9 Er werd op de deur geklopt en toen ik open deed liet onze politie bewaker de serveerster weer binnen, die de tafel afruimde en de kamer verliet met een vriendelijk: "Goede avond." Aan het gezicht van tante Barbie was intussen te zien dat ze zat te popelen om vragen te stellen. We bleven aan tafel zitten en zowel tante als nichtje zaten precies op dezelfde manier met hun armen op de tafel over elkaar geslagen, terwijl ze allebei breed glimlachten met een enigszins ironische trek om hun monden. "En zijn jullie allebei netjes op je eigen matras blijven liggen?" vroeg ze, met een ondeugende klank in haar stem. Ze keek niet Jenny, maar mij aan en de blik was er een van genegenheid, voelde ik. "Wat dacht U?" antwoordde ik grinniken. "Ik lag nog geen minuut, of ik viel als een blok in slaap en als U het mij vraagt, was het met Jenny niet anders gesteld. We waren doodop. We hadden in die rubberboot maar heel weinig en onrustig geslapen de nacht tevoren." "Vooral Henk was doodop," vulde Jenny aan, "Behalve een slechte nachtrust, hadden we de hele dag geroeid, zonder veel eten en drinken en daarna droeg hij mij zowat een uur lang op zijn schouders en daarna moest hij mij op de stang van die fiets over een hobbelig weggetje vervoeren. En hoewel ik me voelde als z'n kleine zusje, had ik wel het gewicht van mijn huidige omvang en dat is zo'n 120 pond. " Het eerste moment dacht ik dat ze zestig kilo bedoelde, wat me onwaarschijnlijk voorkwam, tot me te binnen schoot, dat Amerikanen nog steeds de oude Engelse maten en gewichten gebruiken, terwijl ze altijd Engeland van overtrokken traditionalisme beschuldigen. Ik rekende snel in m'n hoofd de Engelse ponden om: 120 maal 454 gram wat ruim 54 kilo is en dat leek me dichter bij mijn schatting te komen en hoewel het weliswaar niet veel voor een mens is, vooral niet vergeleken met mijn eigen tachtig kilo, was het toch ook geen kleinigheid om mee in je armen over een oneffen terrein te rennen, maar toen ik het deed leek het niet meer dan een veren kussen. "We werden pas wakker," vervolgde Jenny, " toen we die vrouw, Margaret, in haar keukentje hoorden rommelen. Ze zette ons een fantastisch Engels ontbijt voor, van gebakken aardappelen, sla, komkommer, tomaten, ham en spiegeleieren, van haar eigen kippen, zei ze en een grote pot koffie, 'Want die Hollanders houden niet van goeie Engelse thee.' gaf ze er als verklaring bij. Het was een eigenaardig mens, een beetje cynisch, maar dat was, als je het mij vraagt, een masker om haar ware aard te verbergen, want hoe kon ze ons anders zo verwennen? Ze had kennelijk iets met Nederlanders, want ze had het met haar grapjes steeds op Henk gemunt. Ze wilde ons niet vertellen waarom ze daar zo afgelegen op haar eentje woonde. Henk vertelde me later dat hij haar boekenkast aandachtig had bekeken en er boeken in had gezien in verschillende talen, waaronder Frans, Duits, en Nederlands, maar ook boeken in Russisch en zelfs Arabisch schrift. En één plank stond vol woordenboeken, zei hij. "Ze gaf mij een bloes en een rok van haar, die mij wat te wijd waren, maar zij zelf maakte de rokband pasklaar voor mij met een veiligheidsspeld en ze had ook nog een paar oude sandalen die mij niet al te veel te groot waren. 'n Bh heb ik niet voor je,' lachte ze. 