9 SATELIET VAN JUPITER Alles draaide en tolde in zijn hoofd. Het leek wel of de hele wereld dol was geworden en om hem heen wentelde. Zijn oren suisden en zijn achterhoofd bonsde.. Alleen zijn voorhoofd was koel.... heerlijk koud. Zou dit nou een kater zijn? Hij wist helemaal niet wat een kater was, noch letterlijk, noch figuurlijk. Alkohol was op Mars nauwelijks te krijgen, behalve dan het spul dat men gebruikte om machines schoon te maken. De weinige alkoholisten die er op Mars waren, moesten stad en land afstropen om aan hun trekken te komen, of, zoals sommigen deden, zelf op een of andere primitieve manier alkohol stoken. Hij had in ieder geval nog nooit een alcoholische drank binnen gekregen, dus wat voor onzin spookte er nu toch door zijn hoofd? Waar was hij eigenlijk? Hij lag in ieder geval niet thuis in zijn bed. Hij lag in een slaapzak of zo.... Hij knipperde met zijn ogen. Het licht was heel zacht en laag. Er was iets gebeurd.... er was iets ge-vaarlijks gebeurd maar hij wist niet wat.... er stond hem iets bij van een blauw licht. Hij moest opstaan.... de anderen hadden hem nodig.... hij kon ze niet aan hun lot overlaten... Hij woog heel licht. Hij kon zich zo omhoog duwen als hij wilde, maar.... dat kòn niet... hij moest geen gewicht hebben.... ze moesten gewichtloos zijn in het schip... Het schip....? het schip....? Wat voor schip? De Arthur C. Clarke natuurlijk... Hij was aan boord van een ruimteschip, de Arthur C. Clarke. Wat was er gebeurd? Er was iets met een blauw licht, maar waarom ging het alarm niet? Als er iets mis was moest het alarm gaan... Hij moest opstaan... hij moest de anderen waarschuwen... maar hij voelde zich zo licht in zijn hoofd, hoewel het tollen en draaien toch minder was geworden. Alleen zijn achterhoofd voelde akelig aan. Hij dwong zich zijn ogen te openen en keek verbaasd in het rond. Hij lag in zijn slaapzak, in het bed, in de hut van de gezagvoerder. Hij voelde met zijn hand naar zijn foorhoofd. Er lag iets op, iets kouds. Ineens zag hij haar zitten aan het kleine bureau in de hoek van de hut. Ze zat te lezen op een reader. In een flits zag hij weer voor zijn geest wat er gebeurd was, als een razendsnel afgedraaide projektie zag hij het weer. "Roma..." zei hij met schorre stem. Zijn mond was kurkdroog en zijn blaas stond op springen. Met een schok draaide Roma zich om en kwam uit de stoel naar hem toe, telkens opzwevend bij elke stap en weer terugzakkend naar de vloer. "Jack..." riep ze dolgelukkig uit. "Ben je eindelijk bijgekomen, jongen. Hoe voel je je?" Ze kwam op de rand van zijn bed zitten en legde haar hand op zijn haren en streelde met haar vingers door de stijve kroeskrullen. De diepe genegenheid die uit haar woorden en houding straalde knapte hem op slag een heel stuk op. "Alsof ik stom dronken ben geweest." zei hij, moeilijk sprekend met zijn schorre stem. "Hoe is 't met jullie?" vroeg hij. Roma glimlachte breed en vertederd. "Maak je over ons maar geen zorgen." zei ze hartelijk. "Wij man-keren niks, maar we maken ons allemaal verschrikkelijk veel zorgen over jou. Vooral ik... en Miranda, natuurlijk; die zit ononderbroken voor je te bidden.. Waarom moest je ook zo'n waaghalzenstreek uithalen?" "Omdat ik geen zin had om met een schip vol blinde passagiers door het heelal te zwalken." gromde hij moeilijk met zijn hese stem en voegde er onmiddellijk aan toe: "Ik heb dorst en ik moet plassen." Roma schoot overeind en kommandeerde: "Je blijft liggen, hoor." en begaf zich snel naar de hoek van de hut, naast de deur van het badcelletje, waar ze uit een luikje een beker koud water haalde. "Niet te veel ineens." gebood ze, terug bij zijn bed, de beker aan zijn mond zettend. Hij pakte hem van haar over en nam er een lange teug uit. Het heerlijke frisse vocht knapte hem nog meer op. "Ik ga even wat voor je halen." zei ze vervolgens en verliet snel de hut. Toen ze enkele ogenblikken later weer naast zijn bed stond en een plastic zakje uitrolde met een vreemdsoortige tuit eraan, vroeg hij, vol af-grijzen: "Wat is dat in vredesnaam?" "Een urineerzak voor mannelijke bed patiënten." zei ze onnozel. "Uit de medicijnkast gehaald." Het drong niet meteen tot haar door dat zijn vraag geveinsd was. "Wat moet ik daarmee?" vroeg hij niet van plan er gebruik van te maken. Ze keek op hem neer met een wat verbaasde uitdrukking op haar gezicht, zich afvragend of hij het echt niet begreep. Zijn ogen vol weerzin verrieden hem echter. Ze hurkte neer naast zijn bed en zei op ondeugende toon, terwijl ze haar lippen tuitte: "Weet je wat je daarmee moet doen? Je vocht afvoerpijp erin stoppen en 'm wagenwijd open zetten; dat moet jij ermee doen, eigenwijs." Hij keek haar vol walging aan en gromde resoluut: "Nee, hoor. Dat doe ik niet. Ik kan toch best naar de WC gaan?" "Nee, dat kun je niet." zei Roma even beslist. "Nog niet. Ik moet eerst zeker weten dat het geen kwaad meer kan. Als er geen gewicht was, zou het wat anders zijn, maar nu niet." Ze keek hem weer heel ernstig aan en tegelijk vol tederheid, terwijl ze hem de zak in zijn hand stopte en de beker van hem overnam. Met grote tegenzin volgde hij haar orders op. Hij moest wel, omdat hij het na de beker koud water bijna niet meer op kon houden. "Ja,..." zei hij ineens, reagerend op haar laatste opmerking. "Er is gewicht.... hoe kan dat?" "Ik weet het niet." zei Roma. "Ik heb de -holovie-wer geprobeerd, maar ik zie alleen maar voorbij flitsende lichten en af en toe een heel grote lichtvlek." Hij reikte haar de volle zak aan en probeerde na te denken. Hij had zin om zijn kop in een emmer koud water te stoppen, daar zou hij zeker van opknappen, maar hij wist niet eens zeker of er wel emmers aan boord waren. Flitsende lichten...? Wat kon dat betekenen? "Zet de viewer eens aan." zei hij toen Roma terugkwam nadat ze de volle zak had weggebracht. Hij legde haar uit hoe ze het moest doen. De projektie was hier in de hut weliswaar veel kleiner dan op het kommandodek, maar ze was niettemin duidelijk genoeg. De hemel was pre-cies even inktzwart, maar de sterren stonden niet stil. Ze flitsten van boven naar beneden, alsof het hele uitspansel krankzinnig was geworden; alsof inderdaad, daarnet niet zijn hoofd zo had getold, maar de wereld. "Ik heb 't!" riep hij uit. "Zet maar weer af.. Ons schip wentelt om zijn as. De middelpuntvliedende kracht van de draaiing veroorzaakt het gewicht. Ik moet naar het kommandodek." "Jij moet helemaal niks." zei Roma, op gemaakt barse toon, die de onderliggende vertedering allerminst onderdrukte. "Jij hebt een her-senschudding en jij blijft in je bed." "'n Hersenschudding?" vroeg hij verbaasd. "Hoe weet jij dat?" Roma lachte en haalde het zakje met ijswater van zijn voorhoofd. "Weet je hoe lang je buiten westen bent