6 "Wat 'n vuilak, die Jock!" riep tante Barbie ongelovig uit. Wie had dat ooit kunnen denken? Maar zie je nou dat jullie grenzeloze domoren zijn!" voegde ze er hoofdschuddend aan toe. "Als jullie allebei een mobieltje hadden gehad, had je hem tijdig kunnen waarschuwen en ook als 't te laat was geweest, had je er de politie mee kunnen bellen en zoals je al zei, je had Jock kunnen afleiden, zodat Henk had kunnen ontsnappen." Ondanks haar afkeurende toon, lag er ook tederheid in haar stem, die de verwijten bijna geheel teniet deed. We gingen gedrieën aan tafel en spraken een dankgebed uit. "waarom heb je niet iemand om hulp gevraagd? Zul je nou nooit eens leren niet zo onbezonnen en onbesuisd te zijn?" zei ze misprijzend tegen haar nichtje, nog voor ze de eerste hap van haar soep had genomen. "Wie weet?" lachte Jenny, maar het was geen hartelijke lach. "Zo lang er leven is is er hoop, nietwaar?" Ze nam een hap van haar soep en vervolgde ernstig: "Zoals ik al zei, durfde ik niemand meer te vertrouwen. Als ik al drie misdadigers onder de gasten van het landgoed had ontdekt, hoe kon ik dan weten wie er wel betrouwbaar was?" "Daar heb je gelijk in." gaf tante Barbie met tegenzin toe. "Maar hoe kon Jock nou toch de telefoonlijnen blokkeren?" "Als je 't mij vraagt," zei ik, "kon hij dat helemaal niet. Volgens mij zei hij dat alleen voor het geval er iemand anders hem hoorde, hetzij aan de telefoon, hetzij buiten zijn raam. En hij had er in feite nog succes mee ook, want daardoor kwam Jenny niet op de gedachte naar een telefoon te gaan." "Ik weet 't niet." Zei Jenny peinzend en begon vlug haar soep naar binnen te lepelen zonder te proeven wat ze at. "Hoewel hij bewezen heeft een stomme stier te zijn, is hij wel een misdadiger;en misdadigers hebben tegenwoordig allerlei apparaten om telefoons af te luisteren èn ze te storen." Zowel haar tante als ik knikten instemmend. Na de eerste hap van het hoofdgerecht, vervolgde ze: "Na lang woelen en draaien was ik toch in slaap gevallen en schrok wakker toen het al bijna donker was en ik het geronk van automotoren hoorde. Ik schoot overeind en keek door het raam naar buiten. Er waren twee auto's voorgereden, allebei station wagens, de ene, een vreemde wagen, die ik ‚‚n keer eerder op het landgoed had gezien en de andere was de wagen waarmee Frankie Gibons en Bob Henderson die middag waren gekomen. Die stond vlak onder mijn raam. De vreemde wagen stond met zijn achterklap open vlak voor de voordeur van het gebouw. De inzittenden waren blijkbaar al naar binnen. En toen, tante Barbie, toen deed ik impulsief het enige wat ik überhaupt kon doen. Ik schoof mijn raam verder open, trok m'n nachtpon omhoog, mijzelf verwensend dat ik dat stomme ding aanhad en niet gewoon met m'n kleren aan op bed was gaan liggen, klom uit mijn raam, met mijn hart kloppend in mijn keel, greep met groot gevaar voor vallen de dichtstbijzijnde tak van de kastanjeboom vast en liet me uit het raam glijden. De tak zakte zover met me door, dat ik op het laagste punt de sprong waagde. Ik bezeerde mijn voeten in het grint en schold mezelf andermaal uit, omdat ik ook zo stom was geweest niet eerst m'n sandalen aan te trekken, maar ik had geen tijd te verliezen, schoot langs de muur naar de auto van Frankie, zal ik maar zeggen en probeerde het rechter achterportier. Het was niet op slot. Ik klom er snel in en trok het portier zo zacht als ik maar kon weer dicht, klom vliegensvlug over de achterbank naar achteren waar een vrij groot opgevouwen rubberen ding lag en kroop eronder zo dicht mogelijk tegen de leuning van de achterbank aan. Heel voorzichtig, om niet gezien te worden, tilde ik een stukje van het rubberen gevaarte op en keek door de achterruit naar de andere auto. Ik was net