2 "WAAROM ZEGT DE CAPTAIN NIETS?" Even plotseling als de schok gekomen was, was hij voorbij, maar dan ook totaal voorbij. Jack was de eerste die bij zijn positieven kwam en het leek hem toe dat het schip als waanzinnig om zijn as tolde, als een op hol geslagen draaimolen. Het duurde zeker een minuut voor hij begreep dat het tollen in zijn hoofd zat, als gevolg van een heftige duize-ligheid. Hij had geen idee hoe lang hij buiten kennis was geweest. Ineens begreep hij dat de duizeligheid werd veroorzaakt door de abrupte overgang van veel te hoog gewicht, naar totale gewichtloosheid. Om de heftige werveling in zijn hoofd te onderdrukken, fixeerde hij zijn blik op het rode licht boven de deur van het kommandodek. Hij vroeg zich nog niet af waarom daar een rood licht brandde. Hij spande al zijn krachten in om het gevoel van misselijkheid in zijn maag de baas te blijven en langzaam kreeg hij zichzelf onder kontrole. Eindelijk was hij zo ver bijgekomen dat hij het erop waagde zijn blik vluchtig op zijn reisgenoten te richten. Hij stelde vast dat ze allemaal aan het bijkomen waren, met dezelfde gewaarwordingen als die hij had ondervonden en min of meer gerustgesteld werden zijn ogen nu onweerstaanbaar aangetrokken door het beeld van het kommandodek. "Grote goden." fluisterde hij bij de aanblik van de beide piloten voorover hangend in hun stoelen. 'Er moet iets verschrikkelijks gebeurd zijn' dacht hij en hij voelde het angstzweet in zijn handen opkomen. Naast zich hoorde hij een kreunend geluid en hij keerde zich bezorgd naar Roma, die beide handen tegen haar slapen gedrukt hield, alsof ze op die manier het tollen in haar hoofd kon stoppen. Hij legde zijn hand op haar bovenarm en vroeg: "Hoe voel je je?" Ze gaf geen rechtstreeks antwoord, maar vroeg, met kreunende stem: "Wat is er gebeurd...?" maar voor hij daar antwoord op kon geven voegde ze eraan toe: "Ik geloof dat ik moet braken." Jack stak zijn hand in het zakje onder zijn eigen stoel waarin wat noodmateriaal zat. Hij griste er een stevige plastic zak uit die hij haar aanreikte. In het algemeen zei hij: "Als jullie moeten overgeven moet je de zak in het vakje onder je stoel pakken." Dat moesten ze zelf ook weten, maar in omstandigheden als deze, vergat men gemakkelijk alle instrukties. Hij wendde zich naar de kleine Miranda, die met grote angstogen naar het kommandodek staarde. "Hoe voel je je?" vroeg hij en legde zijn hand even op haar knie. "Duizelig..." zei het kind met benepen stemmetje. "Niet misselijk?" vroeg hij bezorgd. "Nee." zei ze, zeer beslist, maar met een klank van grote angst in haar stem voegde ook zij eraan toe: "Wat is er gebeurd?" Hij gaf geen antwoord, maar richtte zijn blik langs Roma heen op de drie stoelen aan de andere kant van de doorgang. "Hoe gaat 't met jullie?" vroeg hij. Ivana keek naar hem. Haar gezicht was lijkbleek, maar toch antwoordde ze: "'t Gaat wel weer, geloof ik." Tosh gaf geen antwoord, maar wees op de projektie van het kommandodek. Jack negeerde het en vroeg: "Paddy...?" "Gaan we dood?" vroeg de jongen, met overslaande stem en met een kleur als van sneeuw op zijn gezicht. Jack kon een lichte grijns niet onderdrukken. "Nog niet." stelde hij hem gerust. 'Gek,' dacht hij. 'de grootste branieschopper heeft blijkbaar het kleinste hartje.' "Wat is er gebeurd?" vroeg de stem van Roma weer, naast hem. Het kreunende bijgeluid was echter verdwenen en ze had niet overgegeven. "Ik weet 't niet." zei hij, zo rustig als hij maar kon. Hij wees naar het kommandodek. "Op een of andere manier heeft het schip een enorme versnelling ondergaan. Daarom werden wij loodzwaar." "En nu dan...? Wat gebeurt er nu dan?" vroeg Roma, alles behalve gerustgesteld. "Niks," zei hij, "helemaal niks. De versnelling is plotseling opgehouden. We zijn gewichtloos geworden." "Gewichtloos?" vroeg Roma verbaasd. Toen begreep ze het ineens en herhaalde: "Gewichtloos... O, alleen maar gewichtloos." en de klank in haar stem veranderde volkomen in een van grote opluchting. Jack gespte zijn veiligheidsriem los en duwde zich uit zijn stoel weg naar voren. Terwijl hij dat deed, gebood hij: "Blijven jullie allemaal zitten." Het drong geen moment tot hem door dat hij zonder meer de leiding op zich nam. Zonder dat zijn voeten de vloer aanraakten rechtte hij zijn lichaam uit de zithouding en zweefde naar voren, naar de plaats, waar het leek alsof hij het kommandodek kon opgaan. Als hij niet beter had geweten zou hij tegen de wand zijn gebotst, zo volkomen echt leek het. Gespannen nam