13 Tante Barbie leunde met een zucht van opluchting achteruit. "Eén ding begrijp ik niet. Waarom hebben jullie die jonge boer en zijn moeder niet de waarheid verteld?" "Omdat de waarheid voor hen onvoorstelbaar zou zijn geweest," antwoordde ik. "Wij hadden hulp nodig en die konden we met een onschuldig verzonnen verhaal makkelijker krijgen." "Dat is misschien wel waar." gaf tante Barbie voor de zoveelste keer met tegenzin toe, "maar als je hun de waarheid had verteld, hadden ze de politie toch kunnen bellen." Ik haalde mijn schouders op en gaf eerlijk toe: "Daar hebben we geen van beiden aan gedacht." "Maar waarom ben je, nadat je in die onderaardse gang was aangekomen, niet naar mij toe gekomen?" vroeg ze, met haar ogen haar nichtje indringend aankijken. "Om 't risico te lopen door een van die bendeleden gesnapt te worden?" vroeg Jenny nogal schamper, zodat ik medelijden kreeg met haar tante en er vergoelijkend aan toevoegde: "We waren er zeker van dat ze overal op de loer lagen." Jenny's tante knikte begrijpend en ik had de indruk, zelfs dankbaar voor mijn interventie. "Maar uiteindelijk zijn jullie wel naar de politie gegaan." zei ze tevreden. "Ja," zei Jenny ernstig, "maar toen hadden we geen keus meer." En mij met haar twinkelende ogen aankijkend, zei ze: "Zou je ons dames niet nog eens iets te drinken aanbieden, broer! "Met genoegen, zusje." zei ik, opspringend. En mij tot haar tante richtend, die nu geamuseerd lachte, vroeg ik: "Mevrouw,....?" "Niks te mevrouw!" riep Jenny verbolgen uit, haar mopneusje verontwaardigd optrekkend, zodat ik onwillekeurig moest lachen. "Tante Barbie. Ze is mijn tante Barbie en als jij mijn grote broer bent is ze ook jouw tante Barbie, lummel!" Ik lachte hartelijk en keek haar tante vragend aan. "Ja, " zei die, met een brede glimlach. "en geef mij nog maar een glaasje van die lekkere wijn, uit de.... hoe noemde je dat ook weer?" "De Languedoc." zei ik 'n beetje opschepperig, en schonk voor Jenny een groot glas fruit punch in en voor tante Barbie en mij elk een glas wijn. "Vertel verder." moedigde tante Barbie haar nichtje aan. "Wat gebeurde er toen?" "Zoals ik al zei," zei Jenny, " staken we de olielamp aan en besloten eerst elk een boterham van de boerin op te eten en één beker koffie te drinken. De andere twee boterhammen en de rest van de koffie bewaarden we als ontbijt voor de volgende ochtend. We zaten op mijn laken en drukten Henks eigen slaapzak achter onze rug uitgerold tegen de wand, zodat we konden leunen. In mijn verbeelding zag ik weer dat onherkenbare vrijende paar in het priëel. "'Nou weet ik wat 'n gluurder is.' merkte ik met volle mond op. Henk keek mij aan, één moment onbegrijpend en daarna lachte hij kort en zei: 'En ook dat de paringsdrift vaak sterker is dan het verstand.' 'En 't ergste is, dat ze dat nog liefde noemen ook.' zei ik hoofdschuddend. 'Ja, net,' zei Henk, ook met volle mond. 'de liefde bedrijven, noemen ze dat, terwijl je er donder op kan zeggen dat ze minstens één van beiden en misschien wel allebei iemand anders ooit trouw hebben beloofd tot aan de dood, anders hadden ze daar niet in een verscholen hoekje gezeten.' 'Maar waarom, toch?' vroeg ik meer mezelf af dan aan Henk. 'Tja," zei hij, zijn laatste hap brood wegspoelend met een slok koffie. 'Zoals ik al zei, de drift is vaak sterker dan het verstand en wat nog erger is, sterker dan de liefde.' 'Maar de liefde overwint toch alles?' zei ik verbaasd. 'Uiteindelijk wel, ... hoop ik.' zei Henk. 'De vraag is alleen, wat is liefde?' Daar was ik even stil van. 'Daar zou jij als filosoof eerder een antwoord op moeten kunnen geven dan ik.' zei ik eindelijk. 'Ik denk dat de filosofie daar nog steeds niet uit is.' antwoordde hij ernstig. 'Christus heeft gezegd: hebt Uw naaste lief zoals Uzelf. Welnu, wat verlangen wij het meest voor onszelf?' 'Geluk.' Zei ik. 'Precies.' zei hij. 