11 Jenny verdween op een holletje de badkamer in, glimlachend nagekeken door haar tante, die direct daarop haar blik op mij richtte. Op haar gezicht lag een vreemde trek, alsof ze zowel waardering voor mij, als afkeuring wilde overbrengen. "Ik wind 't wel jammer dat die boer de politie niet gebeld heeft." zei ze op zachte toon." Ik glimlachte tegen haar, want ik voelde dat ik haar hart al gestolen had. "Waarom deed hij dat niet?" "Dat had weinig zin." antwoordde ik vriendelijk. "Als hij dat gedaan had, zou Jock al lang verdwenen zijn geweest, voor de politie kon arriveren." Met enige tegenzin knikte ze instemmend, want het niet inschakelen van de politie door ons, zat haar kennelijk erg dwars. Toch lag er niets verwijtends in haar houding, iets waar ik wel een beetje bang voor was. "We besloten wel de politie in te schakelen," zei ik, "maar pas als we terug waren in hebsburn castle, in de hoop dat men dan daar de hele bende in één keer zou inrekenen." Gelukkig kwam Jenny op dat moment terug uit de badkamer, plofte weer neer op haar stoel en vervolgde haar verhaal, alsof er geen onderbreking was geweest: "We praatten natuurlijk nog een tijdje over wat ons nu weer was overkomen en lachten nog na over de manier waarop de boer Jock voor schut had gezet. Maar tegelijk concludeerden we dat Jock het niet op zou geven om ons te pakken te krijgen. "Halverwege de namiddag kregen we nog een lekke band ook, maar dat was voor deze Hollander geen probleem. Ik was stomverbaasd hoe snel hij het gaatje vond, door de band op te pompen en hem in de sloot rond te draaien, waardoor hij ging borrelen op de plaats van het lek. In een wip had hij hem geplakt en weer op het wiel en weer opgepompt. Wat dat betreft, hadden we geluk, dat de fiets, op 'n pakkendrager na, volledig was uitgerust, al was het niet met de allermodernste hulpmiddelen. "We rustten gelijk een kwartiertje uit, aten een broodje met een worstje en elk een appel en dronken samen een tweede fles frisdrank leeg. Zoiets zou ik vroeger nooit gedaan hebben, maar sinds we op zee gedwongen waren samen uit dezelfde beker te drinken, had ik er geen probleem meer mee. Voor we weer op de fiets stapten deed ik eerst een plasje, daar, gewoon langs dat weggetje, ook al iets wat ik in andere omstandigheden nooit in m'n hoofd zou hebben gehaald en Henk voorzag, naar zijn eigen zeggen, de vissen in de sloot van wat extra vitamine. 'Wie weet hebben ook anderen dat al gedaan voor jij die fietsband erin ronddraaide.' zei ik. Hij lachte en zei: 'Dat is geen probleem; weet je niet dat urine zeer gezond is? Er zijn zelfs mensen die iedere morgen een glaasje van hun eigen urine opdrinken.' 'Getverderrie!' riep ik vol walging uit en klom weer op mijn stuleke, zoals de boer dat had genoemd - maar nu achter op de fiets - en daar gingen we weer, met een rustig gangetje. En nu ging Henk moppen tappen, om mij nog meer te choqueren. Het resultaat was dat hij af en toe hard moest remmen en zijn voeten aan de grond zetten, omdat ik zo zat te schudden van het lachen, dat hij de fiets niet meer in evenwicht kon houden. En het gekke was, dat hij zelf geen moment lachte. Hij bleef bloedernstig. 