'De mijne zijn veel te groot voor die tietjes van jou. Maar da's niet erg, dan heeft die Hollander iets om naar te kijken.' Ze liet er 'n vrolijke lach op volgen. Henk hoorde het gelukkig niet. Hij was in de badkamer. Hij kon zijn eigen kleren weer aantrekken, die inmiddels droog waren, net als de mijne en onze slaapzakken. "In haar schuurtje bleek ze ook nog een kinderzadeltje te hebben, dat je op de stang van de fiets kon vastzetten, met twee zij pinnen eraan voor de voeten en dat kregen we ook. Ze vertelde ons niet waarom ze dat ding had. 'Helaas heb ik geen pakkendrager voor jullie,' zei ze, 'want dat zou makkelijker geweest zijn.' Henk monteerde het kinderstoeltje op de stang van de fiets, met een kleine schroefsleutel die in het tasje achter aan het zadel van de fiets zat en boog de opstaande beugels wat naar buiten 'zodat je grote troelala erin past.' zei die lummel tegen mij en schroefde vervolgens het stuur van de fiets een stuk omhoog, 'zodat je benen eronderdoor kunnen.' verklaarde hij en toen we wilden vertrekken, stopte de vrouw mij een biljet van vijfentwintig pond in de hand en zei: 'Dat kun je me later wel eens komen terugbrengen.' en dat moeten we zeker zo snel mogelijk doen, want na alle lelijke mensen die we hadden ontmoet, gaf zij ons weer vertrouwen in de mens. Ik omhelsde haar en Henk ook en ze zei iets tegen Henk in het Nederlands waarop Henk moest lachen en naar mij keek, maar hij wilde me niet vertellen wat ze had gezegd. Ze wees ons de weg naar het dichtstbijzijnde stadje, dat Illingfield heette, waar, volgens haar, eens in de paar uur wel een treintje kwam, waarmee we naar huis konden gaan. Die vijfentwintig pond zouden daar wel genoeg voor zijn, dacht ze. En zo gingen we, redelijk vroeg in de ochtend op weg, Henk weer met onze slaapzakken aan het touw op zijn rug hangend - de lege waterzak en proviandzakken, evenals mijn nachtpon en de sjaal hadden we bij mevrouw Margaret achtergelaten - en ik zittend in mijn kinderstoeltje, nu niet meer met beide benen aan een kant van de stang, maar één aan elke kant, met mijn voeten op de pinnen, die echter voor kinderen bedoeld waren, waardoor ik met mijn onderbenen achteruitgestoken zat. Ik zat er zo wel wat sexy bij, omdat ik mijn rok ver op moest trekken, maar het was in ieder geval honderd percent aangenamer dan met mijn troelala - zoals die lummel dat zo oneerbiedig had genoemd - op die smalle stang. Ik zat HELEMAAL naar voren, zodat Henk ruimte had voor zijn benen om te trappen. De spanning van het avontuur van de dag tevoren was van ons afgevallen , zodat we ons, vooral door de verademende gastvrijheid van mevrouw Margaret, heel opgewekt en blij voelden. Henk begon zelfs te fluiten, terwijl we over die ouwe asfaltweg reden in de richting van het stadje en de zon ons vrolijk bescheen. "Ik vroeg hem wat Margaret gezegd had. 'Het is niet eerlijk om iets over een ander in een vreemde taal te zeggen.' verweet ik hem. Hij lachte. Hij zei: 'Ze zei Pas goed op je pleegzusje; ze lijkt me echt een schatje.' Ik kreeg gewoon een brok in mijn keel; 't klonk zo lief. Nuhad ik niet alleen een pleegmoeder, maar ook een pleegbroer! Wie HAD dat ooit kunnen denken. "Het landschap waar we doorheen reden was heel rustiek, hier en daar met onverharde zijweggetjes naar ouderwetse boeren woningen en naarmate we het stadje dichter naderden passeerden we ook hoe langer hoe meer van die typisch Engelse cottages, met kleurrijke bloementuintjes ervoor. "'Ik had niet gedacht,' zei ik, op een gegeven moment, 'dat jij zo'n vechtersbaas was. Daar zie je helemaal niet naar uit.' 'Hoezo?' vroeg hij, ogenschijnlijk niet begrijpend waar ik aan refereerde. 