'Dus liefde is het verlangen naar het geluk voor de ander.' Heel even bleef ik stil. Toen zei ik, zacht en ontroerd: 'Dan heb ik jou lief.' 'En ik jou.' zei hij en stond op, pakte mij bij de hand en trok me overeind. 'Kom,' zei hij, 'we gaan die deur onderzoeken.' "Om welke reden dan ook, hij had geen rust meer. We hadden natuurlijk net zo goed meteen daar in onze slaapzakken kunnen kruipen om de volgende ochtend op onderzoek uit te gaan, maar daar wilde hij niet van weten. We hadden nu geen last van vermoeidheid, want we hadden 'n heerlijk rustige dag achter de rug en fantastisch geslapen in die hooimijt. "Het hout dat we gevoeld hadden bleek inderdaad een deur te zijn, naar een andere gang. Het kostte ons grote moeite om hem open te krijgen, want hij was wellicht al anderhalve eeuw of meer nooit meer gebruikt. Na enige krachtsinspanning van Henk ging hij krakend en piepend open en liepen we de dwarsgang in, naar het zuiden. "'Als je 't mij vraagt,' zei ik, 'dan leidt deze gang naar het oude butler huis, dat niet meer in gebruik is.' "'Uit de put gaat de butler zijn gang ,' citeerde Henk op verraste toon. 'Wat zeg je me nou?' vroeg ik stomverbaasd, want ik was helemaal vergeten wat hij mij tijdens onze roeitocht had verteld. 'Wat er in de schouw stond in de kamer van Jock,' zei hij lichtelijk hees van opwinding. 'Hoe was 't ook weer? Volg hem met open ogen en ge wordt warmer en warmer.' En toen zagen we iets, wat onze harten sneller deed kloppen. Een meter of tien de gang in, lichtte een vergeeld stuk perkament of papier op, dat tussen de stenen van de rechter zijwand uitstak. We haalden het er voorzichtig uit en bij het licht van onze olielamp maakten we het open en lazen, in dezelfde fraaie, bijna gecalligrafeerde letters als van het stuk uit de put: Gij zijt eindelijk op het goede pad. Nog slechts een korte weg en ge wordt warmer en warmer, maar de grootste warmte zit hoog, daar waar de schat U wacht. Ontdek hem, maar open hem niet. Slechts een erkend magistraat kan hem veilig openen. "'Ik snap er geen donder van.' zei Henk. 'Maar laten we deze gang maar volgen en zien waar hij uitkomt.' en hij stak het vergeelde papiertje in de achterzak van zijn broek. "Na nog een tiental meters moesten we KRUIPEND verder, omdat de gang gedeeltelijk was ingestort. Eigenlijk deden we iets heel gevaarlijks, want door ons gewurm hadden we die instorting nog kunnen verergeren, maar we hadden al zoveel gevaarlijke dingen gedaan, dat dit ons geen angst meer inboezemde. Het was overigens maar goed, dat we geen van beiden last hebben van engtevrees. "Ten slotte stonden we aan het uiteinde weer voor een rij van die in de wand gemetselde zwaar verroeste ijzeren spijlen met daarboven een luik. Henk klom omhoog en probeerde het luik op te lichten. Het lukte hem niet omdat hij maar één hand kon gebruiken, want met de andere moest hij zich vasthouden aan een der trapspijlen. "'Ik krijg er geen beweging in.' zei hij mistroostig. 'Ik moet allebei mijn handen kunnen gebruiken.' 'Oké," zei ik, zette de lamp op de grond en klom ook omhoog tot helemaal achter hem, tegen zijn rug aan, zodat ik met mijn armen om hem heen een van de trapspijlen kon vasthouden en hij beide handen vrij had. Na een paar forse duwen gaf het luik mee en hoorden we een kabaal als van omvallende dozen. Dat was precies wat er gebeurde, al schrokken we wel van de herrie. Er bleken een heleboel oude dozen en zakken daar boven te staan en liggen, ook bovenop het luik. We wachtten in spanning, omdat we bang waren dat we door anderen gehoord konden zijn. Maar alles bleef stil en dus klom Henk er als eerste uit, tussen de stoffige dozen en zakken. Zelf ging ik weer naar beneden om de olielamp te halen. "Het was maar een kleine ruimte waarin, behalve dozen en zakken ook verroeste emmers en oude bezems stonden. In de rechter zijwand bevond zich een zware houten deur. Weer kostte het ons de nodige moeite die open te krijgen, hoewel hij niet op slot zat. Toen stonden we, zoals ik al verondersteld had, in de keuken van het oude butler huis. Door het vuile raam, dat in geen eeuw meer een wasbeurt leek te hebben gehad, zagen we de lichten van het kasteel. "'We moeten ons lamp in dat hok achterlaten en de deur dichtdoen.' zei Henk. 