hij alle details in zich op om tenslotte zijn blik te laten rusten op de linker voorruit van het kommandodek. Hij voelde een koude rilling over zijn rug gaan. Hij zei niets; hij probeerde alleen duidelijker te zien, omdat zijn ogen niet wilden geloven wat ze onmiskenbaar waarnamen. Er was geen twijfel mogelijk. Er zat een scheur in de linker voorruit, van links onder naar rechts boven. Hij wist zeker dat het dubbele ruiten waren, van onbreekbare, doorzichtige kunststof. Als beide ruiten, om welke reden dan ook, gebarsten waren, moest er een enorme kracht op zijn uitgeoefend. Hij duwde zich opzij, naar links, naar de plaats waar de deur naar het kommandodek zich bevond en strekte zijn hand uit naar het rode ronde vlekje, dat, zelfs zonder dat je het met je vinger echt indrukte, de deur moest openen. De deur schoof echter niet open. In plaats daarvan begon het rode lichtje boven de deur aan en uit te flitsen en een van die overbekende synthetische stemmen die, als het om een waarschuwing ging, altijd snerpend klonken, zei: "Attentie. Deze deur mag niet worden geopend, tenzij het drukverschil wordt opgeheven." Het drong nu pas tot hem door dat het rode licht boven de deur aangaf dat de deur geblokkeerd was. Hij draaide zich langzaam om en keek de anderen aan. Eén voor één keek hij ze aan, de mooie kleine Miranda met haar zonblonde haren; de tengere figuur van Roma, met haar mysterieuze groene ogen; de grof gebouwde Ivana, die haar bruine ogen in de zijne priemde; de ongenaakbare Tosh, die zijn spleetogen bijna dichtgeknepen leek te hebben en de typisch Iers uitziende Paddy, wiens gezicht één witte angstvlek was. Zo rustig als hij maar kon, zei hij: "Ik ben bang dat we in grote moeilijkheden zitten." "Waarom zegt de captain niets?" vroeg Ivana, met nogal schelle stem. "Omdat hij niets meer kan zeggen." antwoordde Jack en wachtte om zijn woorden goed tot hen te laten doordringen. "Hoezo, niets meer kan zeggen?" riep Paddy, met overslaande stem uit. Jack keek hem strak aan. De jongen was duidelijk in paniek en paniek was wel het laatste wat hij wilde veroorzaken. Hij kon er echter ook niet onderuit de waarheid mee te delen. "Het heeft geen zin," zei hij langzaam en nadrukkelijk en met zachte stem, "om jullie voor de gek te houden." Hij werd er zich plotseling heel diep van bewust dat hij de oudste van hen was en de verantwoordelijkheid voor hen op zich moest nemen. Hij zou moeten proberen de anderen zo rustig mogelijk te houden. "De luchtdruk op het kommandodek is weggevallen. Daarom gaat de deur niet open. Er zit een scheur in de linker voorruit." Hij zweeg even en keek ze weer één voor één aan om te zien of ze hadden begrepen wat dat betekende. Alleen Roma sloeg haar hand voor haar mond en keek met grote schrikogen naar het beeld van de beide piloten, hangend in hun stoelen, op volkomen onnatuurlijke wijze. "Ik ben bang," vervolgde Jack langzaam, "dat allebei onze piloten dood zijn." Het verbaasde hem niet dat het niet een van de meisjes was maar Paddy, die hysterisch begon te gillen. In panische angst ging de jongen om zich heen maaien met zijn armen, daarbij op 'n haar na Tosh een klap in zijn gezicht gevend. Geheel onverwacht rukte hij zijn veiligheids-riem los en door zijn eigen wilde bewegingen aangedreven, vloog hij uit zijn stoel en botste hard met zijn hoofd tegen het plafond. Jack gaf zichzelf een duwtje in de richting van Paddy en greep de wild spartelende jongen vast om hem weer naar zijn stoel te trekken. Hij gespte de riem weer om hem heen en gebood hem bars: "Blijf zitten en hou je kop." Heel even verbaasde het hem zelf dat hij zo bruut optrad, want dat lag in het geheel niet in zijn aard. In tegendeel: hij hield ervan anderen met argumenten te overreden. Maar op een moment als dit viel er weinig anders te doen dan wat hij gedaan had. Het hielp nog ook. Paddy was opgehouden met schreeuwen en slaan en zat nu te snotteren als een kind van zes jaar. Diep in zijn hart ergerde Jack zich daar gruwelijk aan, juist omdat Paddy zich had gemanifesteerd als een branieschopper. Verbazen deed het hem echter niet. Hij draaide zich weer om naar de holografische projektie van het kommandodek en probeerde op de instrumenten te kijken, maar vanaf deze afstand kon hij niet vaststellen waar ze allemaal voor dienden, terwijl de meeste bovendien zo waren opgesteld, dat ze buiten zijn gezichtsveld vielen. "Wat gaat er nu gebeuren?" Hoorde hij de stem van Roma achter zich vrij rustig vragen. Hij keerde zich weer om en zei