'Nou,' zei ik, 'je stelde die twee kerels gisteravond toch maar mooi buiten gevecht, terwijl ik het op een haar na in mijn broek deed van angst.' Hij lachte schouderophalend. 'Ik stond er ook niet zonder angst en beven bij, want ik ben beslist geen vechtersbaas, maar ik werd zo razend, omdat die vuilak jou wilde hebben, dat ik tot alles in staat was.' 'Waar heb je judo geleerd?' vroeg ik hem. 'Ik heb helemaal geen judo geleerd.' zei hij. 'Op de middelbare school leerden we elkaar wat van die trucjes, die we op elkaar uitprobeerden. En die truuk die ik op die ouwe smeerlap toepaste, was eigenlijk levensgevaarlijk. De vent had zijn nek kunnen breken. Zoiets moet je eigenlijk niet doen bij iemand die niet heeft geleerd hoe je een val moet opvangen.' 'Als hij z'n nek heeft gebroken,' zei ik, 'heeft ie z'n verdiende loon. De vuilak! Hoe kunnen mensen toch zo smerig zijn?' "'Het is maar goed dat wij dat niet begrijpen.' zei hij, 'anders zouden wij ook zo zijn. En we moeten ons ook realiseren, dat wij het niet alleen aan onszelf te danken hebben dat we niet zo zijn.' 'Hoe bedoel je?' vroeg ik verrast. 'Wij zijn voor een groot deel, hoewel zeker niet helemaal, ook product van genetische en sociale invloeden en van onze opvoeding. Van je ouders en zelfs van je voorouders, heb je genetisch bepaalde eigenschappen meegekregen, niet alleen fysiek, maar ook psychisch en mentaal. Daarenboven hebben je ouders en je tante jou discipline, zelfrespect en verantwoordelijkheidsgevoel gegeven, net als de mijne mij en daar mogen we ze best dankbaar voor zijn.' 'Dat ben ik ook.' gaf ik toe, 'Dat 'n mens 'n misstap begaat kan ik begrijpen ; we halen allemaal bij tijd en wijle een of andere stommiteit uit en wie staat, zie toe dat hij niet valle!' 'De grootheid van een mens ligt niet in het feit dat hij nooit valt, maar dat hij weer opstaat, als hij valt.' zei Henk. 'Bovendien is 'n misstap of stommiteit geen misdaad.' voegde hij eraan toe. 'Ik denk,' zei hij, 'dat er mensen zijn die geen geweten hebben en anderen, die zich uitsluitend laten leiden door hun zucht naar macht of rijkdom of, wat nog erger is, hun dierlijke driften. Ze willen niets anders dan vreten, zuipen en neuken en leven dus gewoon als dieren.' 'Nee maar!' riep ik kwasi geschokt uit. 'wat 'n onbehouwen taal voor de fijnbesnaarde oortjes van een welopgevoed stadsdametje!' We lachten allebei hartelijk. We waren alle emoties van de vorige dag zo'n beetje te boven en het mooie weer en de landelijke omgeving waartussen wij ons voortbewogen, hielp ons er nog verder overheen. 'Nou ja,' zei Henk, 'laten we nou wel wezen; een heleboel mensen doen toch niks anders, vooral ook jongelui. Ik zie 't dagelijks onder medestudenten. Ze vreten zich te barsten, ze zuipen zich tot kotsends toe vol en ze liggen iedere nacht met 'n ander in de koffer. Wat voor soort menselijkheid, laat staan menselijke waardigheid is dat?Dieren gedragen zich beter. Die eten EN DRINKEN niet meer dan ze nodig hebben en hun geslachtsdrift is beperkt tot de tijd die voor hun procreatie nodig is. In plaats van uit te stijgen boven de dierlijkheid, overtrekken veel mensen hun dierlijke instincten ad absurdum.' 'Waarvan acte...' zei ik, omdat ik het roerend met hem eens was. "Henk lachte en legde even zijn rechterhand op mijn rechter bovenarm en gaf er 'n vriendschappelijk kneepje in. 'Ik ben blij dat je 't met me eens bent.' zei hij. 