op tijd geweest, want op dat moment kwamen er vier mannen naar buiten die een grote zak meezeulden, die in hun handen bewoog! Mijn hart stond stil. Ze sleepten Henk in een zak naar die vreemde auto! Ik durfde niet langer te kijken, uit vrees gezien te worden en liet het rubberen ding weer zakken. "Even later hoorde Ik de andere auto starten en vervolgens werden de voorportieren open gemaakt van de auto waarin ik lag en stapten er twee personen in. Terwijl de ene de auto startte, lachte de andere hard en cynisch tegen hem en zei: 'Die Jock is niet goed snik!' Het was de stem van die gluiperd van een Frankie Gibbons. 'We hadden dat mannetje toch net zo goed in het meer kunnen smijten, in plaats van er helemaal de zee mee op te gaan!' "Er ging een rilling van afschuw door mij heen. Hier praatte een man, die ik goed kende, over een ander, die ik ook goed kende, alsof het een beest was, dat je gewoon kon afmaken! Met de beste wil van de wereld kon ik niet begrijpen, hoe de ene mens zo over de andere kon praten, of, wat veel erger was, denken. Ik had zin om het uit te schreeuwen: 'Vuile moordenaar!' maar bedwong mijzelf. Het antwoord kwam van de stem van Henderson en verraste mij toch een beetje. Zijn toon was eerder timide dan cynisch. Het was mij een raadsel waarom hij erbij betrokken was. "'Jock is 'n varken! 'n Mensenleven heeft voor hem geen waarde; alleen dat van hemzelf telt. Daarom moet die jongen zo ver mogelijk weg gedumpt worden, zodat hij niet gevonden kan worden als iemand aangifte van verdwijning doet.' 'Da's waar,' antwoordde Frankie op schunnige toon, 'daar heb je gelijk in. Maar ik wind dat we dat mannetje toch hadden moeten ontfutselen wie hem gestuurd heeft.' 'Z'n grootmoeder,' grinnikte Henderson, maar er lag niets hards in zijn stem. 'dat heeft ie toch gezegd.' 'Ja,' lachte nu ook Frankie, maar op nogal cynische toon, 'alleen moet Jock van dat soort humor niks hebben.' 'Jock moet van geen enkele vorm van humor iets hebben.' zei Henderson verontwaardigd. 'Die gaat over lijken voor geld.' 'Alleen moeten die lijken dan wel onvindbaar blijven,' grijnsde Frankie, 'want Jock is ook een lafaard. Daarom moet hij ons er ook per se bij hebben, om door medeplichtigheid chantabel te zijn.' 'n wij zijn zo stom om ons chantabel te laten maken.' zei de stem van Henderson. 'We hadden moeten weigeren.' 'Dan had ie ons ook gelijk om zeep geholpen.' gromde Frankie. "Ik huiverde. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat dit allemaal echt waar was. 'Het ergste is nog, dat die stommeling zichzelf erin geluisd heeft!' klonk de nu echt verontwaardigde stem van Henderson. 'Als hij zelf niet gezegd had dat het valse dollars waren, had die jongen het misschien helemaal niet geweten, en had Jock de politie kunnen bellen om hem als inbreker te laten arresteren.' 'Ja, Jock is nu eenmaal een stomme stier.' lachte Frankie Gibbons. 'Nadenken kan ie niet. Als we terug zijn in Amerika, en ik heb mijn deel van de buit binnen, dan maak ik dat ik zo ver mogelijk van hem vandaan kom, dat kan ik je wel vertellen.' "Het bleef hierna lange tijd stil, terwijl ik het gevoel had dat we met hoge snelheid reden. Een keer hoorde ik Frankies stem nog eens, toen hij opgewonden riep: 'Links houden, man! We zitten hier in Engeland, niet in Amerika!' "Ik kreeg het warm en benauwd onder dat rubber, waarvan ik geen idee had wat 't was. Mijn neus begon te kriebelen en ik vroeg me in gemoede af wat ik moest doen om een nies te onderdrukken. Als ze mij zouden ontdekken, was ik ongetwijfeld ook verloren! Het angstzweet brak mij uit. Wat was ik in 's hemelsnaam begonnen? Met duim en wijsvinger kneep ik m'n neus dicht en dat hielp. Ik wist absoluut niet waar we heen reden, al had Jock aan de telefoon gesproken over De Linda, die zich klaar moest maken voor een korte vaart en dat kon, zo veronderstelde ik, alleen een schip in een haven zijn. "Op een gegeven ogenblik stokte mijn adem in mijn keel, toen Frankie ineens zei: 'Wat denk je, kunnen we morgen die juwelenroof wel uitvoeren, of stellen we dat uit?' 