'Zit toch stil!' riep hij uit, 'dadelijk liggen we allebei met onze snufferd in de sloot; kun je genieten van mijn verdunde urine.' En daar ging ik weer! Henk moest weer zijn voeten aan de grond zetten om te voorkomen dat hij de sloot zou inrijden. Al die moppen kan ik niet navertellen, maar ik heb me rot gelachen, zo erg, dat ik er buikpijn van kreeg. Achteraf vraag je je af, waarom wij zo gemakkelijk vergaten dat er mensen waren die het op ons leven gemunt hadden. Ik heb zo'n vermoeden dat 't 'n vorm van verdringing is, die mensen toepassen om gevaarlijke omstandigheden het hoofd te bieden. En 't was ook zo'n mooi weer! De zon stond hoog aan de blauwe hemel en er woei een verfrissend windje en overal vlogen en floten vogeltjes om ons heen en langs de korenvelden bloeiden prachtige korenbloemen; en één keer zagen we een groepje patrijzen wegrennen, een heel eigenaardig gezicht; in één woord: 'n sfeer van rustieke schoonheid en rust. "Maar ja, ook aan alle goeie dingen komt een einde. Het liep al tegen de avond, toen de lucht begon te betrekken en we DE EERSTE DONDERSLAGEN hoorden. We reden tussen korenvelden en zagen in de verte een gebouw, een boerenschuur of zo. Henk probeerde sneller te fietsen, om dat gebouw te bereiken voor we een regenbui over ons heen zouden krijgen. Maar hij was onderhand doodmoe, en het zandweggetje was niet bepaald een racebaan. "De eerstvolgende donderslag kwam kort na een bliksemschicht en moest dus vlakbij zijn. Het duurde dan ook geen minuten meer voor het wolkendek openscheurde in een wolkbreuk, zodat we van het ene moment op het andere drijfnat werden. De regen viel met bakken tegelijk uit de hemel. Henk boog zich voorover en deed verwoede pogingen om harder te trappen, maar doordat de zandgrond van het weggetje in een mum van tijd veranderde in een modderpoel, hadden zijn inspanningen geen enkel effect. Ook ik boog mijn hoofd onder de neergutsende regen, en had nauwelijks in de gaten dat we bij die schuur waren aangekomen, waarvoor een brede brug over de sloot lag. Henk stuurde erheen en onder de overstekende dakrand van de schuur sprongen we van de fiets, zetten hem tegen de muur en gingen, elk met een van de plastic zakken aan de arm op zoek naar een deur. "De grote, dubbele voordeur van de schuur WAS met een zwaar hangslot afgesloten, dus renden we in de stromende regen om het gebouw heen, op zoek naar een raam of andere deur. ramen zagen we niet; als ze er al waren, zaten er luiken voor. Aan de achterkant vonden we een deur, die gelukkig niet op slot was. We schoten naar binnen, terwijl het water aan alle kanten van ons afdroop, en onze kleren kliedernat aan ons lijf plakten. Bij het door de regen en donkere wolken gedempte avondlicht, en ondanks dat onze ogen alsmaar volliepen met het regenwater uit onze haren, zagen we dat we in een grote ruimte stonden, vol LANDBOUW gereedschappen en werktuigen. Zelfs een tractor stond erin. Naast de deur zat een lichtschakelaar die we aanknipten, waardoor de ruimte verlicht werd door enkele kale gloeilampen die aan kale draden omlaag hingen aan het plafond, dat zeker tien tot dertien voet hoog zat. De regen sloeg door de open deur naar binnen, dus deden we hem achter ons dicht, zonder op het idee te komen hem ook af te sluiten. Met mijn handen veegde ik mijn haren naar achteren en drukte het water er zo veel mogelijk uit, waardoor ik beter kon zien. "'Ik ben bang dat we hier de nacht moeten doorbrengen,' zei ik, 'want 't ziet er niet naar uit dat het gauw zal ophouden met stortregenen.' 'Daar kon je wel eens gelijk in hebben.' beaamde Henk. in een hoek zag ik een touw vanaf het plafond omlaag hangen en ik wees ernaar. ''n Vlizotrap.' veronderstelde Henk en we liepen erheen en hij trok aan het koord, waarop er een plafondplaat omlaag scharnierde en een lange aluminium uitschuiftrap naar beneden schoof. 'Geen Vlizotrap.' constateerde Henk. 