10 De blik van Jenny's tante richtte zich met onverholen bewondering op mij, waardoor ik me verlegen voelde en mijn ogen neersloeg. "Ik dacht dat je had gezegd dat je geen vechtersbaas was." zei ze met dezelfde brede glimlach die zo typerend voor Jenny was. "En binnen vierentwintig uur ging je op de vuist met drie mannen!" Ik haalde mijn schouders op. "Tja," zei ik, verontschuldigend. "Als iemand je naar het leven staat, moet je wel en dan gelden er drie spreekwoorden: Wie niet sterk is moet slim zijn en De eerste klap is een daalder waard en De beste verdediging is de aanval. Bovendien moet ik toegeven," voegde ik eraan toe, "dat ik ook last had van wraakgevoelens. Dat is natuurlijk ethisch verwerpelijk, maar toch..." "Menselijk gesproken zeer begrijpelijk." onderbrak tante Barbie mij met warme stem. "maar één ding snap ik niet." vervolgde ze, " waarom zijn jullie daar niet naar de politie gegaan?" "Daar heb ik wel even aan gedacht," zei ik, "maar ik heb t niet tegen Jenny gezegd, omdat ik het idee direct weer verwierp. Ik ging van de veronderstelling uit, dat de politie òf ons verhaal niet zou geloven en ons zou hebben gearresteerd in verband met die zogenaamde mishandeling van die twee smeerlappen en diefstal van de fiets, òf, ons verhaal zou noteren en ons vervolgens weer op straat zou hebben gezet, en wel zonder fiets, omdat ze die in beslag zouden hebben genomen." "Daar kon je wel eens gelijk in hebben." gaf tante Barbie toe, door ervaring wijs geworden. "Maar vertel verder," moedigde ze haar nichtje aan, "wisten jullie een wegenkaart te bemachtigen?" "'n Heel goeie zelfs!" antwoordde haar nichtje. "toen we de weg bereikten waar dat bedrijfsterrein was zagen we nog net de vrachtwagen naar binnen rijden. Dat betekende dat Jock hetzij al vertrokken was, of verder naar binnen geduwd was. Dat laatste waarschijnlijk. We vonden het allebei jammer dat we niet hadden gezien wat er gebeurd was. "Ik bood Henk aan, behalve een wegenkaart ook een pakje sigaretten voor hem te kopen, want ik had echt een beetje medelijden met hem, wat dat betreft, maar na een korte aarzeling zei hij: 'Nee, laten we het geld liever bewaren voor essentiële dingen.' En dat, tante Barbie, is karakteristiek voor hem. Terwijl hij op mij wachtte ging ik naar de boekhandel en kreeg een prima wegenkaart van dit deel van Engeland. We verscholen ons in een steegje, waar geen auto komen kon, om de kaart te bestuderen. Het was ons onmiddellijk duidelijk dat we onmogelijk in één dag op de fiets het landgoed Hebsburn konden bereiken. We waren een heel eind naar het zuiden op de kust terecht gekomen, iets wat we al wel wisten, want ik had meer dan een uur achter in die auto gelegen en Henderson had hard gereden. Bovendien waren we met die boot ver de zee opgevaren, al wisten we niet in welke richting en hadden we een hele dag en nacht op zee rondgedobberd. "niettemin besloten we het er maar op te wagen. We zouden wel zien hoe ver we die dag zouden komen. We moesten zoveel mogelijk binnenwegen kiezen, omdat Jock en zijn trawanten ongetwijfeld de hoofdwegen zouden controleren, terwijl we, volgens Henk, niet op de snelwegen mochten komen met de fiets. Helaas stonden de straten van het stadje er niet op, maar we wisten dat we naar het noorden moesten, tenminste dat beweerde Henk, na de zonnestand te hebben gepeild, want ik had er geen notie van. Als ik op een vreemde plaats ben, ben ik gelijk mijn oriëntatie op de windrichtingen helemaal kwijt. "We bereikten snel de rand van het stadje waar we een ouderwetse fietsenmaker zagen. Henk remde af en zei: 'Ga 's kijken of ze een goedkoop achteruitkijkspiegeltje hebben?' Die