5 Gedurende het relaas van Jenny had haar tante verschillende keren haar ogen met een nieuwsgierige blik, maar niet langer met opgetrokken wenkbrauwen, op mij gericht. Daar voelde ik me een beetje verlegen onder worden en zowel om haar aandacht af te leiden als omdat ik honger kreeg, stelde ik voor iets te eten te bestellen "'n Goed idee." beaamde Jenny gretig en sprong op, liep naar het telefoontafeltje en kwam terug met de kaart van de room service, die ze mij overhandigde. "Laten we maar wat lekkers uitkiezen." Zei ze. "Goed," zei haar tante. "Ik betaal." "Geen denken aan." besliste Jenny. "We zetten het op de rekening van de kamer en wie die betaalt, zullen we nog wel zien." De hotelkamer DIE WIJ ALLEEN VOOR DEZE DAG GERESERVEERD HADDEN was zeer ruim. Er stonden twee bedden in, elk met hun eigen nachtkastje, een grote klerenkast en een salontafeltje met een bankje, waarop Jenny en ik zaten en een gemakkelijke luie stoel, aan de andere kant van het salontafeltje, waarin Jenny's tante zat. Ze had inmiddels haar rechter been over haar linker geslagen en hield het lege wijnglas nog in haar rechterhand. Haar gezicht had de kleur van opwinding verloren en als ze ook een mopneus had gehad, zou iedereen haar zonder meer voor een oudere zus van haar nichtje hebben kunnen houden. Dat was niet eens zon gekke vergelijking, bedacht ik, want ook haar attitude ten aanzien van Jenny kon even goed zusterlijk genoemd worden, als moederlijk. Naast de kleerkast stond een bureautje, met daarop behalve een leeslamp en een föhn, een snelkoker en kopjes en schoteltjes om koffie of thee te zetten. Ernaast stond nog, typisch Engels, een ouderwetse broekenpers. In de vrije hoek van het ruimte vertrek stond een eettafel met vier zware stoelen eromheen. Ruimte genoeg dus, om op ons gemak een maaltijd te nuttigen. We kozen alle drie hetzelfde: kippensoep als voorgerecht, filet mignon met patates frites en bloemkool en salade als hoofdgerecht en split banana ijs en koffie na. Ik bestelde het telefonisch. Het zou wel een kwartiertje duren, zei de man aan de telefoon, voor de maaltijd gebracht werd. "Enfin," zei Jenny, haar verhaal weer opvattend, "We besloten op onderzoek uit te gaan. Alsof Henk een voorgevoel had van wat er gebeuren ging, haalde hij zijn portemonnee en paspoort uit zijn zak en stopte ze in zijn rugzak. 'Hier is alles wel veilig.' zei hij ernstig. 'Heb je geen telefoon bij je?' vroeg ik hem nieuwsgierig. 'Nee.' zei hij, schouderophalend. 'Ik behoor niet tot de kudde der mobiele leuteraars; ik heb er geen behoefte aan door Jan, Piet en Klaas overal en nergens opgebeld te worden voor onnozele kletspraatjes en ik heb de pest aan al die lieden die de rust, gezelligheid en een goed gesprek doorlopend verstoren met jengelende telefoons en gebazel aan die dingen in gezelschap.' 'Ik sluit mij geheel bij de vorige spreker aan.' zei ik, blij verrast, want zoals je wel weet, ben ik, wat dat betreft, een buitenbeentje onder mijn leeftijdgenoten. " "Gelukkig niet alleen wat dat betreft." Zei haar tante goedkeurend Jenny lachte blij en vervolgde:"toen realiseerde ik me feitelijk nog niet hoeveel wij gemeen hadden. 'Ik heb wel een wereldontvanger bij me', zei hij en liet me een kleine radio zien. 