'Daar is het plafond te hoog voor.' Uit pure nieuwsgierigheid klommen we die wat wiebelende trap op en zo stonden we even later op een enorme zolder, vol met van alles en nog wat. Er zaten vier dakramen in, zodat we niet in het stikdonker terecht kwamen. Er lagen en stonden daar balen stro, planken, latten, balken, zakken, rollen touw, een hele stapel plastic vuilniszakken en allerlei dozen en kisten en grote plastic flessen. "We liepen over de zolder naar de andere kant, om de hele ruimte te inspecteren en vonden aan het uiteinde twee brede schuifdeuren, die aan de binnenkant met een klink op elkaar sloten. Ook gewoon uit nieuwsgierigheid schoven we een helft een eindje open en keken tot onze verrassing uit over het meer, waar de boerenzoon het over had gehad. Recht beneden ons, langs de oever van het meer liep een weg naar links, die we dus zouden moeten volgen volgens de boerenzoon. We lieten de schuifdeur een klein eindje openstaan, om frisse lucht binnen te krijgen. De regen sloeg aan deze kant niet naar binnen. Volgens Henk werden die schuifdeuren gebruikt om de balen stro en dergelijke naar binnen en buiten te krijgen. "Henk liep naar een stapel strobalen, trok er twee af en zei: 'Nou, wat denk je ervan? zullen we die maar als bed gebruiken en in onze slaapzakken kruipen?' "Dat deden we. De slaapzakken waren grotendeels droog gebleven en ook waar ze nat waren, waren ze van binnen toch droog. Na onze drijfnatte bovenkleren te hebben uitgetrokken en op een derde baal stro te hebben uitgespreid om te drogen, kropen we er in En weet je, Tante Barbie, als die jongen 'n bed ruikt, al is 't nog zo primitief, dan begint hij meteen te snurken. Logisch hoor, want hij was doodmoe van het lange fietsen met mij als extra last achterop en voor een deel eerst voorop. Natuurlijk was ik helemaal niet moe en het was nog niet zo laat en de baal stro was echt geen lekker bed, dus ik viel niet in slaap, en lag maar wat naar hem te kijken, in het halfdonker, terwijl de regen op het dak boven ons roffelde en de ruimte af en toe verlicht werd door een bliksemschicht en vroeg mij verbaasd af, waarom ik die slungel zo maar, vanaf het eerste moment volledig was gaan vertrouwen. Geen moment had ik geaarzeld om mijn kleren in zijn bijzijn uit te trekken, had er niet eens bij stilgestaan òf ik dat wel kon doen. Ik werd me bewust van iets heel moois; ik besefte tot in het diepst van mijn wezen, dat Henk en ik ons zonder ook maar de minste pretentie aan elkaar hadden toevertrouwd; dat er in nauwelijks drie dagen tijds, echte vriendschap tussen ons was opgebloeid. "En toen, na misschien een uur woelen en draaien om n beetje lekkerder te liggen, terwijl dat jong rustig lag te snurken en in de hoop ook in slaap te vallen, toen leek 't me alsof m'n hart bleef stilstaan. Eén moment lag ik, verstijfd van schrik in mijn slaapzak. Maar de panische verlamming duurde hooguit een seconde. Ik had een stem gehoord, van buiten, onmiskenbaar De stem van Jock Dawson die brulde: 'Hier zijn ze! Daar staat hun fiets!' Hij was en bleef een stomme stier, want als hij zijn grote bek had gehouden, had hij ons moeiteloos te grazen gehad. "Als 'n pijl uit 'n boog schoot ik uit mijn slaapzak en rende, op m'n blote voeten, slechts gekleed in m'n slipje, zo hard ik kon, tot tweemaal toe bijna struikelend over de rommel die daar overal lag, naar de nog omlaag staande trap, met maar één dwingende gedachte in mijn achterhoofd: 'Die trap moet omhoog !'