hadden ze en op zulke momenten blijkt weer eens, dat discriminatie van vrouwen ook een positief effect kan hebben, want de jongeman die hem mij gaf, wilde er niets voor hebben. ''t Is een oud ding.' vertelde hij mij glunderend. Ik besloot eigenlijk met tegenzin misbruik te maken van zijn bewondering voor mij - die mij feitelijk nogal verbaasde, want zo knap vond ik mezelf er niet uitzien, zonder enige opmaak en in te grote kleren - en vroeg of hij misschien ook nog een oude pakkendrager had en ook die had hij! En ook die kreeg ik voor niks. "Toen ik met spiegel en pakkendrager bij Henk terug kwam, vroeg hij 'n beetje gepikeerd: 'Je hebt toch niet al ons geld opgemaakt?' 'Nee, hoor!' lachte ik. 'Vrouwelijke charmes bereiken soms meer dan geld.' 'Dat zou beneden de waardigheid van een geëmancipeerde jongedame moeten zijn.' zei hij gevat. 'Is 't ook,' zei ik, 'maar nood breekt wetten, nietwaar.' "een eindje verderop was een begraafplaats met een muur ervoor en voor alle zekerheid verborgen wee ons achter die muur om spiegel en drager op de fiets te monteren, met het gereedschap uit het tasje achter aan het zadel. In een wip had Henk de spiegel aan het stuur zitten, al vergiste hij zich eerst, omdat hij het ding links wilde zetten, terwijl het in Engeland rechts moet. De pakkendrager kostte wat meer tijd, omdat Henk de zitting van het kinderstoeltje er ook op wilde zetten, 'om niet met je wulpse troelala op die harde spijlen te hoeven zitten.' legde hij uit. 'Nog één keer dat woord wulps en jij krijgt een schop onder jouw eeltige zitvlees van mij!' dreigde ik hem. Henk schaterde en vroeg: 'Hoe kom je erbij dat mijn edele zitvlak eeltig zou zijn?' 'Iemand die zo goed kan fietsen moet wel eelt op z'n achterste hebben.' zei ik en hij zette lachend ook nog de voetsteunen aan de wielnaaf, 'voor je sexy voeten.' Plaagde hij. " Daarna reden we, geleid door de wegenkaart een saaie binnenweg op, tussen weilanden en boerderijen slingerend, terwijl ik zoveel mogelijk langs Henks schouder kijkend, mijn ogen op het spiegeltje gericht hield. Ik zat veel gemakkelijker achter op, terwijl het voor Henk minder vermoeiend was, omdat hij niet steeds zijn knieën naar buiten hoefde richten, vanwege dat kinderstoeltje op de stang met mij erin. 'We zullen minstens twee keer een eindje over een secundaire hoofdweg moeten rijden,' constateerde ik, 'en je hebt een gerede kans dat ze daar op de loer liggen. En dat zou niet zo erg zijn,' merkte ik op, 'als die moordenaars geen vuurwapens hadden, anders zou jij ze wel aankunnen.' "Henk grinnikte. 'Nou,' zei hij, 'jij hebt ook bewezen dat je niet voor een kleintje vervaard bent. Ik had niet gedacht dat je zo'n vechtjas was.' 'Dat ben ik ook niet.' zei ik zowel verontwaardigd als trots. 'Zoiets heb ik nog nooit eerder van m'n leven gedaan!' 'Luister, Jenny,' zei hij, 'jij hebt mij en jezelf laten zien dat je ook zo iemand aankan.' 'Maar dit was geen man.' zei ik. 'Ook als 't 'n man is, kun je dat.' verzekerde hij mij. 'als hij tenminste geen vuurwapen gebruikt, want dan kun je je beter gedeisd houden.' 'Maar ik heb niet zoveel spierkracht.' zei ik. 'Het gaat niet om spierkracht.' zei hij. 'Toen je die meid vloerde, had je ook geen spierkracht nodig. het is een kwestie van kalm blijven en behendigheid. Als je wordt aangevallen, zijn er twee probate middeltjes om je te verdedigen: nummer één, schop de vent zo hard je kunt in zijn kruis. Dan gaat ie onherroepelijk dubbel. Nummer twee: mocht hij je vastgrijpen, bij je keel, bijvoorbeeld, steek dan twee vingers in z'n ogen en hij laat je gegarandeerd los en als je dan de kans hebt, geef je hem nog een schop onder zijn klokhuis.' "Om dat laatste woord schoot ik in een schaterlach en begon te schudden achter op de fiets. 