'Als ze me echt dringend nodig hebben, kunnen ze via Radio Nederland een oproep laten doen. Ik luister iedere avond even naar een nieuwsuitzending van de Wereldomroep.' "Het was al een flink eind na de middag, toen we onze onderaardse ontmoetingsplaats verlieten. We doofden de olielamp en gebruikten de zaklantaarn om ons naar de priëel uitgang te begeven en toen we daarboven niets hoorden, lichtte Henk voorzichtig het luik op en constaterend dat de kust veilig was, klommen we naar buiten en legden het luik weer op z'n plaats. Omdat ik de zaklantaarn kwijt wilde en de thermoskan terug wilde brengen naar de keuken en bovendien onderhand honger had gekregen, want ik had heel vroeg ontbeten, liet ik Henk achter IN HET BOS, bij de vogel observatiehut, waar hij desgewenst in kon klimmen als hij niet gezien wilde worden. Ik zei hem dat hij wel even geduld moest hebben. 'Op jou zal ik vol ongeduld wachten', zei de lummel en ging op de grond zitten, met zijn rug tegen de stam van de boom, waar de vogel observatiehut in zit. 'Denk erom,', zei ik mijn rechter wijsvinger vermanend naar hem opstekend, en trachtend mijn stem verbolgen te doen klinken, om niet te laten merken dat ik mij wel degelijk gevleid voelde, 'Denk erom, dat vleierijen op mij een averechts effect hebben.' De onderdrukte glimlach op zijn gezicht bewees me dat hij er niets van geloofde. Dus keerde ik hem snel mijn rug toe en liep weg. "Iedereen in het kasteel had het middagmaal al lang achter de kiezen, dus ik kon wat voor mezelf in de keuken halen, al vond het personeel dat ik op tijd had moeten komen en dat ik de thermoskan niet had mogen meenemen, want ze hadden er al naar gezocht, maar ze voorzagen me toch van een maaltijd en een lunchpakket, dat ik, zo loog ik ze voor, voor de avond wilde hebben. "Toen ik naar Henk terugliep, viel het mij al van verre op, dat hij met aandacht naar mij zat te kijken. Ik liep met opzet niet al te vlug, om zelf ook de gelegenheid te hebben hem wat beter te bekijken, in de heldere namiddagzon van dit ogenblik. Dat gaf hem natuurlijk ook de kans mij nauwkeurig in zich op te nemen. Aan de ene kant vond ik zijn bewonderende blik wel leuk, maar aan de andere kant wilde ik hem toch weer eens goed duidelijk maken dat ik niet om mijn uiterlijk geappreciëerd wilde worden. 'Luister, JONGEMAN,' zei ik, op vermanende toon, 'heb ik je niet gezegd dat ik niets moet hebben van hanig gedrag?' Opzettelijk bleef ik voor hem staan, terwijl hij op de grond bleef zitten en naar mij opkeek en ik zag dat zijn eveneens bruine ogen lachten. 'Wie is er dan hanig?' vroeg hij, zogenaamd onnozel. 'Jij,' zei ik, 'omdat je me zo bekijkt.' Hij gaf niet meteen antwoord, maar wees naar een prachtige bloem, die daar vlakbij groeide, en waarvan ik de naam niet kende. 'Zie je die bloem daar?' vroeg hij ernstig. 'Wind je die niet schitterend om naar te kijken? Kun je niet mateloos genieten van zoveel schoonheid?' Dat vond ik in mijn hart een heel mooie vergelijking, maar ik wilde het niet meteen toegeven. Toch kon ik niet nalaten te lachen en zei, een tikkeltje sarcastisch: 'Is 't haar eigen verdienste dat ze zo schoon is?' "Hij keek verrast naar mij op en antwoordde: 'Ik ben blij dat je erkent dat 't niet haar eigen verdienste is, maar 't maakt haar niet minder schoon.' 'Da's waar.' gaf ik toe, 'maar het doel van haar schoonheid is om insekten aan te trekken die haar kunnen bestuiven en ik ben 'n mens en ik wil boven dat puur biologische doel uitstijgen en niet gewaardeerd worden om mijn uiterlijk, maar om mijn persoonlijkheid.' De lach verdween van zijn gezicht en hij floot bewonderend tussen zijn tanden en antwoordde ernstig: 'Dat is een buitengewoon knappe stelling! Ze sluit geheel aan bij mijn opvatting dat je persoonlijkheid mede tot uitdrukking komt in je uiterlijk. de manier waarop je je kleedt, bijvoorbeeld, drukt je hele persoonlijkheid uit.' "'De manier waarop ik me kleed?' vroeg ik verbaasd. 