'Hoezo?' vroeg Henderson, al kon ik niet aan de indruk ontkomen dat er weer iets timides in zijn stem lag. 'Nou ja,' gromde Frankie nors, 'We komen hartstikke laat thuis vannacht en ik moet wel m'n nachtrust hebben, hoor.' 'Dan stellen we 't gewoon uit.' zei de stem van Henderson, met een toon van opluchting erin. "Dus zij waren het geweest, daar in het priëel! En Henks als grap gelanceerde suggestie dat het om een misdaadcomplot ging bleek juist te zijn! En de vrouwenstem was natuurlijk die van die del van Frankie geweest! Ik lag gewoon te trillen van opwinding onder dat rubber ... en ik kreeg het alsmaar heter. Dus het aantal misdadigers onder de vakantiegangers op het landgoed Hebsburn was al vier! En een vijfde kwam blijkbaar van buiten het kasteel. Van Jock en Frankie kon ik het mij voorstellen, maar van Henderson ....? "Intussen begon mijn neus weer hevig te kriebelen en probeerde ik uit alle macht een niesbui te onderdrukken, door mijn adem in te houden en mijn neus dicht te knijpen. Op dat moment denderde er een zware andere wagen langs in de tegenovergestelde richting. Dat was mijn redding. Ik niesde drie keer, en hield m'n hart vast bij de laatste keer, omdat die zware wagen toen al voorbij was. "'Wat was dat?' vroeg de stem van Frankie verbaasd. 'Het leek wel of er iemand niesde.' 'Je hoort spoken.' antwoordde Henderson nuchter. 'Dat geluid kwam natuurlijk van die passerende vrachtwagen' 'Nou, dan zat er zeker iemand in de bak van die vrachtwagen, die niesde.' zei Frankie. "Intussen brak bij mij het angstzweet uit. Ik was als de dood, dat Frankie op onderzoek zou uitgaan. maar gelukkig, na een uur of zo, schatte ik - al leek het wel een halve dag - terwijl ik lag te zweten als 'n beer, stopte de auto en zei de stem van Henderson: 'We zijn er. Jij mag dadelijk terugrijden, kun je ook weer 'ns genieten van links rijden in het donker.' "Ze stapten uit en nadat ze beide portieren weer hadden dichtgeklapt, kwam ik vanonder het rubber vandaan en keek door de voorruit. Het was geheel donker. De vreemde wagen waar twee mannen uitstapten waarvan ik de ene, aan zijn houterige bewegingen herkende als Jock, stond een klein eindje verderop, net buiten het schijnsel van een straatlantaarn vlak voor de brede loopplank van een groot jacht. Ik klom vliegensvlug weer over de leuning van de achterbank en glipte nu door het linker achterportier naar buiten. Ik nam niet de moeite het weer dicht te doen, om te voorkomen dat ik lawaai maakte. "Ik zag hoe ze met z'n vieren de grote zak met Henk erin uit de stationwagen trokken en hem tot mijn afgrijzen, eerst een keer hard op het wegdek lieten vallen om hem daarna weer op te hijsen, onder gesmoord gelach en hem, over de loopplank aan boord van het jacht te brengen. Er hamerde maar ‚‚één gedachte in mijn hoofd: 'Ik moet aan boord zien te komen!' en Ik rende op mijn blote voeten over de plavuizen van de kade naar de achtersteven van het jacht, dat slechts hooguit twee meter van de kade af lag. Mijn hart bonsde wild, als de dood dat ze mij zouden zien, ondanks de duisternis. Daar, aan die achterkant, lag het schip met een tros vast aan een bolder op de kade, en na een korte, vertwijfelde aarzeling, greep ik die tros, liet me van de kade glijden en mij met mijn handen langs de ruwe kabel bewegend, klom ik even later aan boord en dook onder een stuk zeildoek, dat daar lag, naast een opgevouwen rubberboot, die ik als zodanig herkende omdat