsten en vreemde tekens oplichtten en weer uitdoofden. Loni zelf had haar over haar verbijstering heen geholpen, door tegen haar te lachen en te vragen: "Jij hebt ook goed voor mij gebeden, hè, Cristie?" Ze kon alleen maar knikken. Ze wist zich geen raad. "Maak je geen zorgen, Cristie," had Loni vervolgd. "Morgen halen ze me hier uit en zie ik er weer als een normaal mens uit." Haar herinnering verdween omdat op dat moment Sibirna binnen kwam die ook een gemakkelijke stoel bijschoof. Loni, Cristie, Sibirna en Sarnu gebruikten het voormalige vertrek van Mon Urla, als gemeenschapsruimte, terwijl er in de ruimte, waar de voormalige pompeuze badkamer van Mon Urla was geweest, vier kleine kamertjes waren gemaakt, één voor elk van hen. In de grote ruimte daarnaast, waar de hoofdcomputers stonden opgesteld, was een kapel ingericht, kompleet met electronisch orgel, dat Malisu voor Trewi had geconstrueerd. Het was maar een heel klein apparaatje, waarvan de klavieren de meeste ruimte in beslag namen. Het klonk als een echt groot pijporgel. De kapel zag er helemaal niet uit als een kapel. Er bevond zich geen altaar in en er waren evenmin knielbanken, maar er stond een lange tafel, met stoelen aan alle kanten, aan het hoofd waarvan Mgr Tar Nilo iedere ochtend zat om de Heilige Mis op te dragen. Hij had van het begin af een groot aantal vernieuwingen ingevoerd. Ook de preek was geen echte preek, maar een korte meditatie, iedere dag door iemand anders gemaakt en uitgesproken, waarover ook kort gediscussieerd werd. Iedere dag wees Mgr Tar Nilo twee hunner aan om de lezingen te doen en de communie, steeds het hoogtepunt van de viering, had plaats door het aan elkaar doorgeven van de schaal met brood - hun gewone dagelijkse brood dat hij tijdens de consecratie in stukjes brak - en de drinkbeker met wijn, die geen echte wijn was, maar hun eigen dagelijkse vruchtensap die zij op hun reis naar de aarde iedere dag bij het ontbijt hadden gedronken. "Zo," zei Sibirna. "het nonnenwerk zit er op. Het navigatieprogramma is piekfijn voor elkaar om morgen ingeschakeld te worden. Op dat moment kwam ook Sarnu binnen en bleef tussen Sibirna en Sal staan. "je wou me toch niet zeggen dat Sarnu daar aan meegewerkt heeft?" vroeg Sal kwasi geschrokken. "Dan komen we morgen in een moestuin terecht, in plaats van op koers naar Urda." Hij moest het met een stomp in zijn zij bekopen. "Wees maar blij dat ik in de moestuin aan het werk ben geweest, zodat jullie tenminste morgen weldoorvoed je werk kunt doen." meesmuilde Sarnu en zei tegen Sibirna, Loni en Cristie: "Kom, we hebben belangrijker dingen te doen dan met een domoor converseren." "Tante Sallu stout!" riep Lonita tot grote hilariteit van iedereen uit. "Pappa stout!" antwoordde Sarnu haar, Sal nogmaals een por gevend. "Pappie lief!" riep het meisje verontwaardigd uit. "Ik dacht dat nonnen geen mannen mochten slaan." zei Sal lachend. "Ik heb je niet geslagen, maar gestompt." zei Sarnu grinnikend. "Is 't tijd voor jullie metten of zo?" vroeg Mila belangstellend. "Metten?" lachte Sibirna. "Nee, dat is 's ochtends vroeg. Maar wij hebben zo ons eigen systeempje ingevoerd, dat beter past bij onze omstandigheden." Ze stond op, even als Cristie en Loni, die naar haar sandalen begon te zoeken, omdat ze ze zo maar had uitgeschopt, zonder te kijken waar. Op dat moment kwam Trewi de zaal binnen en toen Loni haar zag, sloeg ze haar hand voor haar mond en verborg zich schielijk, neerhurkend achter de stoel van Mila. "Ik heb je wel gezien, hoor, stouterd!" lachte Trewi glunderend. "Maar vandaag is het je vergeven, dat je je vioolles bent vergeten, vanwege de drukte voor het vertrek. Maar overmorgen kom ik je persoonlijk ophalen, als je het weer vergeet." Loni kwam weer overeind en met een gemaakt geschrokken trek op haar gezicht zei ze verontschuldigend: "Ik schaam me dood. Ik heb er helemaal niet aan gedacht." "Overmorgen kom ik pianoles nemen." zei Mila tegen Trewi, opstaand en Sal bij de arm pakkend. "Kom, domoor, wij hebben ook andere dingen te doen, en Lonita moet naar bed." Trewi ging aan de piano zitten voor haar dagelijkse