'Ik heb niks bijzonders aan, gewoon een eenvoudige rok en een eenvoudige bloes.' 'Juist daarom.' zei hij. 'In de manier waarop je je kleedt, toon je dat je geen onpersoonlijk kuddedier bent, noch een onnozel schepsel dat zich met modieuze kleding en sieraden een air van belangrijkheid wil geven. Je bent jezelf en daar hou ik van.' "'Mijn tante heeft me altijd gewaarschuwd tegen charmeurs.' zei ik, trachtend niet te laten merken dat hij mij wel degelijk gevleid had. 'Daar steun ik je tante voor honderd percent in.' zei hij nog steeds op ernstige toon. Ik lachte en reikte hem het lunchpakket aan en ging naast hem in het gras zitten, ondanks dat mijn mooie gele rok daardoor vuil zou worden. Hij besloot het lunchpakket maar meteen soldaat te maken en terwijl hij dat deed zei hij: 'Jenny, de man die naar je kijkt en je met zijn ogen uitkleedt, die ziet niet jouw schoonheid en al helemaal niet jouw persoonlijkheid; die ziet je alleen als object, om zichzelf aan te bevredigen. Je wilt me toch niet wijsmaken, dat je dacht dat ik je zo bekeek?' 'Nee,' gaf ik toe. 'die indruk had ik geen moment.' "Ik zal maar niet vertellen waar hij bij is, wat ik op dat moment van hem dacht, dan alleen, dat ik hem gelijk moest geven, want wat hij van mij had gezegd gold ook voor hem. "direct nadat hij het lunchpakket had opgegeten, liepen we door het bos naar de achterkant van het kasteel en zagen daar dat het raam van de kamer van Jock half open stond. Henk sloop naar voren om er binnen te kijken. Het vertrek was leeg. Daarom ging ik op onderzoek uit en ontdekte dat de auto van Jock weg was en dus keerde ik, stom genoeg, op m'n dooie gemak terug naar Henk en die besloot in zijn overmoed om naar binnen te klimmen. Zoals jij altijd al hebt beweerd, tante Barbie, ben ik een onbesuisde blaag en Henk was niet veel verstandiger dan ik, zodat hij, mede door mijn stomme schuld, met open ogen in de val liep. Ik ging weer, NU WEL WAT SNELLER LOPEND, naar de andere kant van het gebouw om te kijken of Jock terug kwam. Nou, en toen kreeg ik de schrik van m'n leven, WANT ik was nauwelijks de hoek van de voorkant van het kasteel om, of ik zag Jock's auto STOPPEN VLAK BIJ DE VOORDEUR. Als een bezetene rende ik om het kasteel terug om Henk te waarschuwen, maar je weet dat dat een flinke afstand is en dus had HIJ geen schijn van kans, want bij het raam van Jocks kamer aangekomen, kon ik mezelf wel kelen omdat ik tot mijn mateloze afgrijzen moest aanhoren wat er gebeurde! "Henk was nauwelijks vijf of tien minuten binnen geweest en druk bezig met het onderzoeken van de haardschouw in het vertrek, toen hij een verborgen deurtje ontdekte, waarop zijn hart sneller begon te kloppen, in de verwachting dat hij zijn voorvaderlijke tweede aanwijzing daarachter zou vinden. Wie schetst dan ook zijn verbazing, toen hij, met nogal grof geweld het deurtje had opengebroken en erachter geen nieuw stuk perkament van zijn bet-bet-bet-overgrootvader vond, maar een lade met stapels biljetten van honderd dollar. En juist op dat moment kwam Jock door de gangdeur het vertrek binnen. "Mijn hart stond stil, toen ik zijn stem hoorde bulderen: 'Zo, jongeman! Heb jij onze valse dollars ontdekt?' Ik stond letterlijk te trillen op mijn benen, vlak naast dat open raam en kreeg alleen nog het benul om mij vliegensvlug achter de struiken te verbergen. "En weet je, tante Barbie, wat