er twee perslucht flessen aan zaten. Dankzij de straatlantaarns op de kade kon ik alles zien. Ik trilde over m'n hele lichaam van ingehouden spanning en keek vanonder het zeildoek naar wat er gebeurde. Ik huiverde van afschuw, want ze smeten de zak met Henk erin tegen de achterwand van de kajuit, niet ver van me vandaan, opzettelijk zo hard ze konden. Jock ging daarna, met die ogenschijnlijk motorisch gestoorde gebaren die zo typerend voor hem zijn, praten met twee vreemde mannen op het schip. Een derde man stond in de stuurhut en keek toe. Het was te donker om de gezichten te herkennen. 'Oké,' hoorde ik de ene man zeggen. 'We hebben tijd zat. We varen een flink stuk uit. Maak je geen zorgen.' En toen verlieten de vier mannen waarvan ik de een niet kende, het schip en werd de loopplank naar binnen gehaald en sloegen de motoren aan en gooide ene van die mannen de voortros los en een andere de achtertros, vlak naast me, zodat ik m'n hart vasthield van angst dat ik ontdekt zou worden. "Het schip voer eerst langzaam, daarna steeds sneller van de kade weg en was binnen enkele minuten de haven uit en op volle zee. Het moest een hypermoderne boot zijn, die nauwelijks bewoog op de golven. De twee mannen waren naar de stuurhut gegaan en kwamen er nu weer uit en gingen de kajuit in, zodat er maar één in de stuurhut achterbleef. Dit was mijn kans. Ik had geen tijd te verliezen. Bevend van spanning en angst kroop ik van onder het zeildoek vandaan, trok mijn nachtpon op tot om mijn middel - die rottige nachtpon was wel het meest ongemakkelijke kledingstuk dat ik nu kon dragen! - en kroop op handen en knieën naar de achterkant van de kajuit, waar de zak met Henk erin op het dek lag. Binnen hoorde ik gepraat en gelach, ook van een vrouwenstem, maar schonk er geen aandacht aan. "Buiten de haven was 't stikdonker. alleen de sterren en het groene en rode lichtje op de stuurhut wierpen een miniem beetje schijnsel in mijn richting. Er zat geen raam in de achterkant van de kajuit, zodat van daaruit ook geen licht scheen. Op de tast vond ik het uiteinde van de zak, waar een dik stuk touw wel vier keer omheen gebonden zat. Eveneens op de tast probeerde ik het los te krijgen. Langzaam maar zeker kreeg ik hoe langer hoe meer bewondering voor blinden, die heel handig zijn in dat soort dingen. Ik had die handigheid helemaal niet. Het kostte me ontzettend veel tijd om dat touw los te knopen, en mijn hart klopte voortdurend in mijn keel, want hoe verder we weg kwamen van de kust, hoe eerder het moment aan zou breken dat ze Henk overboord zouden komen smijten en ook mij zouden ontdekken en vermoedelijk ook overboord smijten en bovendien, hoe minder kans we hadden om te overleven, als we wel van boord kwamen. "Eindelijk, na wat een eeuwigheid leek, had ik het touw los en trok de zak open en omlaag zodat Henks hoofd eruit kwam. Met mijn handen voelde ik dat er een dikke doek om zijn gezicht gebonden zat, en trok die omlaag, zodat hij om zijn hals bleef hangen. Hij haalde enkele malen diep adem alsof hij urenlang adem tekort gekomen was. Dat was hij ook, maar hij speelde het klaar geen geluid te maken. Ik bracht mijn mond bij zijn oor en fluisterde: 'Ik ben 't, Henk, Jenny. daarna bracht ik mijn oor bij zijn mond, omdat ik intuïtief aanvoelde dat hij iets wilde zeggen. Heel moeilijk fluisterend, alsof hij zelfs dat niet meer kon, zei hij: 'In m'n rechter broekzak... m'n zakmes...' "Ik voelde langs zijn rechter flank en vond zijn broekzak, stak mijn hand erin, vond het zakmes en knipte het open om de touwen rond zijn polsen door te snijden. Het touw zat niet alleen om zijn polsen, maar ook om zijn middel, waardoor hij niet in staat was geweest zijn handen omhoog te brengen om de doek van zijn gezicht af