vingeroefeningen, terwijl alle anderen de zaal verlieten. "Luister," zei Sibirna opgewonden, toen ze gevieren de trap opliepen. "Sanri heeft me net gevraagd of ze ook in mag treden in onze congregatie." "O, wat leuk!" riep Loni opgetogen uit. "Maar laten we even wachten tot we onderweg zijn, anders zegt Krawi nog dat ze toch maar liever uitstapt in plaats van met een schuit vol nonnen door het heelal te gaan zwerven!" "Mis poes!" riep Sarnu lachend in het Nederlands uit. "Krawi heeft me vanmiddag beneden aangesproken en vroeg wat we ervan zouden vinden als ze zich ook bij ons aansloot. Ze zei: 'Als we toch met een schuit vol nonnen door het heelal gaan zwerven, zal één meer ons de nek niet breken.'" "Waat!" riepen Loni, Cristie en Sibirna stomverbaasd uit. "Dan weet ik een mooie naam voor onze groep." zei Sibirna. "de Congregatie van Gods Halve Garen !" Vier klaterende schaterlachen galmden door het trappenhuis. * * * Cristie zat op de eerste rij achter de besturingscabine, naast Mila en Weni, Mila met Lonita op haar schoot en Weni met haar zoontje Lon. Ze keek in mateloze bewondering naar Loni, die vóór haar in de stuurstoel zat, met naast zich links Sal Kinir en rechts Nog Arli, ogenschijnlijk de rust in persoon. Vermoedelijk waren ze ook volmaakt rustig ondanks dat nu de definitieve breuk met de aarde een feit ging worden. Daar hadden ze echter allemaal, sinds de beslissing was gevallen, volkomen bewust naar toegeleefd en er bestond bij geen van deze vierentwintig genieën, ook maar de minste twijfel meer, wist ze, aan de absolute noodzaak van de beslissing, terwijl bij haar nu wel de zenuwen in haar keel zaten. De drie piloten hadden een prachtige witte pet op hun hoofd, met een glanzende klep, en bij Loni drie gouden sterren op het voorpand en bij Sal en Nog twee sterren. De petten waren ontworpen en gemaakt door Ionu, die vond dat hun piloten zich moesten onderscheiden met gezagstekens. Hoewel Loni dat idee resoluut had verworpen, hadden ze, op aandringen van alle anderen 'voor de grap' de petten toch opgezet. Voor de rest waren ze gekleed in hun dagelijkse werkkleding, wat voor Sal inhield dat hij een openhangende bloes met korte mouwen droeg en een witte korte broek en voor Nog, die van wat deftiger kleding hield, een blauwe, zijden bloes met lange mouwen en een grijze lange broek. Loni had de rok van haar eenvoudige witte jurk opgetrokken tot even boven de knieën, om haar benen geheel vrij te houden voor de bediening van de stuurpedalen. Ze had haar een paar dagen geleden uitgelegd waar alles voor diende, maar echt begrip van de funkties van alle ingewikkelde instrumenten, metertjes en projektieschermen had ze er niet door gekregen. "Als we eenmaal boven het maanlandschap zijn, schakel ik over op tijdreductie," had Loni uitgelegd, "en dan neemt het besturingsprogramma de verdere navigatie over, tot over tien jaar. Dat programma is door de navigatie en technische groep gemaakt, maar vooral Sibirna en Sanri hebben daar het belangrijkste aandeel in gehad. Het zijn twee bollebozen, wat dat betreft, Sanri aan de technische kant en Sibirna voor de astro-navigatie. We hebben dan, goed beschouwd, tien jaar lang niets meer te doen aan de vlucht, maar we controleren wel dagelijks." Hoewel ze heel goed wist dat ze zich tussen maar liefst vierentwintig genieën bevond, waar zij met haar kennis in de verste verte niet aan kon tippen, voelde ze zich toch volkomen thuis en op haar gemak, omdat geen van deze vierentwintig mensen zelf beseften dát ze genieën waren. Het deed haar denken aan wat Loni had gezegd over heiligen en kuisen. Niettemin had ze haar uiterste best gedaan om een bijdrage te kunnen leveren aan de missie die nu het doel van hun heelal reis was geworden. Ze had de laatste jaren hard gestudeerd in theologie en bijbel exegese om vooral Tar, Deni en Latifu bij te kunnen staan bij hun vertaalwerk. De handen van Loni lagen op de knoppen voor de voortstuwing aan de uiteinden van de stoelleuningen, haar voeten rustten op de besturingspedalen, haar ogen flitsten over de instrumentenpanelen voor zich en daarna over de projektieschermen van de buiten