geweest?" vroeg ze en kwam weer naast hem zitten en legde haar ene hand zacht op zijn voorhoofd terwijl ze met de andere zijn polsslag kontroleerde. "Naar mijn rammelende maag te oordelen," zei hij, "behoorlijk lang." en hij stelde zelf vast dat zijn stem weer normaal begon te klinken. "Zeven en veertig uur." vertelde ze. Hij keek haar aan alsof ze plotseling in een of ander buitenwerel-dlijk monster was veranderd. Hij trok zijn andere hand ook uit de slaap-zak en keek -verbijs-terd op zijn horloge. Hij kon zijn ogen niet geloven en staarde zeker een minuut lang naar de heldere cijfertjes op de wijzerplaat, die gewoon niet in staat waren te liegen, tenzij ze door een of andere invloed geheel van slag waren geraakt. Het kostte hem moeite zijn gedachten weer te ordenen. Tenslotte vroeg hij zacht: "Hoe ben ik hier gekomen?" Ze had zijn pols weer losgelaten, maar liet haar andere hand op zijn voorhoofd liggen. Hij had het gevoel dat er een zalige warmte uit die hand in hem stroomde. "Tosh heeft me geholpen." zei ze. "Hij was, behalve jij, de enige die het niet in zijn broek had gedaan." vervolgde ze met een lach. Wij zijn ongeveer twee uur geleden bijgekomen. Niet allemaal tegelijk, overigens. Ik geloof dat Tosh het eerst weer bij zijn positieven was. Daarna ik. Paddy werd hysterisch. Hij dacht dat je dood was. Ik moest hem een klap in zijn gezicht geven om hem te kalmeren. Daarna heeft ie zowat een kwartier zitten lachen als een gek. Ik heb een diagnosesetje uit de medicijnkast gehaald en daarmee gekonstateerd dat jij een her-senschudding had. Dat lag trouwens nogal voor de hand, hè? Ik heb je een spuitje gegeven dat door de diagnoseset werd voorgeschreven en je moet nog een poosje blijven liggen. Als we gewichtloos waren zou het niets uitmaken." Hij keek haar vol bewondering en dankbaarheid aan, terwijl de gedachte onophoudelijk door zijn hoofd speelde dat ze andermaal bijna twee etmalen met onvoorstelbaar hoge versnelling door de interplanetaire ruimte waren geraasd. "Luister, Roma," zei hij ernstig en greep haar vrije hand vast om er een liefdevol kneepje in te geven. "Ga naar het kommandodek en druk de hoofdcomputer op spraak en geef het kommando: stabiliseer het schip. Zeg tegen de anderen dat ze op de banken of stoelen moeten gaan zitten met de riemen vast." "Kan dat, terwijl jij hier ligt?" vroeg ze bezorgd. "Ja, gerust." zei hij. "Het zullen maar een paar lichte schokjes zijn. En breng wat te eten voor me mee, als je terugkomt." Roma aarzelde. Ze keek besluiteloos naar hem in tweestrijd of ze hem alleen zou laten of niet. Eigenlijk durfde ze er niet op te vertrou-wen dat hij in zijn bed zou blijven, maar aan de andere kant wist ze ook, dat het van groot belang was het schip onder kontrole te hebben. Eindelijk nam ze een besluit en zei streng: "Maar jij blijft in je bed. Je komt er niet uit, hoor." "Ja, doktertje." zei hij vertederd en keek haar glimlachend na terwijl zij de hut verliet, springend als een kangeroe bij het lage gewicht. Ze zag er zo op een grappige manier aantrekkelijk uit, met haar armen zwaaiend om zich op te vangen uit de onverwacht hoge bewegin-gen en met haar lange benen vreemd slingerend alsof ze bang was het kontakt met de vloer niet meer terug te vinden. Hij nam het beeld vol liefde in zich op en voelde weer die innige warmte door zijn hele wezen stromen, wetend dat ze uitstraalde naar