'Dat Betekent dat je je, net als ik, niet laat meeslepen met dat kudde gedrag. Neem nou dat zuipen van jongelui in onze leeftijd: ik mag graag een glaasje wijn of een biertje drinken en 'n sigaretje roken, maar ik verdom 't om me te laten uitdagen om mij te bezatten of mij te laten verslaven, waardoor ik geen vrijheid meer heb om zelf te beslissen wanneer ik iets wel of niet zal doen.' 'Juist!' riep ik blij uit. 'Mijn tante zegt altijd: 'n mens die gerespecteerd wil worden , moet beginnen zichzelf te respecteren en wie zichzelf wil respecteren moet beginnen zichzelf te zijn.' 'Waarvan acte!' citeerde hij mij. "Na ongeveer een uur reden we het stadje binnen en vroegen aan een voorbijganger waar we het station konden vinden. De man bekeek ons breed lachend, waarschijnlijk omdat ik zo grappig sexy in dat kinderbakje tussen Henks armen op de fiets zat maar wees ons wel de weg. Bij het station aangekomen, zetten we de fiets tegen een lantaarnpaal en wandelden argeloos het halletje in . Dát ... hadden we niet moeten doen! "Het halletje was op één persoon na leeg, wat er op duidde dat er voorlopig geen trein zou aankomen of vertrekken. Die ene persoon zagen we alleen op haar rug. Het was een dame - nou ja, dame? - Ze was hoog blond, had een knalrode, veel te korte short aan, waarvan de pijpjes opzij een split hadden tot bijna aan de band en een mouwloos suède jakje, dat niet tot aan haar short reikte en ze had een dikke gouden ketting om haar nek en dikke gouden armbanden om beide polsen en ik weet niet hoeveel ringen aan haar vingers en een dikke gouden band om haar linker enkel en overmaatse oorbellen in haar oren en aan haar voeten van die mallotige schoenen met ellenlange hakken, waardoor haar achterste als het ware achteruitgestoken was. Aan haar linker schouder hing een eveneens knalrode tas, die op haar heup bengelde. Ze stond naar het bord met vertrektijden te kijken. We waren allebei zo zeker van onze veiligheid in dit afgelegen oord, dat we totaal nietsvermoedend ook naar dat bord liepen. "Ze hoorde ons, keek om en zowel zij als ik stond één moment volkomen perplex. Het was die del van Frankie Gibbons! Henk had niets in de gaten, want hij kende haar niet en liep gewoon door naar het bord, terwijl ik stokstijf voor haar bleef staan en zij zich omkerend, voor mij. Het was mij 'n volslagen raadsel hoe die teef hier in dit afgelegen stadje kon zijn. "Dat suède jakje dat ze droeg had maar één knoop, laag tussen haar borsten en tussen haar half zichtbare tieten bengelde, aan die dikke gouden ketting, een ook in goud uitgevoerd naakt mannenfiguurtje, met alles erop en eraan. 't was duidelijk dat zij even erg schrok als ik, zo niet meer, maar zowel zij als ik herstelden ons direct en zij griste met haar linker hand een mobiele telefoon uit haar tas en begon een nummer aan te slaan. Ik snap nog niet, hoe ik zo snel kon reageren, want met één fikse klap sloeg ik die telefoon uit haar hand. Het ding viel kletterend op de grond. Toen pas had Henk in de gaten dat er iets mis was. In gemoede vroeg ik me af hoe zij in vredesnaam op dit plattelands stationnetje kon zijn, maar het was me wel meteen duidelijk dat zij op zoek was naar ons en het telefoontje bewees dat ze niet alleen in de buurt was. "Ze schrok heftig van mijn reactie, keek me aan met een blik vol haat op haar domme, knalrode smoel en dik half zilverkleurige, half blauwe oogschaduw onder haar blauwe ogen, wat haar toch al afstotelijke konijnen gezicht een duivelse aanblik gaf en stak nu haar rechterhand in haar tas. Ik weet nog niet waar ik de tegenwoordigheid van geest vandaan haalde, maar