'Als iemand hier licht ziet, kan hij poolshoogte komen nemen.' En dus zetten we de lamp bij het open luik en gingen verder, bijgestaan door het zwakke schijnsel van de lichten van het kasteel. De keukendeur bracht ons in een zitkamer, vol oud, vreselijk stoffig meubilair en een andere deur in dat vertrek gaf toegang tot een slaapkamer, tenminste, dat veronderstelden we, want het was er stikdonker, omdat hij aan de achterkant van het gebouwtje zat. We voelden een oud bed, waar een dikke laag stof op lag. Vanuit de zitkamer gaf een andere deur toegang tot een portaal waarin zich een zware buitendeur bevond. Die maakten we niet open. "'Henk,' zei ik heel zacht pratend, om vooral niet buiten gehoord te kunnen worden, 'we moeten onze spullen halen beneden, en hier de nacht doorbrengen. We kunnen nu in het stikdonker verder toch niks meer doen.' 'Maar dat bed zit dik onder het stof en het stikt waarschijnlijk van het ongedierte.' zei hij voor het eerst ook pessimistisch. 'Nee, reageerde ik, op dat bed ga ik ook niet liggen! Maar beneden in de gang is t nog veel erger.' zei ik. 'We maken de keukenvloer schoon en dan gaan we daar maar liggen slapen.' besliste ik. 'We brengen ook een emmer water uit de put mee, zodat we ons morgenochtend kunnen wassen.' "Het was allemaal makkelijk gezegd, maar alles behalve makkelijk gedaan. We moesten terug kruipen door dat half ingestorte gedeelte van de tunnel, en daarna weer de omgekeerde weg, met de brandende olielamp, de rugzak, de slaapzak bundel, de plastic tassen èn een emmer vol water èn mijn beddelaken en mijn handdoek, washandje en zeep. Die emmer water was een groot probleem, want we moesten hem rechtop door dat ingestorte gedeelte schuiven, over verschillende oneffenheden heen en daarna moesten we hem omhoog hijsen. Om dat klaar te spelen, klom Henk eerst naar boven, pakte een bezem met een lange steel, stak die omlaag zodat ik de emmer met het hengsel aan die bezem kon hangen. Dat koste me heel wat moeite. Ik moest de volle emmer tot boven mijn hoofd tillen met het hengsel opstaand. Toen hij er eindelijk aan hing, zei Henk van boven af: 'Ga achteruit, voor het geval hij eraf valt.' Maar hij viel niet en zo hadden we tenslotte alles boven. "In het hokje waar het luik uitkwam lieten we de emmer staan, evenals de olielamp, deden het luik dicht, veegden de keukenvloer en de muren zoveel mogelijk schoon met een van de oude bezems, klopten twee stoelkussens uit de zitkamer uit om als hoofdkussens te gebruiken en spreidden mijn laken op de gelukkig houten vloer uit. We hadden nu ook Henks eigen slaapzak, die ik van hem kreeg om onder de mijne te leggen, 'want als welopgevoed stadsdametje ben jij niet gewend op zon harde vloer te slapen', plaagde hij. We hingen onze bovenkleren aan de knoppen van de keukenkasten en kropen ongewassen en zonder onze tanden te hebben kunnen poetsen, in onze slaapzakken en probeerden te slapen. "Het moest diep in de nacht zijn, want er brandde praktisch geen licht meer in het kasteel. Hoewel Henk me weer een hartverwarmend kruisje gaf, sliep ik erg slecht, op die harde vloer, ondanks de extra slaapzak, werd om de haverklap wakker, moest een paar keer plassen, zonder te weten waar, zodat ik 't maar deed in EEN OUDE EMMER IN het hokje waar het luik naar de tunnel zat. Dan kwam ik weer niet meteen in slaap, lag maar te woelen om wat gemakkelijker te liggen, dacht na over ons gesprek over de liefde, concludeerde voor mezelf dat veel mensen genot verwarren met liefde, droomde allerlei gekke dingen, vroeg me af of dat ding dat we hadden zien liggen op het bankje in het