die onnozele hals van een halfzachte Hollander zei? Hij zei: 'Gut nee, toch! Wat jammer! Ik dacht dat ze echt waren!' "Werkelijk, tante Barbie, ik deed 't bijna in m'n broek, toen de stem van Jock woedend antwoordde: 'Weet jij wat echt is, jongeman? Het pistool dat ik in mijn hand heb. Dat is echt en wat ook echt is, is dat ik een zeer geoefende scherpschutter ben en wat ook echt is, is dat ik om een mensenleven meer of minder geen cent geef en wat ook echt is, is dat ik iedereen die mij dwarsboomt genadeloos elimineer. En wat ook echt is is dat ik geen greintje gevoel voor humor heb.' "'Da's triest.' antwoordde Henk. Ik snapte niet hoe hij ook maar op het idee kwam om zo'n antwoord te geven. Achteraf heb ik het vermoeden dat hij daarmee zijn angst probeerde te verdringen." "Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben." gaf ik toe, want nu de gebeurtenis weer zo levendig door Jenny beschreven, bij mij terugkwam, begreep ik zelf ook niet meer, waarom ik op dat moment zo ijzig kalm bleef. Toen ik de cynische stem van de man hoorde, terwijl ik nog vol verbazing naar al dat geld stond te staren, draaide ik me langzaam om en keek in een duivels gezicht en de loop van een pistool en begreep op slag dat ik me een onvoorzien probleem op de hals had gehaald. "Als ik me in de nesten heb gewerkt," verklaarde ik, "is mijn eerste reactie zelden angst of schrik, maar de rationele vraag: hoe red ik me hier uit?" "Hoe dan ook," vervolgde Jenny haar relaas, "ik bestierf het daar achter die struiken van angst, terwijl hij blijkbaar doodkalm bleef en ik alles glashelder kon horen. 'Vertel jij mij maar eens, jongeman,' zei de meedogenloze stem van Jock, 'wie jou hierheen heeft gestuurd.' 'M'n grootmoeder.' antwoordde deze ezel volkomen naar waarheid, blijkbaar op dat moment in de verste verte niet beseffend dat dat wel het meest onzinnige antwoord was, dat iemand kon geven." Achteraf zag ik de stommiteit er ook wel van in, maar op het moment zelf kwam er niets anders in mijn hoofd op dan de waarheid. "'Ha! - Ha! - ha! -' stootte Jock op afgrijselijk cynische toon uit, een lach imiterend die niets van een lach had. Het klonk in tegendeel, uiterst luguber. 'Nog ‚‚n zo'n grapje en ik zal mijn vinger er niet van kunnen weerhouden om de trekker van dit pistool over te halen.' bulderde Jock woedend. 'Ga op de grond zitten!' commandeerde zijn stem bars. 'Nee, daar! In de HAARD! Juist! Leg je handen achter je hoofd! Nee! Achter je hoofd, zei ik. Juist! en blijf zitten waar je zit en verroer je niet, anders gaat het pistool af.' brieste zijn woedende stem. In mijn verbeelding zag ik hoe Henk daar op de grond was gaan zitten, met opgetrokken knieën en zijn handen achter zijn hoofd, volkomen verdwaasd en ten einde raad, net als ikzelf. Nu hoorde ik Jock op een andere toon praten, blijkbaar in de telefoon. "'Dawson hier! Je moet hierheen komen. Een of andere dwaas die denkt dat ie lollig is, heeft in mijn kamer ingebroken en de voorraad valse dollars ontdekt. Ik kwam net op tijd binnen. Ik heb 'm onder schot en knal 'm neer als hij nog meer grapjes uithaalt. Zie ergens een grote zak te krijgen, waar een vent van ruim zes voet in kan. En touw om 'm vast te binden.'Daarna was 't even stil, vermoedelijk omdat de man aan de andere kant van de telefoon sprak en vervolgens zei Jock: 'Nee, ik moet hier geen lijk hebben. Veel te gevaarlijk. We dumpen 'm gewoon op zee, als voer voor de haaien. Daar kraait geen haan naar.' "Ik zat te beven van afgrijzen, onder dat raam, achter