haar. Toen de deur achter haar sloot keek hij weer op zijn horloge. Onvoorstelbaar.... dacht hij. We zijn weer minstens vijf en veertig uur door de ruimte gesleept, ... maar door wie.... of wat... en waarheen? Het statische elektromagnetische veld kòn een natuurverschijnsel zijn, maar dat blauwe licht, dat met elke ontwijkingsbeweging meebewoog, en dat hen vervolgens had meegesleurd door hun snelheid tot ongelooflijke hoogte op te voeren, nee.... dat kon onmogelijk een natuurverschijnsel zijn. Hij werd uit zijn gepeins opgeschrikt door de heldere stem van Roma uit de intercom, die klonk alsof ze bij hem in de hut was. Ze had blijkbaar de intercom verkeerd ingeschakeld, zodat hij geen beeld van haar kreeg. "Jack..." zei ze, "De computer vraagt in welke richting." Hij begreep de vraag niet. In welke richting.... Wat kon hij daar nou mee bedoelen? "Jack.... hoor je me niet?" klonk de stem van Roma weer, nu drin-gender. "Denk erom, niet opstaan, hoor." "Jawel, ik hoor je wel." antwoordde hij op peinzende toon. "Ik denk na. In welke richting vraagt ie, hè?" "Ja,..." bevestigde Roma. "Ik heb gezegd: stabiliseer het schip en hij vraagt: in welke richting." Jack riep voor zijn geest het beeld op van de voorbijflitsende sterren, van boven naar beneden.... Hij trachtte zich, als het ware buiten het schip te plaatsen in de lege ruimte, die volmaakt roerloos moest zijn en vanuit die positie te bedenken waarom de sterren van boven naar beneden flitsten. Ineens snapte hij het. "Zeg maar: met de neus in de vliegrichting." zei hij. Het schip tuimelde achterover, konkludeerde hij, want het gewicht was naar de vloer gericht en de sterren bewogen van boven naar beneden. Voor de computers was het om het even in welke stand het schip gestabi-liseerd werd, zolang er geen vluchtplan werd uitgevoerd. Ze hadden in dit geval gewoon een menselijke opdracht nodig. "Oké," zei Roma en enkele ogenblikken later voelde hij hoe het schip met lichte schokjes bewoog. De hele procedure vergde niet meer dan vijf minuten. Daarna was het gewicht weer geheel verdwenen. "Co-piloot aan gezagvoerder..." klonk de stem van Roma opgetogen uit de intercom. Het vervulde haar kennelijk met enige trots, dat ze voor het eerst van haar leven een ruimteschip had bestuurd. "Opdracht uitgevoerd en voltooid." "Mag ik nu uit m'n bed?" vroeg hij, hoopvol. Het drong niet eens tot hem door, dat hij, als onervaren en in het geheel niet voor de taak opgeleide jongeman, de machtige boord-computers van een hyper-modern ruimteschip de juiste opdracht had gegeven. "Nee," riep ze streng, "wachten tot ik bij je ben." Een paar minuten later kwam ze binnen met een chaaltje met koffie en broodjes. "Ik heb 'n dubbel ontbijt voor je meegebracht," zei ze op hartelijke toon en met een brede glimlach om de lippen. Hij trok de slaapzak half open, om een zittende houding aan te nemen, iets wat in gewichtloze toestand eigenlijk geen verschil maakte dan alleen dat het psychologische effekt anders was. Roma hield de schaal voor hem vast, zodat die niet weg kon dobberen. Hij greep meteen naar de beker koffie, maar zij berispte hem met een: "Ho, ho, meneertje.... eerst bidden." Hij lachte een beetje beschaamd, vouwde zijn handen en sloot zijn ogen en dankte God oprecht voor het leven. "Heb je de hele tijd bij mij gezeten?" vroeg hij nieuwsgierig en dankbaar, nadat hij een lange teug van de