geruststellend: "Ze zullen op Mars zeker hebben gekonstateerd dat er iets helemaal mis is gegaan met ons schip; ze zullen onze positie wel hebben berekend en zo snel mogelijk een reddingsschip achter ons aan sturen." Zelf was hij er helemaal niet zo zeker van dat het zo eenvoudig was als hij het voorstelde, maar het deed hem goed te zien dat alle gezichten opklaarden. "Alleen," vervolgde hij, "zou ik er een lief ding voor over hebben als ik op 't kommandodek kon komen om ze op Mars, via de holocom te kunnen vertellen hoe 't er bij staat en ze te laten weten dat wij 't tenminste nog goed maken." "'t Is maar wat je goed noemt." gromde Tosh droog, zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken. Zijn smalle ogen waren duidelijk gericht op het beeld van de beide piloten en dat was, zo konstateerde ook Jack andermaal, geen opwekkende aanblik. Door het plotseling wegvallen van de veel te hoge versnellingsdruk, waren de beide lichaamen naar voren geschoten en als gevolg van de daarop intredende gewichtloosheid waren ze in die vreemde, akelig aandoende houding blijven zitten. Jack voelde weer die koude rilling door zijn ruggegraat gaan, toen hij ernaar keek en zich omkerend zei hij: "Luister, we gaan naar de grote kabine; we kijken wat er te eten en te drinken is en daarna ga ik de rest van het schip inspekteren." Hij gaf zichzelf weer een duwtje en zweefde los van de vloer naar de deur in de achterwand van de kleine kabine, tussen de twee rijen stoelen in. Met zijn vinger raakte hij heel even het ronde, rode vlekje ernaast aan, waarop de deur met een zacht zoemend geluid open schoof. De verblijfskabine was zeer ruim. Aan stuurboordzijde stond een grote tafel met acht stoelen. Het was een speciale tafel, waarop je voorwerpen, zoals drinkbekers en etensbakjes kon vastklemmen, zodat ze niet bij de minste of geringste aanraking in gewichtloze toestand zouden wegzweven. De tafel zat met klemmen aan de vloer vast en de stoelen stonden met de poten in rails waarop ze wel voor- en achteruit geschoven konden worden maar niet los konden komen. In elke stoel zat een eenvoudige veiligheidsriem om over je schoot te gespen, zodat je niet door een onbedoelde beweging kon wegzweven. Aan bakboordzijde stonden gemakkelijke lage banken tegen de wand, ook voorzien van eenvoudige riemen om je vast te gespen. In de kasten erboven bevonden zich allerlei zaken die ze tijdens hun reis nodig konden hebben, of konden gebruiken om zichzelf nuttig of aangenaam bezig te houden, zoals een medicijnkast, diagnosesets, zogenaamde readers, muziekspelers, holoprojektoren en allerlei spelletjes. Op dit moment had Jack echter absoluut geen belangstelling voor dit soort bijzaken. Hij keek toe hoe de anderen hem volgden en moest onwillekeurig even glimlachen toen hij zag dat Miranda de eerste was, die na hem de grote kabine binnenzweefde, zich behendig van de deurstijl wegduwend in de richting van de tafel. Één voor één volgden de anderen, met Paddy en Tosh als laatsten. "Tosh, druk de deur achter je dicht." zei Jack, meer op vragende dan op gebiedende toon. De jongen gehoorzaamde en terwijl ook hij daarna naar de tafel kwam, zei hij: "Weet je wat ik heb?" en zonder op antwoord te wachten vervolgde hij: "Honger als een wolf." Bijna in koor riepen de anderen: "Ik ook." Jack zelf had ook al lang een uitgehongerd gevoel in zijn maag maar had het toegeschreven aan de angstaanjagende ervaringen die ze achter de rug hadden. Ze hadden immers, kort voor ze vertrokken, goed ontbeten. Toch kon hij het niet nalaten op zijn horloge te kijken. Hij kon zijn ogen niet geloven. Hij keek nog eens en bleef er toen verbouwereerd naar staren. Met lichtelijk hese stem, vroeg hij: "Hoe laat hebben jullie 't?" Miranda was de eerste die reageerde en onbevangen antwoordde: "Tien over zes." "Juist," zei Jack, nu volkomen ongelovig. "Van welke dag?" "Twaalf juni." zei Miranda, zonder dat het haar scheen te verbazen. "Precies," zei Jack, bijkomend van zijn verbazing. "En wanneer zijn we vertrokken?" "Om negen uur." zei Miranda. "Van welke dag?" vroeg hij. "Van tien juni." en toen pas begrijpend riep ze uit: "Maar dat kan toch helemaal niet." Jack gaf geen antwoord. Hij keek naar de stomverbaasde gezichten die allemaal naar hun horloges staarden en daarna naar elkaar en daarna naar hem, alsof hij het raadsel wel zou kunnen oplossen. Eindelijk verbrak de droge stem van Tosh het zwijgen en zei, lakoniek: "Geen wonder dat ik hoog nodig naar de WC moet. We zijn al vijf en veertig uur onderweg."