veronderstellend dat ze een wapen wilde pakken, toonde ik dat ik Henks aanschouwelijke lesje van de avond tevoren goed had geleerd, door mijn rechtervoet op haar linkervoet te zetten en haar een harde duw tegen haar borst te geven, waarbij ik mijn hand bezeerde op dat smakeloze mannenfiguurtje aan die ketting. Op die krankzinnige hoge hakken was ze natuurlijk niet in staat haar evenwicht te bewaren en ze sloeg met een gil languit achterover en ik greep Henk bij zijn hand en zei: 'Rennen!' en trok hem mee naar buiten, het stationshalletje uit, langs twee mannen die net naar binnen kwamen en verbaasd naar de op de grond liggende sexbom keken. 'Maken dat we wegkomen!' zei ik gejaagd. "We zaten vliegensvlug weer op de fiets en Henk reed met een moordgang de eerste de beste zijstraat in, terwijl ik langs hem omkijkend nog zag hoe die lellebel met haar lange blote benen naar buiten kwam rennen, hoofdschuddend - en misschien wel likkebaardend, maar dat kon ik niet zien - nagestaard door de twee mannen, omdat haar billen bij elke stap om beurten uit dat stomme korte broekje floepten. Maar ik was er wel zeker van dat ze ons zag. "'Wie was dat?' vroeg Henk, hijgend zijn snelheid opvoerend en een andere zijstraat naar rechts in sturend, waarbij we vervaarlijk scheef hingen. 'Die loopse teef van Frankie Gibbons.' zei ik, nog met hoge stem van opwinding. We gingen weer helemaal scheef hangend een zijstraat naar links in en halverwege die straat reed Henk plompverloren door een openstaand poortje een terrein van een groot bedrijf op en trok hard zijn remmen aan , sprong van de fiets en mij stevig met de fiets met een hand vasthoudend, smeet hij het poortje dicht, en rende met mij nog op de fiets naar een loods, waar niemand te bekennen was. Daar liet hij mij ook afstappen en zo stonden we binnen, Henk hijgend van de snelle sprint. "En toen zag ik ineens op een werktafel een opengeslagen krantje liggen waarop een belachelijk grote kop mijn aandacht trok. 'JONGEN EN MEISJE MISHANDELEN OUDE MAN EN ZOON!' stond er. We pakten het schandaalblaadje en lazen het erbarmelijk geschreven stukje: ILLINGFIELD - Gisteravond zijn een vreedzame oude visser en zijn zoon, ernstig mishandeld door een jongeman en een meisje. De arme mannen, die in hun huisje dicht aan de kust wonen, doen nooit geen vlieg kwaad. De oude visser vertelde dat het meisje niks aanhad als alleen maar een doorzichtige nachtpon. Hij en zijn zoon konden goed zien dat ze er ook niks onder aan had. De jongeman takelde de oude man zodanig toe, zodat hij bewusteloos op de grond bleef liggen. En met een gapende hoofdwond. Toen ook werd zijn zoon door hem samen met het onzedelijk geklede meisje op barbaarse wijze mishandeld. En toen gingen hij en het meisje er met de fiets van de zoon vandoor. De brute jongelui hadden beweerd dat ze met een rubberboot op de rotsen waren gestrand. De arme oude man en zijn zoon hebben de politie gebeld. Maar de politie was niet bereid naar hun toe te gaan. Het schijnt dat de politie in onze streken niet meer geïnteresseerd is in misdadigers! Ondertussen lopen de wrede jongeman en het wulpse meisje nog vrij rond, om wie weet wie nog meer te mishandelen! "'Alsjeblieft!' riep ik uit. 'Nou weet je waarom die hoer bij dat stationnetje stond. Ze hebben dit ook gelezen en hun conclusies getrokken en nou weet je ook hoe de sensatieverhaaltjes in de wereld komen. Hoe kómen ze erbij dat mijn nachtpon doorzichtig was en dat ik er nota bene niets onder droeg!' 'Tja,' zei Henk. 