'Rustig!' riep hij uit. 'Dadelijk donderen we om, als je niet stil zit.' 'Dan moet je ook niet van die gekke dingen zeggen.' lachte ik en merkte op: 'dat zijn wel gemene trucs!' 'Jezelf verdedigen tegen een aanval op je persoonlijke, fysieke, mentale of geestelijke integriteit gaat altijd boven het nadeel dat je de ander toebrengt.' zei hij. 'Nou, nou!' riep ik uit. 'Dat is wel wat omslachtig geformuleerd.' 'Natuurlijk,' antwoordde hij. 'In mijn nog korte filosofie studie heb ik geleerd dat je de dingen zo moet formuleren dat ze niet verkeerd kunnen worden uitgelegd.' "We kozen de meest onmogelijke weggetjes die we op de kaart vinden konden, en waar we behalve een enkele boerenknecht op een tractor niemand tegen kwamen, behalve koeien en schapen. Het betekende natuurlijk wel dat we enorme omwegen maakten, maar de landelijke omgeving had een rustgevende invloed op ons. We voelden ons, geloof ik, allebei heel gelukkig, ondanks de penibele omstandigheden die ons tot deze voor Henk uiterst vermoeiende fietstocht hadden gedwongen. Het fijne was, dat we het bijna over alles met elkaar eens waren. Ook over ons geloof. Henk zei, nadat we een hele tijd zwijgend doorgereden waren tussen weilanden en sloten, af en toe afgewisseld met boomgaarden: 'Ik was een beetje verrast, dat je katholiek bent. De meeste Amerikanen zijn toch niet katholiek?' 'Waar ik vandaan kom, de regio Boston wel.' antwoordde ik. 'Hun voorouders, net als de mijne, kwamen uit Ierland.' vertelde ik hem. 'De meeste Amerikanen zijn weliswaar niet katholiek, maar de katholieke kerk is wel de grootste van Amerika, gevolgd door de Baptisten. Maar de Baptisten zijn geen echt kerkgenootschap.' "'Dus je komt, net als ik, uit een katholiek nest.' Constateerde hij. 'Dat klopt.' zei ik, 'maar dat wil niet zeggen dat ik alleen daarom katholiek ben. Ik heb al heel diep over mijn geloof nagedacht en zelfs al herhaalde malen in twijfel gestaan, vooral als er weer eens een controversiële uitspraak uit Rome kwam, of als er weer eens een of ander seksschandaal met priesters opdook, maar dan kwam ik toch weer tot de conclusie dat niet het instituut kerk mij bindt, en al helemaal niet zijn priesters, of bisschoppen en zelfs de paus niet, maar de leer van Christus.' ' Hear, hear!' riep Henk enthousiast uit. "Intussen was het middag geworden en reden we een dorp in, waar we besloten twee porties fish and chips te kopen, die ik volgens Henk moest proberen, anders zou ik nooit kunnen zeggen dat ik in Engeland was geweest. Behalve dat kochten we in een winkel knapperige broodjes en worstjes en een stuk of vijf flessen frisdrank, die we in een plastic zak aan het stuur van de fiets hingen. We waren al die tijd extra alert, omdat er een secundaire weg in het dorp uitkwam, maar er was niets verdachts te bekennen. "Een eind buiten het dorp besloten we een half uurtje te rusten. We reden een oprijlaan van een boerderij op en zetten de fiets tegen een boom en gingen in het gras zitten om wat te drinken. Daarna ging Henk liggen, met de twee opgerolde slaapzakken als kussen onder zijn hoofd, terwijl ik zittend de omgeving in de gaten hield. Henk lag nauwelijks 'n minuut of hij begon zacht te snurken. Tante Barbie, kun je je voorstellen dat ik hoe langer hoe meer bewondering kreeg voor hem?" Haar tante knikte heftig, maar zei niets, terwijl ik maar wat naar m'n vingers staarde en Jenny vervolgde: "Na een minuut of tien hoorde ik een auto aankomen, die de oprijlaan opdraaide. Omdat het een pickup was, maakte ik me geen zorgen. De bestuurder, een man