priëel misschien een dames slipje was geweest en kreeg daardoor fantasieën over dat vrijende stel, verwenste mezelf daarover, vroeg me af of Henk ook dat soort fantasieën kreeg, maar die kon ze hooguit in zijn dromen hebben, want hij sliep als een os. Hij was gewend op een harde ondergrond in een slaapzak te slapen. "Dat was dus de afgelopen nacht. Vanochtend werd ik vroeg wakker met pijn in de botten. Zo goed en zo kwaad als dat ging, friste ik mij in het rommelhok - zal ik maar zeggen - op met het water uit de emmer, waarmee ik ook mijn mond spoelde en kleedde me zo stilletjes mogelijk aan, om Henk niet wakker te maken. Maar hij werd wel wakker, zei onbehouwen: "Goeie morgen, Jenny, ik moet nodig pissen. Waar is de plee?' Ik zei hem dat hij het maar net als ik in DE OUDE EMMER IN het rommelhok moest doen en een minuut of vijf later kwam hij terug, ook al opgefrist, maar hij kleedde zich niet aan en ging op zijn slaapzak zitten en zo aten we onze resterende boeren boterhammen op en dronken samen om beurten uit de thermosfles beker de rest van de koffie. Dat was heerlijk. De koffie was nog behoorlijk warm en de boterhammen waren dik belegd met ham en kaas. Daarna aten we allebei nog een appel en terwijl we dat deden, de lummel nog schaamteloos alleen gekleed in zijn onderbroek, kreeg hij een lumineus idee. 'de schat zit hoog!' zei hij en keek omhoog en zag, in de keuken waar we ons bevonden, een luik in het plafond. Hij wees ernaar. "We lieten er geen gras over groeien. We schoven een tafel onder het luik, zetten er een oude stoel op en Henk klom er als eerste op, lichtte het luik op en klom op het plafond. 'Trek je rok op of doe 'm uit.' zei hij tegen mij. 'Het is hier ontzettend stoffig.' Omdat ik al op de stoel stond, met mijn hoofd door het gat, stopte ik de zoom van m'n rok in de band en trok me ook omhoog. We hoorden eerst wild getrippel. 'Ratten.' constateerde Henk 'maar ze zijn banger voor ons dan wij voor hen.' Het schuine dak gaf voldoende ruimte om net rechtop te zitten. Het was er donker, maar hier en daar scheen er licht door openingen, waar waarschijnlijk dakpannen waren losgeslagen. "'Heet.' zei Henk en wees naar de grote schoorsteen die omhoog stak, het dak uit. Omdat er geen vloer op het plafond lag kropen we er voorzichtig naar toe, van balk naar balk, om niet door het plafond te vallen. Aan weerszijden van de schoorsteen rees een muur omhoog, tot aan het dak. Maar vlak naast de schoorsteen bevond zich een vierkante opening, waar licht doorheen scheen en waar een mens net doorheen kon kruipen. Dat deden we dus en kwamen in een grotere ruimte met een betonnen vloer uit, naast de schoorsteen. Het dak was hier een stuk hoger en met hout beschot. We konden gewoon rechtop staan en lopen. De ruimte was goed verlicht door een dakkapel. Hij was blijkbaar als berging bedoeld geweest want in de linkerhoek zat een uitklaptrap, die waarschijnlijk van beneden af omlaag getrokken kon worden. Alleen wisten we niet in welk vertrek die uitkwam. "We bekeken de schoorsteen aan alle kanten en aan de achterkant zagen we ineens een grote, platte, losse steen. We trokken hem eruit en... in de ontstane opening stonden twee metalen kistjes, het ene hoog en breed en het andere plat en smal. Ze zagen er erg verroest uit. Onze harten begonnen sneller te kloppen en met van opwinding trillende handen haalde Henk de dozen eruit. "En toen schrokken we ons lam en grepen ons aan elkaar vast. Net toen we de dozen eruit hadden getrokken, namelijk, bulderde de stem van Jock van beneden af: 'Ik weet dat je hier bent en ik schiet jullie allebei overhoop!' "Op dat moment leerde ik voor de zoveelste keer in vier dagen wat de uitdrukking betekent: de adem stokte hem in de keel, want dat was precies wat er weer met mij gebeurde. Ik drukte me dicht tegen Henk aan en begon te beven als een rietje. Hij sloeg zijn arm om mij heen en ik voelde dat hij helemaal niet beefde noch trilde. Ik weet niet wat het met die vent is, maar op de gevaarlijkste momenten wordt hij de ijzige kalmte in persoon. 