'zo werkt de Britse schandaalpers met miljoenenoplage. Als er in een voorval geen sex voorkomt, fantaseren ze het op de redactie er wel bij. En dan te bedenken dat gedegen kranten als The Guardian moeite hebben het hoofd boven water te houden.' 'Maar dat ziet er niet zo mooi voor ons uit.' zei ik. 'Nee, want nu weten ze ook dat jij bij mijn verdwijning betrokken bent.' constateerde Henk. 'Als onzedelijk, wulps meisje nog wel!' 'Onzedelijk, wulps meisje!' snoof ik verontwaardigd. 'Hoe verzinnen ze 't! Wat een nonsens!' "We keken elkaar vragend en in verwarring aan. 'Wat nu?' vroeg ik zowel mezelf als Henk af. 'We kunnen het er niet op wagen weer naar dat station te gaan.' 'Zeker niet.' zei Henk. 'De eerstvolgende trein vertrekt pas na de middag, om één uur, dat heb ik nog gezien. En dat heeft die meid natuurlijk ook gezien. En dus weet ze dat we tot die tijd vrij rondlopen in dit stadje. Er zit niks anders op, dan dat we maar op de fiets naar het landgoed Hebsburn proberen te komen. Maar ik heb geen idee hoe.' ' We zullen een wegenkaart moeten zien te krijgen.' concludeerde ik. "We besloten dwars over het terrein te lopen, met de fiets aan de hand om te zien of we er aan de andere kant uit konden en ergens een boekhandel of zo konden vinden. Er stonden allerlei loodsen en ook een kantoorgebouw op het terrein. We kwamen 'n paar mannen tegen die daar aan het werk waren en vroegen ze of er een boekhandel in de buurt was. 'Rechts van de hoofdingang.' zei een van hen en wees naar een ijzeren hek ongeveer recht tegenover het poortje waardoor we binnen waren gekomen. Alleen, dit was een grote, dubbele poort, die wagenwijd open stond. Die arbeiders interesseerde het niet dat wij over hun terrein liepen. "Bij het hek aangekomen, nam ik voorzichtig poolshoogte, door, dom genoeg, eerst naar links te kijken en daarna pas naar rechts! Aan dat linkse verkeer in Engeland kan ik maar niet wennen. Alsof de duivel ermee speelde, zag ik de auto van Jock Dawson van rechts langzaam komen aanrijden. Hij was al vlakbij. Schielijk trok ik mijn hoofd naar binnen, in de hoop dat hij mij niet gezien had en trok Henk met de fiets mee om ons te verschuilen achter de muur naast het hek, zodanig dat wij wel naar buiten konden kijken maar Hij ons niet kon zien, als hij naar binnen zou kijken. "'Zie je wel,' zei ik bijna fluisterend, hoewel daar geen reden voor was. 'die hoer was daar niet alleen!' "Maar hij had mij wel gezien, want enkele seconden later draaide de auto tot mijn mateloze schrik het open hek in en bevestigde mijn constatering, want naast Jock zat madam,met haar mobiele telefoon aan haar oor. Ze hadden allebei hun portierraampjes helemaal open. Ze zagen ons onmiddellijk staan en Jock remde hard af. Mijn hart zonk in mijn schoenen, maar deze Hollander, die bleef de kalmte zelf. Hij was één keer in de val gelopen en niet van plan zich een tweede keer te grazen te laten nemen. Ik snap nog niet waar hij het lef vandaan haalde om te doen wat hij deed. 'Hou de fiets klaar om weg te rijden.' zei hij zacht en stond met twee passen naast de auto van Jock, leunde door het open portierraam naar binnen en gaf Jock, met zijn volle vuist een enorme dreun onder zijn kin en zei doodleuk: 'Nee, maar! Meneer Jock! Wat een verrassing U hier te zien.' en hij griste met zijn rechterhand het contactsleuteltje uit het contact en met zijn linker voor Jock langs de telefoon uit de hand van die del van Frankie en smeet ze dwars over de auto heen, op het dak van een loods, waar ze kletterend neervielen. 