met een vriendelijk verweerde kop en een sigaar in zijn natuurlijk lachende mond en een zonneklep op zijn kalende hoofd, zag mij zitten en stopte. Hij legde zijn behaarde arm op de rand van het open portierraam en keek gemoedelijk lachend van mij naar Henk en weer naar mij en wenkte mij om bij hem te komen en zei, toen ik dat deed, met zachte stem om Henk niet wakker te maken: "'Goeie middag!' en naar Henk wijzend: 'Ik geleuf dâ die muui is, is 't me?' Ik knikte. De zo grappig dialect pratende boer maakte een onweerstaanbaar betrouwbare indruk op mij. "'Jullie zijt zeker die twee jongelui wòr 'n Amerikaan nòar òan 't zuke is.' zei hij grinnikend. Heel even stond ik hem sprakeloos aan te kijken, maar direct daarop zei ik verbaasd: 'Een Amerikaan? 'n Grote, onvriendelijke, grijzende, houterige man met een heel nors gezicht en een dom kijkende sexbom bij zich met een suède jakje aan?' "'Krek zo's ge zegt.' antwoordde de man, knikkend, met een brede grijns, waardoor hij moeite HAD de sigaar in zijn mond te houden. 'Hij zei dâ gij z'n dochterke was en dâ ge d'r met 'n jongen vandeur was, op de fiets, in 'n stuleke op de stang.' en hij keek nieuwsgierig naar onze fiets en nam de sigaar uit zijn mond en grijnsde weer. 'Mar 't stuuleke zit me mer op de stang.' constateerde hij. "Ik werd razend en moeite doend mijn stem niet te verheffen zei ik verontwaardigd: 'Als hij mijn vader was had ik 'm al lang vergiftigd!' Ik had niet in de gaten dat Henk wakker was geworden van het gepraat, maar de boer, die langs mij heen keek wel. Hij lachte smakelijk. 'Dâ docht ik al.' grijnsde hij. 'Ge ziet 'r veel te leuk uut um n dochter van zo'n lompe kêl te zien. Ik was net ien 't durp om te tenke en dòar stopte ie òk en vroeg iedereen of ze òllie hadden gezien.' 'Wij hebben bij toeval ontdekt dat hij vals geld verspreidt en daarom wil ie ons uit de weg ruimen.' zei ik woedend. 'Valse dollars, zeker?' vroeg de vriendelijke man verrast. 'Dor hê'k iets van gelèze ien de krant. Mar as iemand òllie hierhen het zien fietsen, dan kumt ie zeker ok hierhen. Wor mò'j eigenlijk nor toe?' vroeg hij, in zijn prachtige plattelands taaltje. 'Naar het landgoed Hebsburn.' antwoordde ik. Ik keek om en zag dat Henk rechtop in het gras zat mee te luisteren. Ik voelde meteen dat hij ook vertrouwen in de boer had. 'Jonge, jonge!' riep de verweerde landsman uit. 'Dâ's nog 'n heel end. Dâ hoale jullie vandaag me meer. Wit je wâ?' vervolgde hij, 'Kom maar achter mien oan, nor de boerderij. Dan zâ'k mien zoon jullie nor 'n weggetje laten brenge dâ veul korter is en dâ'j veilig kun neme.' "Henk en ik keken elkaar aan. De man maakte zo'n betrouwbare indruk op ons, dat we besloten hem te volgen. Hij reed langzaam voor ons uit, en keek af en toe breed lachend om. We waren net bij een grote schuur aangekomen, toen ik in het spiegeltje een auto de oprijlaan zag opkomen. Op slag kreeg ik een kriebelig gevoel in mijn maagstreek en keek om, om mijn vermoeden bevestigd te zien. "'Henk!' schreeuwde ik, 'hij komt eraan!' Henk aarzelde geen moment en reed de open deur van de schuur in, zwaaide gewoontegetrouw zijn been achteruit om van de fiets af te springen, waardoor hij mij er bijna afsloeg, trok schielijk zijn been weer terug om het over de stang te zwaaien en trapte met zijn voet de deur dicht. Trillend van opwinding klom ik ook van de fiets, die we tegen de muur zetten terwijl we zochten naar iets waarachter we ons konden verbergen. "Gedempt door de gesloten deur hoorden we de boer, die nu op verbolgen toon zei: 'Wâ motte gullie hier? Witte gullie me dâ dit privé terrein is?' "Het was de barse stem van Jock die antwoordde: 'Mijn dochter