te trekken en met zijn tanden de touwen los te maken. De vuile smeerlappen! "Het kostte mij veel, veel te veel tijd om het touw door te snijden, ondanks dat het mes behoorlijk scherp was. Het was erg taai, nylon touw en ik was ook bang hem in zijn polsen te snijden. Toen ik het eindelijk doorgesneden had, ging hij overeind zitten, trok zijn benen ook uit de zak, pakte het zakmes uit mijn hand en sneed zelf de touwen om zijn enkels los. Ook hij had er erg veel tijd voor nodig, maar toen hij eindelijk vrij was fluisterde ik in zijn oor: 'Hier achter ligt een opgevouwen rubberboot met twee persluchtflessen eraan. Kun je goed zwemmen?' Hij knikte tegen mijn wang aan. Daarna bracht hij zijn mond bij mijn oor en fluisterde: 'jij ook?' Ik knikte tegen zijn wang. "We kropen naar de rubberboot, die met een ring aan een pen in het dek vastzat. Ik lichtte de ring van de pen af en besefte nauwelijks dat ik de leiding had genomen en zonder te weten hoe zo'n ding eigenlijk werkte, toch begreep dat hij pas in het water moest worden opgeblazen met behulp van de persluchtflessen. Bovendien begreep ik dat ik moeilijk zou kunnen zwemmen met die lange nachtpon om mijn benen, daarom stopte ik hem zo ver in mijn slipje dat mijn benen vrij zouden blijven. Henk pakte de rubberboot aan de ene kant aan het nylon koord vast dat eromheen zat en ik aan de andere. Hij was vrij zwaar. We trokken het ding naar de reling, lichtten het eroverheen, klommen er tegelijk ook zelf overheen, waarbij ik bijna met die nog over mijn slipje bengelende rottige nachtpon van mij bleef haken, zodat ik het gevoel kreeg dat mijn hart weer stil bleef staan, maar toch zetten we onszelf tegelijk met onze voeten af en sprongen in zee. Het water was koud en we gingen kopje onder en begonnen meteen zo hard als we konden te zwemmen, met de onopgeblazen rubberboot tussen ons in. Achteraf bezien, verbaast het mij nu nog dat ik op dat moment slechts één dwanggedachte had: zwemmen! Henk zwom met zijn kleren en sandalen aan, maar dat besefte ik toen niet en mijn nachtpon speelde mij toch parten, omdat hij bij het neerkomen in het water als een ballon om mijn bovenlichaam opbolde. De perslucht flessen hielpen ons weer snel boven water komen en zonder het te zien, wisten we dat het kielzog van de boot ons terug dreigde te zuigen naar de schroeven. Maar de boot voer zo snel, dat we er binnen enkele seconden uit waren en in rustiger, lange golven terecht kwamen. "Ik had aan boord al gezien dat er korte koordjes met een ring aan de persluchtflessen zaten en veronderstelde dat je ze daarmee moest opentrekken, net als zwemvesten in vliegtuigen. Achteraf bezien, wind ik het vreemd, dat ik op dat moment, in volle zee, op lange, deinende golven en koud water geen enkele paniekreactie kreeg. Ik dankte de hemel dat ik van kindsbeen af uitstekend heb leren zwemmen. Watertrappend riep ik naar hem: 'Pak de ring aan de persluchtfles! Ik tel tot drie dan trekken we de flessen open. Eén, twee, drie!' In een wip ontvouwde de boot zich en werd opgeblazen tot een rubber vlot van zo'n twaalf voet lengte en zes voet breedte. We vroegen ons op dat moment niet eens af, of het geen toeval was dat het vlot zich niet onderste boven had ontvouwd. 'Ik tel weer tot drie,' riep ik opnieuw, 'dan klimmen we er ieder aan onze eigen kant in. Daar gaat ie: één, twee, drie!' en enkele ogenblikken later zaten we dicht tegen elkaar te bibberen van de kou, in de opgeblazen boot, die dansend op de golven op en neer sprong. Mijn nachtpon kleefde aan alle kanten om mijn lijf waardoor ik me nog kouder voelde. 'Jenny,...' Zei hij, met hese, bevende stem, alsof hij dreigde te gaan huilen, 'Jenny, ... hoe heb je mij gevonden?' 