. Maar ik was al te laat! De vuile moordenaar was al binnen en had de trap gezien en kwam naar boven. Mijn adem stokte in mijn keel, maar mijn hersens draaiden op volle toeren. Ik greep de eerste de beste plank, of lat, of balk, of wat 't ook was, die daar vlakbij lag en stootte hem zo hard ik maar kon omlaag, recht op zijn kop. Hij brulde als een wild dier en ik zag hoe hij zijn rechterhand losliet van de trap en in zijn zak stak. Ik begreep het meteen, trok de balk weer op en ramde hem, nog harder dan de eerste keer, op zijn linkerarm. Er volgde een klap en een afgrijselijk gevloek en het volgende moment zat ik op mijn knieën om de trap omhoog te trekken. Ik zag hem onder aan de trap languit op zijn rug liggen, met zijn pistool een eind van hem vandaan en die del van Frankie Gibbons, die naar hem toe kwam rennen, maar besteedde daar geen aandacht aan, al had ik de indruk dat hij uit zijn neus bloedde. God zij dank was het inderdaad geen vouwtrap, maar een uitschuiftrap, die aan een koord van bovenaf kon worden ingetrokken. Met een klap trok ik de plafondplaat met trap in de opening en schoof de plank of balk, of lat, of wat 't ook was tussen de trap en de plafondplaat met de uiteinden aan weerskanten op de vloer ernaast, zodat de trap niet meer naar beneden kon worden getrokken. Vraag me niet waar ik alle tegenwoordigheid van geest vandaan haalde, want ik dacht letterlijk niets, maar ik zag ook nog dat het touw, dat omlaag moest hangen, gewoon door een gaatje hing, met een dikke knoop bovenop, dus trok ik ook dat omhoog en bond het aan de trap vast. "Hijgend van opwinding en spanning rende ik op trillende benen en met knikkende knieën en met m'n hart kloppend in m'n keel terug naar Henk en schudde hem heftig door elkaar. 'Wakker worden, Henk!" SISTE IK in zijn oor, proberend het niet uit te gillen. Het duurde zeker tien seconden, voor de lummel eindelijk zijn ogen open deed en verdwaasd vroeg: 'Wie klopt daar?' omdat Jock inmiddels blijkbaar weer op de been was en bezig was van beneden af met iets tegen het trapluik te rammen. Maar ook bij hem duurde de verdwazing hooguit één seconde. Hij schoot uit zijn slaapzak en vroeg: 'Wat is dat voor lawaai?' "'Jock!' hijgde IK, niet in staat de SPANNING, ANGST EN OPWINDING uit mijn stem te bannen. 'Ik heb z'n stem gehoord. Hij is binnen gekomen en probeert boven te komen!' Henk hoorde het niet eens meer. Hij rende als een bezetene langs de balen stro in de richting van de trap, roepend: 'De trap moet dicht!' 'Hij zit al dicht!' riep ik hem na, maar ook dat drong niet tot hem door. Met een trek van stomme verbazing op zijn gezicht kwam hij even later terug en zei, vol bewondering: 'Dat heb je goed gedaan!' Ik lachte zenuwachtig, terwijl ik tegelijk mijn kletsnatte kleren weer hals over kop aantrok. 'Ik heb 'm eerst met die plank van de trap afgeslagen.' antwoordde ik, me realiserend dat ik er nou moest uitzien als een sexbom, met mijn bloes en rok aan alle kanten om mijn lijf klevend. 'Wat!' riep hij ongelovig uit. 'Waarom heb je me niet meteen wakker gemaakt?' 'Daar was geen tijd voor, man.' antwoordde ik, vertwijfeld om mij heen kijkend, om te zien of er geen vluchtweg was. 'Hoe kan die vuilak nou hier gekomen zijn?' vroeg ik met de zenuwen in m'n keel. Henk haalde zijn schouders op. 'We zijn stom geweest. We hadden de fiets daar niet moeten laten staan.' 'Maar,... ' stotterde ik verbouwereerd, 'hoe kan hij nou geweten hebben dat wij hierheen zouden komen?' "'De schoft heeft natuurlijk ook kaarten van dit gebied geraadpleegd', veronderstelde Henk zoals altijd nuchter onder de gevaarlijkste omstandigheden, 'en misschien de zandweg erop gevonden, die wij gevolgd zijn; en, hij heeft natuurlijk begrepen dat we niet de boerderij zouden verlaten in dezelfde richting als we erop gekomen waren; misschien hebben we nog geluk gehad ook, dat het begon te regenen, anders waren we regelrecht in zijn armen gefietst!' "'Maar nu zitten we wel als ratten in een val.' constateerde ik vol afgrijzen, terwijl het huilen me nader stond dan het lachen."