is hier met dat vriendje van haar en ik wil haar hebben en dat vriendje ook.' "Hoe durfde die vuilak! Er kwam een heftige woede in mij op. Ik had zin om het uit te schreeuwen: 'Vuile leugenaar en moordenaar!' maar ik drukte me, meer bevend van woede dan van angst, tegen Henk aan, die zijn arm om mij heen sloeg. Hij bleef, zoals altijd wanneer er groot gevaar dreigde, de kalmte zelf. Hij loodste mij mee naar een kar die daar stond, van waarachter we ongezien door een raam naar buiten konden kijken. De boer stond breedgeschouderd voor de deur van de schuur en Jock stond voor hem met naast hem die del van Frankie - ik kan nooit de naam van dat wijf onthouden. De boer bekeek haar grijnzend en zei: 'Nou, nou, meidje, gij zijt zeker van achter 'n raamke met 'n rood lichie weggelopen.' en hij liet er een smakelijke lach op volgen en zich tot Jock richtend, zei hij: 'Met zo'n vader kan ik me best veurstelle dat 'n dochter d'r vandeur geet.' en na eerst zijn sigaar uit zijn mond genomen te hebben, floot hij keihard tussen zijn tanden waarop er twee grote honden kwamen aanrennen, die elk aan één kant van de boer gingen staan, met hun oren omlaag hangend evenals hun staarten. 'Bouviers' fluisterde Henk in mijn oor. Jock kneep zijn ogen bijna dicht en keek met een verkrampte uitdrukking op zijn gezicht naar de twee vervaarlijke viervoeters. Die del van Frankie deed verschrikt een stap achteruit. "Tot onze nog grotere verrassing kwam er vervolgens een boom van een vent aanlopen met een hooivork in zijn hand. Het was duidelijk te zien dat Jock zich stond op te vreten. net als toen hij Henk in zijn kamer had ontdekt imi teerde hij een lugubere lach: 'Ha! - ha! - ha!' hard en meedogenloos. Hij had nu zelf wel iets weg van een hond, die stond te kwijlen omdat de worst voor zijn bek hing, maar hij er niet bij kon. 'Beste man,' zei zijn stem, waaruit razernij doorklonk, ' ik heb absoluut geen gevoel voor humor.' 'Dâ's triest.' zei de boer en Henk begon, met mij dicht tegen zich aangedrukt, te schudden van ingehouden lachen. Het was precies het antwoord dat hij gegeven had, toen hij door Jock verrast werd. Alleen de boer sprak t met een zwaar dialect accent uit. "De grote jongeman die nu naast de boer stond en van gezicht op hem leek, vroeg: 'Wâ hê'j me nòu vur gaste hier gehold, pa?' "De hele houding en gelaatsuitdrukking van Jock liet weinig te raden over. Hij was als een tijdbom waarvan het uurwerk bijna afgelopen was. Zelfs de honden voelden dat aan en begonnen te grommen. De boer lachte weer smakelijk en zei: 'Amerikanen, zoon, Amerikanen! Dâ benne allemoal van die rare lui; kiek maar, die vent kan me ins lache en die meid motte we hier al helemoal me hebbe. As moeke dâ ziet krieg ze 'n beroerte.' "Werkelijk, tante Barbie, ondanks onze penibele situatie en mijn aanvankelijke angst , begon ook ik nu te schudden van ingehouden lachen. We moesten allebei moeite doen om het niet uit te schateren. Deze eenvoudige Engelse boer had precies door wat voor vlees hij in de kuip had en hij zou ons beslist niet aan Jock overleveren. "'Nòu boas,' zei hij weer grinnikend tegen Jock, 'hoe dink je d'rover? Zou je me 's opstappe? Gij ziet hier me welkom, dus ik zou zegge: ajuu!' "En toen ontplofte Jock. Hij bulderde buiten zinnen: 'Ik wil in die schuur! Daar zitten ze in!' en hij stak zijn hand in zijn zak en zowel Henk als ik begrepen dat hij daarin zijn pistool had zitten. Henk liet mij los en greep een zware schop die vlak achter ons stond, bereid om ermee naar buiten te gaan om Jock te lijf te gaan. Geschrokken pakte ik hem bij de arm en fluisterde: 'Niet doen, Henk! Wacht! " De boer was alles behalve