koffie had genomen en het schaaltje van haar overnam. De koffie deed hem erg goed, konstateerde hij, ook al was het maar Marsiaanse surrogaat koffie, want echte koffie kon je op Mars nog niet krijgen. Die echte koffie kende hij trouwens helemaal niet en dus was deze imitatie gewoon de beste drank die er -be--stond, vond hij. Hij had nog steeds een zwaar hoofd en daar bestond, volgens hem, geen beter medicijn voor dan koffie.... sterke koffie. "Nee," zei ze en ging naast hem op de rand van het bed zitten, door zich er met één hand aan vast te houden. Ook dat was meer om het psy-chologische effekt, dan om het gemak ervan; feitelijk was het veel -ont-spannender, om gewoon los in de ruimte te zweven. "Nadat we je in bed hadden gestopt, en ik de diagnose had gekregen, heb ik Tosh even bij je laten waken om mijzelf te gaan wassen en aank-leden. Ik heb je toch gezegd dat behalve Tosh en jij, wij het allemaal in onze broek hadden gedaan. Jullie twee moeten enorm sterke sluitspier-en hebben. Arme Ivana heeft zich rot gepoetst op de stoelen vol opge-droogde urine. Uit zichzelf, hoor. Miranda heeft haar geholpen, ook uit zichzelf. Tosh is een eigenaardige knaap," voegde ze eraan toe. "Hij begrijpt onmiddellijk wat je bedoelt; hij doet zonder kommentaar wat je hem vraagt maar je weet niet of het hem raakt of niet." Jack knikte en begon aan zijn eerste broodje met ei, dat hem uitstekend smaakte. "Zet de viewer eens aan." vroeg hij, nieuwsgierig naar wat er buiten te zien zou zijn. Ze kwam overeind en deed wat hij vroeg. Hij keek gefascineerd toe, toen de inktzwarte sterrenhemel de hoek van de hut vulde. De sterren stonden nu weer roerloos op hun plaats te flikkeren. Niets kon hem meer boeien dan deze oneindigheid vol mysteries. Nooit zou de mens ophouden nieuwe, onvoorstelbare ontdekkingen te doen, want, het heelal was welis-waar niet oneindig, had Einstein gezegd, maar het heeft geen einde. "Zie je dat." zei hij, met zijn vinger wijzend naar een groot lichtend hemellichaam, bijna recht vooruit. Hij staarde er in stomme verbazing naar. "Dat lijkt een planeet." zei hij met ingehouden adem. "Hoe zie je dat?" vroeg Roma nieuwsgierig, nog in het geheel niet beseffend wat de onvoorstelbare implikatie daarvan was. "Hij flikkert niet. Hij weerkaatst licht, heel fel licht zelfs. Hij heeft een schijngestalte; hij is niet helemaal rond." Hij begon aan zijn tweede broodje en nam weer een flinke teug koffie. Hij herkende het beeld van de planeet niet, maar kon, met het blote oog gemakkelijk konstateren dat ze er, astronomisch gezien, niet ver van verwijderd waren. "Ongelooflijk...." zei hij ademloos en met volle mond. "Daar staan er nog twee, alleen veel verder weg." en hij wees ze haar aan. "en ze hebben geen dampkring; kijk maar; de rand is scherp, en die -recht-se is half verlicht; maar je kunt de donkere kant ook zien, zwak verlicht." "Ja, " beaamde Roma. "'t lijkt wel 'n halve maan..." Jack kreeg een akelig gevoel in zijn maag, ondanks de maaltijd die hij gulzig verorberde. Het woord maan bleef naklinken in zijn hoofd en hij wilde het bewust niet aanvaarden. Maan..... maan...., het was onmo-gelijk.... het kon gewoon niet waar zijn... Zo'n onvoorstelbare afstand konden ze in die korte tijd niet hebben overbrugd. Het mocht trouwens ook niet waar zijn... "Op hoeveel graden staat het wereldbolletje?" vroeg hij en wees naar het