'Dat is op dit moment niet van belang, jongen,' zei ik ontroerd, terwijl een flink stuk van de spanning van mij afviel, ondanks de benarde toestand waarin we ons nu bevonden. De lichtjes van het jacht zagen we in de verte verdwijnen. 'Jij bent gered van de verdrinkingsdood door moordenaarshanden, maar nu zitten we samen in hetzelfde schuitje dobberend op de open zee, God mag weten waarheen en lopen we de kans samen te verdrinken.' "Meer bevend dan bibberend, had ik de indruk, begon hij om zich heen te voelen en vond, tot ons beider verrassing, een derde kleine perslucht fles, die hij zonder aarzelen ook opentrok, met als gevolg dat er, tot onze opluchting, een tentje ontstond op de voorste zes of zeven voet van het vlot. We moesten er een eindje voor naar achteren schuiven,want we waren er ongeveer in het midden ingeklommen. Aan de kant waar we naar toe geschoven waren, bleef ongeveer vijf voet over. Er begon op het hoogste punt van het tentje een licht te branden, waardoor we wat konden zien. Er bengelde een touw met een stok eraan aan het hoogste punt van de tent en toen Henk die stok uittrok, ontdekte hij achter in het vlot twee ringen, waar hij in paste. Zodoende kwam de tent rechter op te staan. Bovendien zagen we dat er een reeks klemmetjes aan het touw zat, waarvan ons op dat moment het doel ontging. Met een soort ritssluiting, die mij waterdicht leek, ontstond er een opening in de naar ons toegekeerde kant van het tentje, waar een mens net door naar binnen kon kruipen. " 'Dat licht moet uit.' zei hij, met hese, trillende stem en ging op zijn knieën zitten om te kijken of dat kon. 'Dat is veel te gevaarlijk.' zei hij, 'daardoor kunnen ze ons vinden, als ze ontdekken dat ik weg ben en dat de rubberboot weg is.' "Door het trillen van zijn stem merkte ik dat zijn zenuwen op springen stonden en dat verwonderde me niet. Ik verwachtte elk moment een uitbarsting. 'Inderdaad.' beaamde ik en kroop bibberend in het tentje om warm te worden. Het was een akelig gevoel, dat op en neer dansen en wiebelen van het vlot, alsof het ieder moment kon omslaan. Er zat ook een lichtje in het tentje en er bevonden zich enkele waterdichte zakken aan beide zijkanten, een ervan met een vrij flinke waterzak erin, een andere gevuld met biscuits en chocolade en nog twee waarvan ik niet direkt door had wat erin zat. Henk kwam ook binnenkruipen. 'Ik heb de batterij uit dat lampje gehaald.' zei hij met bijna overslaande stem. 'Dat licht hier binnen moet ook uit.' zei hij hees. 'Het schijnt heel licht door naar buiten.' maar eerst bekeek hij wat ik gevonden had. 'slaapzakken! Heel dunne slaapzakken.' zei hij, zich vastgrijpend aan de zijkant van het tentje, omdat ons bootje op dat moment een rare slinger maakte. "'Hier,' zei ik, 'drink eerst wat, want je moet verschrikkelijk veel dorst hebben.' en ik reikte hem de waterzak aan. Met bevende handen vulde hij de beker die eraan zat en dronk hem in één teug leeg. 'We moeten onze kleren uitdoen.' zei hij schor, 'en in die slaapzakken kruipen anders zijn we morgen hartstikke ziek.' Ik probeerde in het schemerige licht zijn gezicht te zien, terwijl ik op dat ogenblik niets liever deed dan mij van mijn kletsnatte kleren ontdoen, want ze kleefden vooral koud aan mijn lijf. Hij moest het nog veel kouder hebben dan ik, want het was wel zeker dat hij in die zak urenlang had liggen zweten als een beer. Terwijl ik mijn sumiere kleding uittrok, rolde hij een van de slaapzakken uit en hielp me erin, waarbij ik bijna over hem been viel, door een nieuwe zwieper van het vlot op de golven. Daarna trok hij zijn eigen kleren uit en riep verrast uit: 'Nou weet ik waar die klemmetjes aan dat touw voor zijn! Om kleren te drogen te hangen!' En hij bracht de onze buiten het tentje waar hij ze aan het touw hing. Het duurde wat langer dan ik verwacht had, voor hij terug kwam en op mijn vraag waarom zei hij: 'Ik heb even naar de sterren gekeken om te zien of ik kon vaststellen welke richting we op drijven en ik heb de indruk dat het naar het oosten is, maar ik heb geen idee van waar we zitten.' 