3 Tante Barbies wantrouwen ten aanzien van mij was er, na het eerste relaas van haar nichtje niet minder op geworden, in tegendeel zelfs. Ze had, tijdens de luchthartige beschrijvingen van Jenny regelmatig een blik op mij geworpen, telkens met opgetrokken wenkbrauwen. Toch leek ze wat tot rust te zijn gekomen. "Alles goed en wel," zei ze op misprijzende toon tegen haar nichtje en pleegdochter, "maar wat heeft dat in vredesnaam allemaal te maken met wat er vandaag aan de hand is?" "Alles!" zei Jenny beslist. "Daarmee is alles begonnen." In een poging om Jenny's tante wat milder te stemmen, vroeg ik haar: "Wilt U niet iets drinken, mevrouw Raynor?" Ze knikte bevestigend maar uiterst gereserveerd. In het koelkastje in onze hotelkamer stond, ook tot mijn eigen genoegen, een fles Franse rode tafelwijn, die ik haar liet zien. Sinds een lang bezoek aan Frankrijk, vorig jaar, dronk ik graag af en toe een glaasje wijn en gezien ze andermaal knikte, gold dat ook voor haar. "Je kan wel nagaan," zei Jenny, terwijl ik haar Tante en mijzelf een glas wijn inschonk en Jenny fruit-punch, waar ze de voorkeur aan gaf, "je kan wel nagaan, dat ik ondertussen lag te trillen in m'n bed, met een hoofd vol van de meest fantastische en angstaanjagende waanvoorstellingen over wat er eigenlijk gebeurd was. Laten we nou wel wezen, hoe kan 'n mens nou toch in 's-hemelsnaam veronderstellen dat er een of andere gek door een raam op twee hoog naar binnen komt vliegen en er vervolgens met het beddenlaken vandoor gaat. Het was heerlijk weer, daarom had ik het raam wagenwijd open staan en lag ik op mijn slokke nylon slipje na naakt onder het laken. Het hele spektakel had maar een paar seconden geduurd evenals mijn figuurlijke hartverlamming, dus ik vloog als door een slang gebeten overeind, knipte het licht aan en trok het raam met een klap dicht om vervolgens op trillende benen uit mijn bed te springen om de deur op het nachtslot te draaien. De angst dat er nog zo'n spook door het raam zou komen vliegen was natuurlijk niet erg gegrond en ook dat het spook wellicht weer door de deur naar binnen zou komen niet. Het was dan ook meer een impulsieve dan een rationele reactie. Je weet dat er op mijn slaapkamer geen telefoonaansluiting zit en dat ik ook geen mobiele telefoon heb, wat ik op dat moment voor het eerst van mijn leven betreurde, anders had ik de politie gebeld, maar ik durfde echt de gang niet op, waar dat spook zich misschien nog ophield, dacht ik en dat was natuurlijk wel een rationele gedachte. Uiteindelijk bedacht ik bovendien, dat het spook kennelijk geen kwade bedoelingen ten aanzien van mij had gehad, anders was het er niet als de weerlicht vandoor gegaan. Ik had geen idee of het een mannelijk of vrouwelijk spook was geweest en besloot tenslotte maar de dag af te wachten en zonder laken of deken te proberen weer te gaan slapen. Dat viel niet mee, zoals je zult begrijpen. Ten eerste werd 't warm met het raam dicht en ten tweede schrok ik om de haverklap weer wakker, in de heilige overtuiging dat het monster weer in mijn kamer was en dan knipte ik vliegensvlug het licht aan om te constateren dat er niets te zien was. "De volgende ochtend, aan het ontbijt, lachte iedereen alleen maar mevrouw Simpson uit, om het spook dat ze had gezien en dus besloot ik mijn mond te houden. Het had ook weinig zin om er verder aandacht aan te besteden, want het spook had kennelijk het hazenpad gekozen, zodat ik alleen maar het risico zou lopen ook uitgelachen te worden. "Je weet, dat er een flink eind achter het kasteel, aan de rand van het bos, een prachtig priëel is, dat bij mij al menigmaal visioenen had opgeroepen van verboden intimiteiten van de vroegere adellijke bewoners van het landgoed. Welnu, ik had daar de dag