gradenbolletje, waarmee de camera's konden worden bewogen. "Op nul-nul." antwoordde ze. "Draai 't 'ns langzaam rond." zei hij. Roma deed wat hij vroeg en hij keek gespannen toe. Het eerste beeld was dus inderdaad dat van recht vóór het schip geweest. De ster-ren begonnen langzaam aan het firmament te verchuiven. Zijn hart klopte in zijn keel toen er weer een maantje vercheen, nu sikkelvormig, maar met de donkere kant ook zwak, rossig verlicht. "Het kán niet waar zijn..." mompelde hij voor zichzelf. "Wat kan niet waar zijn?" vroeg ze, haar gezicht naar hem toekerend. Het ontging hem op dit ogenblik geheel dat zijn eigen gespannenheid oversloeg op haar. "Zie je dat maantje niet?" vroeg hij en wees het haar aan. Zijn stem klonk weer schor, maar nu niet langer vanwege een droge keel. "Ja,..." zei Roma, ook lichtelijk hees, "maar ik begrijp er niks van. Waar zitten we in vredesnaam? Ik heb de indruk dat jij 't al weet." "Draai door." zei hij, zonder haar vraag te -beant-woorden. "Drai door...." Langzaam, heel langzaam vulde de hut zich met een groot, diffuus licht, een kolkende zee van licht, met onbestemde rode en groene -vlek-ken. Hij sperde zijn ogen wagenwijd open met de koffiebeker aan zijn mond, maar zonder te zuigen. Ademloos keek hij toe. "Grote goden..." fluisterde hij. "Grote goden...." Er was geen enkele twijfel meer mogelijk. Hij had dit beeld al zo vaak gezien in boeken en van projekties gemaakt vanuit onbemande ruimte-sondes, zelfs al meer dan een eeuw geleden. Hij kon zich niet vergissen. "Onvoorstelbaar..." fluisterde hij. "Wat is dat dan?" vroeg Roma, zich weer naar hem omkerend met een bijna smekende blik in haar ogen om opheldering te krijgen over dit licht dat scheen te dansen en te golven als een wilde oceaan. "'t Is niet mogelijk...." zei hij schor. "Dit kán helemaal niet." "Wat is 't dan, Jack," vroeg ze andermaal, nu dringend, hem gespan-nen aanstarend. "Zeg me wat 't is, Jack." "Jupiter..." zei hij hees. "Jupiter. Of we het geloven willen of niet. We zitten vlak bij Jupiter." Hij keek zijn ogen uit op de schijnbaar kokende dampkring van de reus onder de planeten van het zonnestelsel. "En de planeten die we zagen zijn inderdaad manen." voegde hij eraan toe. "Die grote, recht voor het schip, die zo helder schijnt, moet één van de vier grote zijn: Calisto, Ganymedes, Europa, of Io..... maar, nee, niet Io en ook niet Europa; waarschijnlijk Ganymedes. " Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd. Roma scheen de ware omvang van de ontdekking nog niet te begrijpen. "Waarom niet die laatste twee?" vroeg ze gespannen. "Omdat die de kleinste van de vier zijn en Io vol zit met vuurspu-wende vulkanen en Europa zo rond is als een kogel en de andere twee een dikke ijskap hebben." antwoordde hij. "Maar hoe komen we in vredesnaam bij Jupiter terecht?" vroeg ze, weliswaar stomverbaasd maar niet echt ongelovig. "Hoe komen we er in vredesnaam in zo'n extreem korte tijd terecht?" wijzigde Jack de vraag "in...." hij rekende snel in zijn hoofd uit: 45 + 45 = 90 + 18 = 108 "in niet méér dan honderdacht uur. Dat kan helemaal niet." Roma keek hem onbegrijpend aan. "Waarom kan dat niet?" vroeg ze nogal onnozel. "Omdat we dan in honderdacht uur een afstand hebben afgelegd van....eh...ik weet 't niet zeker... ik moet 't nakijken, maar het is minstens vijfhonderd miljoen kilometer en dat in rechte lijn ..." Roma