'Dat had je niet moeten doen.' zei ik bezorgd. 'Dadelijk heb je een longontsteking te pakken.' Hij draaide eerst het lampje los, zodat het stikdonker werd binnen en kroop op de tast in de andere slaapzak naast me, maar trok hem niet helemaal dicht, om zijn handen even vrij te houden om ook op de tast twee grote stukken chocolade uit de voorraadzak te halen. Hij reikte mij een van de stukken aan en toen ik het aanpakte, voelde ik hoe zijn hand beefde. 'Je beeft.' zei ik bezorgd en dat was nou net wat ik niet had moeten zeggen; het was de druppel die de bomvolle emotie emmer deed overlopen. "Tante Barbie, Henk barstte in een onbedaarlijke huilbui uit. Ik begreep het donders goed. Ik zou het veel eerder hebben uitgeschreeuwd. De doodsangst van uren ontlaadde zich en ik voelde zijn hele lichaam tegen het mijne aan schokken, wild schokken, terwijl hij af en toe met piepend geluid ademhaalde. Ik stak mijn hand uit en legde hem op zijn borst, en zei diep ontroerd: 'Het was mijn schuld, Henk, het was mijn schuld. Ik smeek je vergiffenis.' "'Nee!' schreide hij hees. 'Nee, Jenny, ... 't is niet jouw schuld. en zijn snikken en huilen begon langzaam te bedaren. 'Het was mijn eigen stomme schuld. ... Als jij er niet was geweest, .... had mijn laatste uur nu geslagen.' Diep in mijn hart deed het mij goed, dat hij zich zo liet gaan. Hij bewees een gewone, goeie, eerlijke en gevoelvolle jongen te zijn; geen man van staal; geen mannetjesputter die alle gevaren en angsten emotieloos ondergaat, maar een mens, een volkomen mens van vlees en bloed. " Nogal verlegen keek ik naar mijn lege bord, trachtend de blik van Jenny's tante te ontwijken. Jenny zweeg heel kort en nam een paar happen van haar eten, naar het mij voorkwam zonder te zien wat ze pakte. Daarna legde ze even haar rechter hand op mijn linker en vervolgde zacht en ontroerd: "Hij ademde snel en probeerde met mannenmoed zijn tranen te bedwingen. Ik streelde hem over zijn wang en zei diep ontroerd: 'Huil t maar uit, Henk. Huil 't maar uit, dat is het beste voor je.' Maar hij kreeg zichzelf onder controle en dicht tegen elkaar aan liggend in de nauwe ruimte, en dankzij de slaapzakken, die heel dun waren maar toch lekker warm en dankzij de warmte die we aan elkaar gaven, zowel lichamelijk als vanuit onze harten, kwamen we een beetje tot rust, ook al was ons bed alles behalve rustig. Terwijl we allebei het stuk chocolade begonnen op te eten, vertelde ik hem kort wat er gebeurd was en hij vertelde mij hoe hij in doodsangst had liggen bidden, zonder ophouden had liggen bidden in die muffe zak, waarin hij nauwelijks adem kon halen, omdat die sjaal om zijn neus en mond zat. "'Zullen we samen iets leren, uit deze ervaring?' vroeg ik zacht. 'Wat, Jenny?' vroeg hij en de heesheid was uit zijn stem verdwenen. 'Dat we in nood gaan bidden als gekken en als de nood er niet meer is, het weer vergeten.' Hij was even heel stil En toen, tante Barbie, deden we iets heel bijzonders, wind ik en het was zijn voorstel. We baden samen de rozenkrans, zonder rozenkrans, tellend op onze vingers, de handen in elkaar verstrengeld, onze gezichten vlak bij elkaar en toen daalde er echt een diepe rust over ons heen en de zekerheid dat ons leven gespaard zou worden. "Het bootje danste alsmaar overlangs met de golven op en neer, zodat we regelmatig met onze hoofden omlaag gingen, wat ik erg onprettig vond, maar toen we klaar waren met de rozenkrans vielen we allebei toch, zij het nogal onrustig in slaap."