de struiken, met grote moeite een huilbui onderdrukken. Ik veronderstelde dat het met Henk daar binnen, zittend in de schouw, niet anders gesteld was. Na weer even stilte zei de stem van Jock: "Ja, best, maar schiet 'n beetje op. Ik heb geen zin om hier uren met een pistool te zitten wapperen. En waarschuw de Linda dat ze zich klaar maken voor een korte vaart. Vanavond om 'n uur of elf. Zeg Kevin zich beschikbaar te houden met z'n station wagen; En jullie gaan ook mee, in jullie huurwagen.' "Het was weer even stil waarna Jock vloekte en zei: 'Omdat je ons moet helpen die vent te dragen, daarom, verdomme! Ik zei toch dat 't 'n vent is van minstens zes voet dus z'n gewicht zal navenant zijn. En denk erom, je kunt niet terug bellen!' Het was weer even stil en vervolgens zei de woedende stem van Jock: 'Omdat ik de telefoonlijnen hier ga blokkeren! Daarom! Denk je nou dat die vent alleen is?' "Er volgde een korte tik, waarvan ik veronderstelde dat het de telefoonhoorn was die op het toestel werd gesmeten en vervolgens klonk zijn stem weer bars: 'O, ik zie 't all. Het raam staat open! Daar ben je zeker door binnen gekomen, hè, vlegel?' En de vlegel, Henk, zei doodleuk: 'Ik wil 't wel even voor U dichtdoen, meneer Jock.' Ik stond paf! Ik greep m'n hart vast! Hoe kon die idioot nou toch Jocks naam noemen! Jock zelf bleek ook stomverbaasd te zijn. Er volgde weer een brute vloek en vervolgens de woedende vraag: 'Hoe weet jij mijn naam?' 'O,' zei deze lummel, 'die heeft een hemels mooie fee mij ingefluisterd.'Ha! - Ha! - Ha! -' brulde Jock weer op lugubere wijze en meteen daarop: 'Blijf zitten waar je zit, klootzak! Handen achter je hoofd! Ik doe dat raam zelf dicht!' "En toen maakte ik dat ik wegkwam. Ik was als de dood dat hij mij zou ontdekken. Zo snel als mijn benen mij dragen konden, vluchtte ik naar mijn kamer, viel op m'n knieën voor mijn bed neer en bad, zoals ik nog nooit gebeden heb, werkelijk in de heilige hoop, dat God een engel met een vlammend zwaard zou sturen om tussenbeide te komen. Ik wist me geen raad. Er kwam niets in m'n hoofd op wat ik zou kunnen doen; ik was totaal de kluts kwijt en volslagen wanhopig. "En toen, ineens, schoot me dat verhaaltje te binnen van die twee auto's die in de modder bleven steken. De ene chauffeur vouwde zijn handen en begon te bidden. De andere stapte uit en ging op zoek naar stenen en takken om onder de wielen te stoppen. En welke auto, denk je, dat het eerst wegreed? ... Nou ja. Bidden is uitstekend, bedacht ik, maar je moet ook wel de handen uit de mouwen steken, want God is geen poppenkastbaas, die aan touwtjes trekt, omdat ik zo'n braaf katholiek meisje ben. "Op de eerste plaats, zo bedacht ik weer wat redelijker denkend, kon ik de politie niet bellen, want die vuilak had gezegd dat hij de telefoonlijnen ging blokkeren. Op de tweede plaats kon ik geen auto pakken om naar de politie te rijden, want hier in Engeland mag je voor je achttiende niet rijden en bovendien had ik geen auto beschikbaar, omdat jij ermee naar Londen was. Op de derde plaats durfde ik niemand om hulp te vragen, want ik had geen idee wie Jocks trawanten waren. Dat moest ik eerst weten! "Ik stond op , pakte een boek, om buiten op wacht te gaan zitten, zogenaamd om te lezen, maar in werkelijkheid om te zien wie er zou komen, al had ik geen idee wat voor 'n boek ik gepakt had en ik liep ermee onder mijn arm naar beneden, langs de kamer van Jock, zo dicht mogelijk er langs, om te proberen of ik iets kon horen. Maar het was doodstil