camera's. De luiken voor de voorruiten waren open geschoven, maar er was niets door te zien dan de diepe, inktzwarte, eeuwige duisternis van het onderste deel van de diepe krater waarin de Crux Felix zich bevond. Loni sloeg een groot kruis en zei: "In de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest" "Amen." zeiden zeven en twintig stemmen, inclusief drie kinderstemmetjes. "Het is zo ver." zei ze zacht en met licht trillende stem. "Hoewel we allemaal weten wat we begonnen zijn, is dit voor ons allen toch een moeilijk moment. God sta ons bij." en zonder enige overgang commandeerde ze ineens op haar gebruikelijke, zakelijke toon als alle aandacht vereist werd voor een manoeuvre als deze: "Gravitatie uit." "Gravitatie uit." antwoordde Sal. "Kunstmatige gravitatie aan." zei ze, terwijl haar vingers de stuwstralen in werking stelden. "Kunstmatige gravitatie aan." antwoordde Sal. Ze voelden allemaal onmiddellijk het verschil met het aanmerkelijk hogere gewicht dat plotseling greep op hen kreeg. "Hoogte tien, snelheid vijf." zei Nog Arli. "Landingsgestel in." kommandeerde ze. "Landingsgestel in," antwoordde Sal en twee sekonden later: "en vergrendeld." "Hoogte honderd, snelheid honderd." zei Nog Arli. Ze draaide de stand van de buiten camera's van beneden naar schuin omhoog, waardoor de eerst inktzwarte bijna loodrechte wanden van de krater op de projektieschermen zichtbaar werden. Ze gaf nog meer stuwkracht en hield de reusachtige bol precies midden tussen de wanden van de krater. Plotseling passeerden ze de scheiding tussen volslagen duisternis en helder licht, waardoor nu iedereen, door de voorruiten de kraterwanden kon zien, al knipperden ze even met de ogen tegen het felle licht. De wanden weken verder uiteen en Loni gaf meer stuwkracht om enkele ogenblikken later boven de grillige randen van de krater uit te stijgen en een groot deel van het maanlandschap zichtbaar te maken. Met haar voeten draaide ze het hele schip langzaam rond, tot ze de aarde recht voor de voorruiten kreeg. "Dag goede aarde," zei ze, nu weer met trillende stem. "Jij was een goede moeder voor ons, want je gaf ons de hoop, het geloof en de liefde. Daarom ben je, ondanks al je feilen en gebreken, een goede wereld, die wij, met diepe smart verlaten. Het ga je goed." Ze drukte de stuwstralen op volle kracht en het maanlandschap viel als een baksteen onder hen weg. "Wij verlaten direkt de ecliptica," zei ze nu weer met vaste stem, "en gaan over op tijdreductie. Dit is het point of no return!" Ze richtte haar blik even naar boven, naar het kruisbeeld dat boven de voorruiten hing. "Tijdreduktie ..... in Godsnaam....nu!" zei ze met een brok in haar keel en haar hand schoot uit en drukte de knop in. Er ging een schok door Cristie heen, toen het besef in alle omvang tot haar doordrong, dat ze de aarde nooit meer terug zou zien. "In Godsnaam...." fluisterde ze. * * * "Daar heb je die zwarte bol weer!" riep een opgewonden amateur-astronoom op aarde uit. "Nu moet ik er 'n foto van hebben!" en zijn hand schoot uit naar zijn camera, maar toen hij afdrukte, vloekte hij tegelijk, want de bol, die hij zo-even boven de maan had zien opstijgen was, als in een flits, verdwenen. "Weer mislukt!" riep hij woedend uit. "Nu gelooft helemaal niemand me meer! En toch weet ik zeker dat de aarde bezocht is door buitenaardse wezens, want toen ik die bol jaren geleden zag, werd anderhalve week later m'n spiksplinternieuwe draagbare kleuren-tv gejat door een wezen uit een vliegende schotel! Hij betaalde hem wel, met een prachtige diamant die wel honderd keer meer opbracht dan die tv waard was en dankzij die edelsteen heb ik nu deze schitterende teleskoop!" "Ja, ja." zei de stem van zijn vrouw achter hem. "vertel 't maar niet verder, anders sluiten ze je nog op in een gekkenhuis." De grote, zwarte metalen bol hing ogenschijnlijk roerloos tussen de miriaden sterren. In werkelijkheid suisde hij voort met uitsluitend astronomisch determineerbare snelheid, langs een oneindige gekromde lijn voorwaarts en achterwaarts bewegend in de tijd, alle wetten van gravitatie, plaats en tijd schijnbaar Tartend.