op zijn achterhoofd gevallen. De hond aan zijn rechterkant begon te blaffen waarop de boer hem over de kop streelde en zei: 'Rustig mar, Bonzo. As ie nog 'n bitje vervèlender wur, mag je 'm effe bij de pote pakke, nòu nog me.' Hij grinnikte weer en zei: 'Witte wâ? Ik zal ekkes de pliesie belle, dan kûj die vertelle woarum ge achter die kienderen oan zit.' en zich tot zijn zoon wendend, zei hij 'zoon, pak 's effe de telefoon ien de auto.' "Alsof hij door een schorpioen gestoken was, trok Jock zijn hand schielijk uit zijn zak, zonder wapen, duwde die del van Frankie de auto in, riep tegen de boer: 'Nee, nee. We gaan al. Ik wil er geen politie bij hebben.' en sprong zelf ook in de auto en startte de motor. 'Mar as je minderjarige dochter d'r vandeur is gegoan, kan de pliesie ze toch dwingen met je mee te goan?' grijnsde de boer, maar als je het mij vraagt hoorde Jock het niet meer, want als een bezetene keerde hij de auto en reed in een wolk stof weg, achtervolgd door de twee woest blaffende honden en de boer lachte smakelijk, opende de deur van de schuur en zei tegen z'n zoon: 'Kiek is, zoon.' en naar ons wijzend: 'dâ mooie deerntje, dâ wou ie hebbe.' Terwijl die boom van een jongen me vol belangstelling en met een brede glimlach op zijn gezicht bekeek, kon ik me er niet van weerhouden zijn vader om de hals te vliegen en hem een warme zoen te geven. 'Dank U wel, meneer!' riep ik uit. 'We zullen U nooit vergeten.' Ook Henk schudde hem en zijn zoon hartelijk de hand. De beide honden kwamen nu ook de schuur inrennen , maar niet langer met hun oren afhangend maar recht omhoog en met kwispelende staarten. Ze besnuffelden ons allebei en blijkbaar werden we door ze goedgekeurd, want Bonzo liet zich door mij over zijn kop aaien. "Uitgelaten van blijdschap en opluchting zei ik tegen de boer: Maar, meneer, ik ben ook Amerikaanse; hoor ik ook tot die rare lui?' 'Nee, kiendje,' lachte hij uiterst vriendelijk. ik dink dâ ge n lief deerntje bun. Zelfs de honde vienden dâ. Hou 't zo, hè! Dan witte we teminste dâ d'r ok nog oardige Amerikanen zijn.' en hij liet er weer een smakelijke lach op volgen en legde zijn zoon uit wat er aan de hand was, waarop de zoon ons meenam naar buiten door een achterdeur van de schuur, eerst naar een andere schuur, waar hij een grote zak vulde met appels en peren, om die mij aan te reiken. 'Ze zijn niet bespoten,' stelde hij mij gerust, nu perfect Engels sprekend, 'dus je hoeft ze alleen maar een beetje af te vegen.' en vervolgens liep hij met ons een flink eind tussen akkers en boomgaarden door, begeleid door de twee prachtige viervoeters en bracht ons bij een weggetje, of zandpad, of hoe je het noemen wilt, net breed genoeg voor een tractor of zo, en zei dat als we dat volgden we aan het eind bij een meer zouden aankomen, waar we het best linksaf langs het meer verder konden gaan, tot we op een binnenweg zouden uitkomen vlak bij een dorp, vanwaar we verder konden komen naar het landgoed Hebsburn. "'Dit is allemaal privé terrein van de boerderijen hier, dus je kunt hooguit een tractor tegenkomen.' zei hij geruststellend. "En dus gingen we weer op pad - nagewuifd door de lange jongeman, die we beloofd hadden spoedig 'n keer langs te komen - fietsend op een zandpad, tussen weilanden, boomgaarden, akkers en korenvelden, terwijl de spanning langzaam weer van ons afviel. Jock en die del zouden intussen wel ergens op de loer liggen, bij de oprijlaan van de boerderij, in de verwachting dat we daar 'n keer moesten komen opdagen. Tenminste, dat veronderstelden we. " Jenny schoof haar stoel achteruit, stond op en zei: "En nou moet ik eerst naar de badkamer!" en rende weg.