ervoor, bij toeval, in een verborgen hoekje een luik ontdekt en dat zette mijn, voor jou welbekende fantasie zodanig in actie, dat ik me had voorgenomen het open te maken om te zien wat daar onder zat. Achteraf gezien, kunnen we gerust constateren dat Amerikanen en Hollanders niet zo veel van elkaar verschillen wat fantasie rijkheid betreft." zei ze, met een beminnelijk lachje in mijn richting. "Door het mooie zomerweer wat opgekikkerd van de nachtelijke schrik, verliet ik, gewapend met een zaklantaarn en een paar extra batterijen, na het ontbijt het gebouw, zogenaamd om een wandeling te gaan maken, maar via een flinke omweg door het bos, waar ik ook nog even de blijkbaar niet langer in gebruik zijnde vogelwaarnemingshut controleerde, die ik een paar dagen eerder ontdekt had, ging ik naar het priëel en nadat ik mij ervan vergewist had dat er niemand in de buurt was - want om één of andere duistere reden in mijn achterhoofd, wilde ik niet dat iemand anders het luik ook zou ontdekken - probeerde ik het op te lichten." "Je bent niet goed wijs!" siste haar tante haar geërgerd toe, maar Jenny negeerde het en vervolgde "Het was erg zwaar, of, eigenlijk achteraf gezien niet zo zwaar, maar doordat het misschien wel honderd jaar lang nooit meer open geweest was, zat het met stof en zand vastgekoekt. Maar je weet, ik laat me niet zo maar uit het veld slaan. Buiten het priëel zocht en vond ik een stevige stok, stak hem door de ring van het luik, die, tot mijn aanvankelijke verwondering , niet in het midden maar aan een zijkant zat en met de stok als hefboom kwam het na flink wrikken en trekken met beide handen los. Maar niet helemaal. Ik moest de stok er weer uittrekken om het verder op te tillen, want, het bleek aan de tegenovergestelde kant van de ring te scharnieren. Het kwam dan ook niet uit het gat, maar bleef recht overeind staan, terwijl er ook aan de onderkant weliswaar geen ring, maar wel een verroeste metalen handgreep zat. Net als Henk, ontdekte ik van die uitstekende ijzeren staven in de wand van het ontstane gat, die als trapje omlaag leiden. Ze waren ook nogal verroest, wat erop duidde dat ze er al zeer lang zaten. Met mijn zaklantaarn scheen ik in de ontstane opening en kon de bodem zien. Dus was het geen put, concludeerde ik. Gezien de plaats was het ook niet erg aannemelijk dat het een put zou zijn. Eerlijk gezegd stond ik wel hevig in dubio, of ik het zou wagen erin af te dalen, maar na de eerste aarzeling won mijn nieuwsgierigheid het van mijn achterdocht en vermande ik mij, zoals dat zo discriminerend wordt gezegd, klom erin en liet, ondanks de kriebelige vlinders in mijn maagstreek, die mij te verstaan gaven dat ik mezelf opsloot, het luik weer met enige moeite boven mijn hoofd op zijn plaats zakken waar de handgreep aan de onderkant kennelijk voor bedoeld was want ik wilde, om welke reden dan ook, niet dat iemand anders de ingang zou ontdekken. Het was stikdonker en dat benauwde me danig, om je de waarheid te zeggen, maar met de zaklantaarn om mij heen schijnend zag ik, net als Henk de avond tevoren, een ondergrondse tunnel en net als hij begon ook ik te fantaseren over onderaardse vluchtgangen. Het was reuze spannend en ook angstaanjagend, zoals ik al zei, maar zo, zul je begrijpen, stootte ik na misschien vijfentwintig meter of zo op het spook van Hebsburn Castle. "Je kan je voorstellen dat ik stomverbaasd was toen ik hem zag liggen naast de put, nog slapend als 'n os, dacht ik, met zijn hoofd op .... mijn opgerolde laken. Zelfs bij het zwakke licht van de zaklantaarn herkende ik het meteen! Vanwege het grappige bloempatroon erop. "Mijn eerste reactie was om er weer als de weerlicht vandoor te gaan, want hij was een lange slungel, met donker sluikhaar, dat als een wilde