achter die zware, eikenhouten deur. Heel even overwoog ik om aan te kloppen om te proberen binnen te komen, maar ik zette dat idee onmiddellijk weer van mij af, omdat het risico groot was, dat Jock mij dan ook gevangen zou nemen en ik liep naar buiten, waar ik in het plantsoentje op een van de tuinstoelen ging zitten, zodanig dat ik de oprijlaan en de voordeur in de gaten kon houden. Met opzet ging ik er een beetje wulps bijzitten, met m'n voeten ook op een stoel en achterover leunend in de andere, om te voorkomen dat iemand zou merken hoe gespannen ik was. Zoveel benul had ik al weer. Ik hoefde niet lang te wachten. Minder dan een minuut of tien later kwam de huurauto van Frankie Gibbons aanrijden en hij en tot mijn verbazing Bob Henderson stapten uit, hij met een dik pak onder zijn arm. Dus zij waren het, die door Jock gebeld waren! Alleen al bij de gedachte dat er so-wie-so drie misdadigers onder de vakantiegangers in het kasteel waren, kreeg ik kippenvel. "Ik deed alsof ik aandachtig zat te lezen, al had ik misschien het boek wel onderste boven vast en zag hoe Frankie Gibbons net zo vunzig als altijd naar mij keek. Maar ze liepen, zonder iets te zeggen naar binnen. Het duurde meer dan een kwartier vóór ze weer naar buiten kwamen, waarbij ik Frankie duidelijk hoorde mopperen: 'Hoe komt hij erbij, om tien uur! Dan zijn we vóór middernacht nog niet terug.' Ze stapten weer in en reden snel weg. "Het enige wat vanaf dat moment in mijn hoofd bleef hameren was 'om tien uur'. Om tien uur, als het al donker werd, zouden ze komen om Henk op te halen en naar een schip te brengen. Op één of andere manier moest ik zorgen dat ik dan fit was. In mijn wanhoop besloot ik te proberen te gaan slapen, zodat ik om tien uur goed uitgerust zou zijn. Ik ging terug naar mijn kamer, kleedde mij uit, trok nu wel m'n nachtpon aan en m'n nylon slaap slipje, en plofte neer op mijn bed. Dat was oerstom van mij, om mijn kleren uit te doen, bedoel ik, maar ik was echt niet in staat redelijk te denken. "In plaats van te slapen lag ik urenlang te huilen van machteloosheid en mij alsmaar af te vragen wat er daar beneden met Henk gebeurde. In mijn verbeelding zag ik hoe ze hem hadden vastgebonden en in een grote zak hadden gestopt, waarin hij nauwelijks adem kon halen en ik griezelde van afschuw, temeer omdat ik zelf mede schuldig was aan het onheil dat hem was overkomen. Ik pijnigde mij m'n hersens af over de vraag of ik niets kon doen om Henk te hulp te komen, maar ik zag geen enkel lichtpuntje. Ik was zelfs niet op het idee gekomen om Jock naar het raam of de deur te lokken, zodat Henk had kunnen ontsnappen! En achteraf gezien, was dat eigenlijk heel simpel geweest." Op dat moment werd er op de deur van onze hotelkamer geklopt en werd de deur door de vriendelijke politieman geopend met de mededeling: De serveerster met Uw maaltijd. Ze kan binnenkomen. antwoordde ik en er verscheen een hoog blonde jongedame in uniform, met een gemaakte glimlach op haar overigens verveeld kijkende, bijna wit-blanke gezicht met veel te rode lippen, die een karretje met onze maaltijd erop naar binnen duwde, verplicht ongeïnteresseerd groetend met een "Goede avond." Vervolgens dekte ze de tafel, zette al het eten erop, het dessert in het koelkastje en de thermoskan met koffie er bovenop en ik tekende haar bon en stopte haar een flinke fooi in haar hand, waarop haar glimlach zijn gemaaktheid verloor, terwijl ze het geld gretig in haar zak liet glijden met een uiterst vriendelijk: "Dank U wel, meneer."