'Wat n toeval, hè? Leuk stadje, dat Illingfield, hè, meneer Jock?' grijnsde hij tegen die vuile moordenaar die hem met uitpuilende ogen van haat aankeek en pakte diens rechterhand met zijn linker in een ijzeren greep en schudde hem als 'n halve wilde op en neer, terwijl hij met zijn rechterhand zijn zakmes uit zijn zak haalde, het open knipte en het met kracht in de rechter voorband stak, die sissend leegliep. 'Echt de moeite waard om nog een poosje te blijven, hoor.' zei hij en liet Jock's hand los. ''Je kunt hier best nog wat valse dollars slijten.' grinnikte hij en stond Het volgende moment naast mij en commandeerde: 'In je stoeltje!' Maar voor hij zelf op de fiets kon springen, gebeurde er iets anders: Er kwam een grote vrachtwagen aan - zo'n truck met oplegger - die het open hek indraaide en pal achter de auto van Jock bleef staan en een keiharde loeier op zijn claxon gaf. We keken allebei nogal verrast, eerst naar de vrachtwagen chauffeur en vervolgens naar Jock, die niet wist waar hij het zoeken moest, want van de andere kant kwamen de mannen aanlopen, die ons verteld hadden waar we een boekhandel konden vinden. Henk lachte hardop, stapte op de fiets en riep tegen de vrachtwagen chauffeur: 'Geef 'm maar 'n duwtje, want hij kan niet weg.' en fietste dood gemoedereerd de grote poort uit, vlak langs de oplegger, sloeg linksaf en even verderop een klein steegje in naar rechts. "Terwijl we de poort uitreden hoorden we Jock nog vloeken, omdat hij zijn prooi voor zijn neus zag verdwijnen. Henk lachte weer vol leedvermaak. Hij draaide rechtsaf een andere smalle zijstraat in en zei, alsof er niets gebeurd was: 'Je hebt weinig respect voor die meid, hè?' "Het eerste moment snapte ik niet waarover hij het had. 'Wat bedoel je?' vroeg ik verbaasd en nog natrillend van de spanning. 'Nou,' zei hij grinnikend: 'je noemde die meid toch 'n hoer?' 'Ooh!' riep ik uit. 'Dat was ik al weer vergeten. Maar, wat wil je?' vroeg ik, weer normaal pratend. 'Ik heb je toch al gezegd, dat ze de waardigheid van de vrouw verlaagt tot het niveau van haar eigen stront. En dan druk ik me nog netjes uit.' Henk grinnikte. 'Zo mag je niet praten over een mens.' vermaande hij mij. 'Je weet niet waarom ze zo is.' 'Je zult wel gelijk hebben,' zei ik, 'maar dat wil niet zeggen dat ik haar hoog moet achten.' "Henk draaide een andere zijstraat naar rechts in. 'Zeg!' riep ik geschrokken uit. 'Ik geloof dat je teruggaat naar waar we vandaan komen!'Henk lachte opgewekt. 'Ja,' zei hij. 'We moeten toch naar die boekwinkel? En Jock heeft 't veel te druk met het terugkrijgen van zijn contactsleutels en dat telefoontje en met het verwisselen van zijn voorwiel en zal het nodige uit te leggen hebben en hij verwacht beslist niet dat wij terugkeren naar de plaats des onheils. Wat dat betreft konden we even goed terug gaan naar het stationnetje, ware het niet dat Jocks trawanten ongetwijfeld bij aankomst de trein in de gaten zullen houden.' 'Maar wie weet,' zei ik, 'misschien hebben die lui op dat fabrieksterrein de politie wel gebeld.' 'Dat denk ik niet.' zei Henk monter. 'Als ze dat al wilden doen zal Jock het zeker hebben tegengehouden. Maak je geen zorgen. Die is nog allergischer voor de politie dan voor ons.' "Ik vond het geniaal, om je de waarheid te zeggen, tante Barbie. Ik moet voorzichtig zijn met wat ik van hem zeg, anders wordt hij maar verwaand, maar ik heb nog nooit van m'n leven zo'n nuchtere knaap meegemaakt!"