ragebol om zijn hoofd zat en hij zag er ook verder vreselijk verfomfaaid en nogal vies uit in zijn openhangende, schijnbaar groene bloes vol vlekken en kreukels en zijn eveneens gekreukelde short van één of andere onbestemde kleur en hij lag in een dikke laag stof, die zich daar in de loop van wellicht meer dan honderd jaar had verzameld. Hij had borstelige donkere wenkbrauwen en was ongeschoren, hoewel hij geen zware baard had, maar de baard van een jongeman die hooguit een paar jaar ouder kon zijn dan ikzelf. Rechts naast hem lag een lege wijnfles en bij zijn linkerhand, een opgerold stuk vergeeld papier, althans daar leek het op. Achter hem zag ik de rand van de put. "Juist op het moment dat ik me wilde omkeren om weg te rennen werd hij wakker, knipperde met zijn ogen, sloeg zijn handen voor zijn gezicht en zei, op timide smekende toon: 'Doe alsjeblieft dat licht uit mijn ogen, wie of wat je ook bent.' Het klonk eerder angstig dan beangstigend en het was wel duidelijk dat hij mij achter mijn zaklantaarn niet zag. Andermaal won mijn jou welbekende nieuwsgierigheid het van mijn schrik. Voorzichtig bewoog ik de lichtbundel van mijn zaklantaarn weg van zijn gezicht, maar hield hem wel zo dat hij mij nog niet kon zien. Intussen ging hij zitten en wreef over zijn achterhoofd. "'Ik voel me geradbraakt.' zei hij, met schorre stem. 'en ik heb dorst en honger.' "Op dat moment voelde ik nog geen greintje medelijden met hem en zei, op sarcastische toon: 'Je verdiende loon.' Hij sperde zijn ogen verbaasd open, proberend langs het licht van mijn zaklantaarn heen te kijken, 'vanwege je engelenstem.' zei de lummel later. 'Vertel me eerst maar eens hoe je het in je hoofd hebt gehaald mij gisteravond bijna een hartverlamming te bezorgen door boven op mij te vallen in mijn bed en er vervolgens met mijn laken vandoor te gaan.' zei ik, trachtend de onzekerheid uit mijn stem te bannen en hem flink boos te laten klinken. "'O, nee, toch!'riep hij geschrokken uit. 'Het spijt me heel erg. Ik was 'n stommeling. Het was mijn bedoeling ongezien het kasteel binnen te komen en dat liep faliekant mis. Het spijt me heel erg en ik denk dat ik zelf erger geschrokken ben dan jij, goede of boze fee.'. "'Of ik een goede of boze fee ben,' zei ik, nu op nog sarcastischer toon, mijn angst overwinnend, 'zal geheel afhangen van de verklaring die je hebt voor je krankzinnige gedrag van gisteravond, ondanks dat mevrouw Simpson er heilig van overtuigd is dat je een spook was.' "'Mevrouw Simpson?' vroeg hij onnozel, 'wie is dat?' "'och, een oud wijf dat meestal een te verwaarlozen percentage bloed in haar alcoholomloop heeft en dan ook regelmatig spoken ziet, dus niemand gelooft haar ooit. Maar ze heeft je wel gezien', lachte ik schamper. "'Ik weet zeker dat je een goede fee bent.' zei die idioot toen. 'Mag ik je niet even zien?' "Ik kon niet nalaten in een lach te schieten om zoveel simplisme en richtte mijn zaklantaarn vanuit de hoogte op mijzelf. De stommeling sloeg de handen voor zijn ogen en riep met een, wat mij betrof zwaar geveinsde zucht van bewondering uit: 'Aphrodite! Verblind mij niet!'. "Daar werd ik echt nijdig over. Op school had ik het verhaal van Tiresias uit de Griekse mythologie gelezen en antwoordde behoorlijk venijnig: 'Het was niet Aphrodite die Tiresias verblindde, maar Athenas en ik ben noch fee, noch godin, maar een mens van vlees en bloed en Athenas was naakt toen ze Tiresias verblindde.' 'Kan je nagaan,' zei die lummel, 'hoe groot mijn verbazing is bij de aanblik van jou.' "'Luister, broer!zei ik goed verbolgen, 'ik ben niet gediend van hanig gedrag en vleierijen met betrekking tot mijn uiterlijk hebben een averechts effect.' Ik realiseer me nu ineens dat ik hem toen al 'broer' noemde, zij het in negatieve zin. Bovendien ben ik van plan non te worden,' zei ik, 'dus hou je leeghoofdige praatjes maar gauw voor je.' In plaats van op mijn boosheid in te gaan, reageerde de lummel met een: 'Wáát! ben je katholiek?' en toen ik van de weeromstuit 'Ja' zei, stak hij zijn hand uit. 