begreep het blijkbaar nog niet helemaal, omdat ze onbekend was met afstanden en snelheden in het heelal. Daarom voegde hij eraan toe: "Van Mars naar Jupiter is meer dan tweemaal de afstand van Mars naar de zon. De kortste afstand van Mars naar de aarde, bij de meest gunstige oppositiestand, en in rechte lijn, is zes en zestig miljoen kilometer. Daar zouden wij vier weken over doen, omdat we nu eenmaal niet in rechte lijn kunnen vliegen. De afstand die wij zouden vliegen zou waarschijn-lijk drie keer die rechte lijn afstand zijn dus.... bijna twee honderd miljoen kilometer, dus nog steeds minder dan de afstand van Mars naar de zon. Jupiter staat in rechte lijn veel meer dan tweemaal zo ver van Mars af." Hij liet zijn woorden op haar inwerken en rekende intussen in zijn hoofd uit: 108 gedeeld door 24 = 4.5 en zei toen, terwijl zijn eigen stem, zijn eigen ongeloof duidelijk uitdrukte: "En wij hebben die afstand afgelegd in vier en een halve dag. Hij trok zijn slaapzak abrupt verder open en schoot daardoor mèt etensschaaltje en al bijna -rich-ting plafond. Op het laatste moment kon hij zich nog vastgrijpen aan de rand van het bed, terwijl Roma uit haar stoel schoot en op hem af kwam om haar arm om hem heen te slaan. "Doe niet zo onbesuisd, man" zei ze, lichtelijk geërgerd maar zonder de zorgzaamheid in haar stem te onderdrukken. "Ik moet naar 't kommandodek." zei hij, verontschuldigend. "Ja, dat zal wel." protesteerde ze, "maar 't kommandodek loopt niet weg." Ze pakte met haar vrije hand het etensschaaltje van hem aan. "Er zit nog koffie in de beker." zei ze, nu weer heel hartelijk, met haar gezicht vlak bij het zijne. "Moet je niet meer?" "Jawel." zei hij en pakte de beker weer aan om het restant er in één teug uit te zuigen. "Denk je dat je jezelf kunt gaan wassen en aankleden?" vroeg ze bezorgd. "Ja, hoor." zei hij, en voelde zich, ondanks de spanning ineens heel gelukkig. De warmte en zachtheid van haar lichaam deed hem erg goed. Het was waarschijnlijk het beste geneesmiddel dat ze kon bedenken. "Denk je echt dat je 't zelf kunt?" vroeg ze moederlijk liefdevol. Hij lachte vertederd. "Ja, hoor, 't zal best gaan." zei hij "en als 't niet gaat dan roep ik je wel." "Echt doen, hoor." antwoordde ze ernstig. Hij lachte weer. Hij had de opmerking als pikant grapje bedoeld maar voor haar was het volle ernst en de gedachte aan iets onoprechts kwam niet eens in haar hoofd op. Nu sloeg hij zijn arm even om haar heen en gaf haar een stevige knuffel. "Je bent 'n engel." zei hij, oprecht gemeend en maakte zich uit haar omarming los om zich in de -rich-ting van de badcel te duwen. Hij zette de kraan op koud, nadat hij zijn pijama in de reiniger-lade had gestopt en rilde, toen het water met kracht over hem heen begon te spuiten terwijl gelijktijdig de afzuigers in de vloer in volle werk-ing traden om te voorkomen dat door de -ge-wicht-loosheid het water in de cel zou blijven ronddwarrelen. Alleen zijn hoofd liet hij door en door nat worden. Voor de rest waste hij zich slechts vluchtig om zo snel mogelijk naar het kommandodek te kunnen gaan. Ook de droger zette hij op koud, zodat er een krachtige, kurkdroge koude luchtstroom over zijn hele lichaam blies, die het water van zijn huid en uit zijn haren ver-wijderde.. Tenslotte trok hij de uitgangslade van de reiniger open, waarin zijn schone kleren lagen en kleedde zich snel aan.