'Rustig maar...' fluisterde hij me in m'n oor. 'Blijf hier staan.' Hij pakte het grootste metalen kistje en begaf zich naar de zijkant van de schoorsteen, waar het mangat in de muur zat en ging er op zijn hurken naast zitten, met het kistje in beide handen. "'Zo, zo!' bulderde de stem van stomme stier Jock weer van beneden af. 'Hebben jullie je daar boven verschanst? Dat wordt jullie fataal!' We hoorden hem stommelen op de tafel en de stoel en even later nog duidelijker op het plafond. 'Aha!' riep hij uit. 'Ik zie 't all' en het volgende moment klonk er een pistoolschot en floot er een kogel door het mangat langs de schoorsteen. Ik greep m'n hart vast van angst, maar zag dat Henk volmaakt kalm was en het metalen kistje ophief tot een flink stuk boven het mangat. Jock liep als een rat in de val. We hoorden hem al stommelend in de richting van het mangat kruipen. Zijn gestommel klonk even houterig als zijn normale gang en het zou mij niets verbaasd hebben als hij door het plafond gezakt was. Hij bezat echter blijkbaar nog net genoeg lenigheid om dat te voorkomen, stak zijn hand met het pistool door het mangat en vervolgens verscheen zijn hoofd - inderdaad met twee pleisters op zijn snuit! - eerst heel voorzichtig, toen, blijkbaar niets gewaarwordend, verder en kreeg het metalen kistje met een harde klap op zijn achterhoofd. Hij sloeg met zijn gezicht op de betonnen vloer en het pistool vloog uit zijn hand en het volgende moment sleepte Henk hem onder zijn oksels verder door het gat en boog zijn armen bij de polsen op zijn rug naar zijn schouderblad. "Heel even stond ik roerloos en bevangen van schrik toe te kijken, en vroeg met hees trillende stem: 'Is ie dood?' 'Welnee!' antwoordde Henk. 'Maak je geen zorgen. Alleen buiten westen.' en toen ik naar hem toe kwam voegde hij eraan toe: 'Niet aan dat pistool komen.' Hij probeerde door het mangat te kijken, maar in de houding waarin hij zat lukte hem dat niet. 'Kijk of hij veters in zijn schoenen heeft en trek er één uit.' zei hij. Nog natrillend van schrik knielde ik achter hem neer en keek door het mangat naar de voeten van de vuilak. "'Sandalen.' zei ik met trillende stem VAN TELEURSTELLING. 'We moeten iets hebben om hem vast te binden voor hij bijkomt.' zei Henk geërgerd. 'Kijk 'ns of er niks is wat we kunnen gebruiken?' "Tante Barbie," vervolgde Jenny ernstig haar verhaal. "Met mijn ogen zocht ik de hele zolder af, maar er viel niets te bekennen van touw, of koord, of draad,of wat dan ook en het zou te veel tijd en moeite vergen om naar beneden te gaan om daar iets te zoeken, omdat we het gevaar liepen, dat als Jock bijkwam, hij met Henk zou gaan vechten, dus overwon ik mijn angst, dankzij Henks koelbloedigheid en deed iets wat de enige oplossing was. Ik stond op en trok m'n nylon slipje uit en rolde het op tot t een soort koord WAS GEWORDEN en op Henks aanwijzing bond ik Jocks duimen er strak mee tegen elkaar vast. Hij was kennelijk bewusteloos, want hij gaf geen kik. Henk trok hem verder naar binnen, pakte zijn voeten en stak die achter zijn polsen, en bond ze eraan vast met de uiteinden van mijn opgerolde slipje. Dat was ook een trucje dat hij op de middelbare school geleerd had, zei hij. "En toen maakten we dat we weg kwamen, met de twee kistjes, die Henk beneden meteen in zijn rugzak stopte. 'Hij moet ons door dat vuile keukenraam hebben gezien.' concludeerde Henk, maar daar reageerde ik niet op. 'Ik ga de politie bellen.' besliste ik, mijn rok omlaag trekkend, omdat ik zowat in mijn blote troelala liep. 'Nu is 't welletjes geweest.' en zonder me verder te bedenken rende ik de door Jock open gemaakte en open gelaten voordeur van het butler huis uit, op weg naar jou, tante Barbie, om de politie te bellen. Dát ... had ik niet moeten doen!"