'Jij ook?' vroeg ik verrast en mijn ongenoegen van zo-even vergetend, nam ik zijn hand aan. Dát ... had ik niet moeten doen, want hij zat gelijk dik onder die vieze stoflaag, waarin hij de hele nacht had gelegen. In arren moede veegde ik mijn hand af aan mijn mooie lichtgele rok, en zei andermaal geërgerd: 'Als je nog 'us iemand de hand wil geven, moet je hem wel eerst wassen, meneertje!' 'Och, gut,' zei hij blijkbaar oprecht geschokt, 'neem me niet kwalijk. Daar had ik niet aan gedacht.' "'Ben je praktizerend katholiek?' informeerde ik benieuwd. 'Ja, voor zover me dat lukt.' zei de lummel. In mezelf moest ik daarover wel lachen, maar ik liet 't hem niet merken en zei op berispende toon: 'Niks te voor zover dat lukt! Als je godsdienstig bent moet je God ook dienen en daarmee uit!' vermaande ik hem. 'Je hebt volkomen gelijk.' gaf hij timide toe, waarop ik besloot hem aan een verder verhoor te onderwerpen. 'Ben je afgelopen weekeinde naar de kerk geweest?' vroeg ik. 'Nee,' zei de lummel. 'Ik zat in 'n klein zuidengels dorpje waar geen katholieke kerk was.' verontschuldigde hij zich. 'Dan had je naar een Anglicaanse kunnen gaan, die zijn ook min of meer katholiek,' gaf ik hem te verstaan. 'ja, zeker, zeker' zei hij, 'ik zal m'n leven beteren.' Meer om mijzelf, dan om hem, schoot ik in 'n lach, want ik realiseerde me dat ik me gedroeg als 'n ouwe schoolfrik, die een stout jongetje terechtwijst. Hij vatte het echter op als een aanwijzing dat ik hem gunstiger gezind was geworden want hij vroeg hoe ik heette en vertelde mij dat hij Henk heette en toen ik dat op z'n Amerikaans uitsprak als Hank werd hij boos, en zei dat hij Nederlander was en vertelde me z'n hele verhaal, inclusief de escapades van de avond tevoren, die hem uiteindelijk hier in de onderaardse tunnel naast die put hadden doen belanden. "Waarom weet ik niet, maar hij maakte een heel betrouwbare indruk op mij, ondanks zijn belabberde uiterlijk, zodat mijn aanvankelijke schrik geheel verdween. "'Oké,' zei ik, omdat het stuk perkament of wat het ook mocht zijn, dat hij gevonden had, zijn verhaal bevestigde, 'Hoewel je je als een ezel hebt gedragen, zal ik je helpen die schat te vinden, op voorwaarde dat ik tien percent krijg.' 'Je krijgt de helft.' zei de idioot. 'Nee, nee, dat is niet eerlijk, ik ben geen afstammeling van de Hebsburns.' zei ik. 'Kan me niet schelen,' zei hij halsstarrig, 'de helft is voor jou en daarmee uit, de helft of niks! Je kan kiezen of delen. Ik heb maar één voorwaarde: je moet me iets te eten en te drinken halen en m'n rugzak uit die boom zien te krijgen en hier brengen en een emmer brengen, zodat ik water uit die put kan scheppen en een handdoek en zeep, want ik ben zo vies als een varken en val bijna flauw van m'n eigen stank en ik begrijp niet hoe jij het zo lang bij mij uithoudt.' Jenny schaterde zelf weer van het lachen terwijl ze het vertelde. "Moet je nagaan!" lachte ze. "Voor 'n boterham en een emmer water verkocht hij mij de helft van zijn schat! Heb je 't ooit zo zout gegeten? 't Was natuurlijk wel de spreekwoordelijke verkoop van de huid, nog vóór de beer geschoten was, maar toch..." "Je bent 'n grote deugniet!" riep haar tante uit. "Ik ga nooit meer weg zonder jou mee te nemen. Je hebt me bijna een hartverlamming bezorgd, toen ik terug kwam en jij nergens te vinden was!" "Mezelf heb ik meerdere hartverlammingen bezorgd." lachte Jenny. "luister maar naar de rest van het verhaal, want ik ben nog lang niet klaar."