10 BUITENPLANETAIRE KAPERS Hij werd met gejuich ontvangen, toen hij samen met Roma de grote kabine betrad. Miranda kwam bijna als een vogeltje door de lucht vlie-gend, met -uitge-strekte armen op hem af en sloeg beide armen om zijn hals en gaf hem een kinderlijk gelukkige zoen. Hij trok haar dicht tegen zich aan en streelde teder door haar blonde haren. "Ik heb veel voor je gebeden," fluisterde het meisje hem toe. "Daarom ben ik nu weer beter." zei hij ontroerd en liet haar los omdat Ivana op hem af kwam. "Hoe gaat 't Jack?" vroeg ze en bleef aarzelend voor hem in de lucht zweven. Hij strekte zijn armen naar haar uit en trok haar ook even tegen zich aan om haar een knuffel te geven. "Prima, hoor." zei hij, "Roma heeft me uitstekend verpleegd." "Ik heb 't wel gezegd," klonk de droge stem van Tosh vanaf de tafel, "onkruid vergaat niet." Jack ging naar hem toe en gaf hem een -vriend-schappelijke klap op zijn schouder. "Zo is 't maar net." lachte hij. Alleen Paddy zei niets. Hij zat wat stuurs naar het tafereel te kijken. Jack ging naar hem toe en keek belangstellend naar het hoofd van de jongen om te zien of de buil verdwenen was. "Hoe gaat 't met jou?" vroeg hij. "Jij bent de eerste die ernaar vraagt." zei Paddy nukkig. "De anderen zijn alleen maar in jou -geïnte-resseerd." Ivana werd kwaad. Ze riep schel: "Omdat jij een ezel bent, die zichzelf en anderen in gevaar brengt." "Kinderkens, bemint elkander." zei Jack vaderlijk vermanend en begaf zich zonder verdere plichtplegingen naar het kommandodek, waar hij plaats nam in de gezagvoerders stoel. Hij drukte de intercom holovisie aan op de vóórkabine, terwijl Roma in de stoel van de co-piloot ging zitten. Vervolgens trok hij het -compu-ter toetsenbord naar zich toe en drukte de spraak knop in. "Wat is onze positie?" vroeg hij. "Onbekend." klonk de vriendelijke mannenstem. "Ons peil- en stuur-programma is geheel verstoord." Jack fronste zijn wenkbrouwen. De computers hadden dus niet kunnen vaststellen dat ze in de buurt van Jupiter waren. Met andere woorden, tijdens de lange versnellingsperiode, hadden ze alle kontrole over het schip verloren. Hij vroeg: "Zijn we nog omgeven door het statische elektromagnetische veld?" "Ja." zei de stem alleen maar, zonder de minste emotie. "Is het nog te sterk voor onze kommunikatieverbindingen?" vroeg hij. "Ja." antwoordde de computer andermaal. Hij keek Roma veelbetekenend aan. "Heel vreemd." mompelde hij, meer voor zichzelf dan voor haar. "Heel vreemd. Het is met ons meegereisd en dus is 't geen -natuur-verschijnsel." "Waarom?" vroeg Roma, maar hij had geen tijd voor verdere uitleg omdat hij de computer al weer had aangedrukt en kommandeerde: "Meet de afstand en baan ten opzichte van de planeet waar we omheen cirkelen en geef grafisch weer." Het computerscherm lichtte op, maar verder gebeurde er niets.. Roma keek hem vragend aan maar hij leunde rustig achteruit in zijn stoel. Pas ruim tien sekonden later verscheen er een beeld op het scherm met een bolletje in het midden en daaromheen een gerekte ellips, die enigszins parabolisch leek. Bijna in het hoogste punt van de parab-ool bevond zich een minuuskuul ruimtescheepje. "Waarom duurde dat zo lang?" vroeg Roma, gewend als ze was aan onmiddellijke antwoorden van computers. Hij wees naar het piepkleine ruimtescheepje en zei: "Dat zijn wij. We zitten op een afstand tot het oppervlak van de planeet van 945 duizend kilometer. De meetstraal had dus meer dan drie sekonden nodig om de oppervlakte te bereiken en weer ruim drie sekonden om de echo te ontvangen. Bovendien moest hij een paar sekonden worden aangehouden voor een juiste baanberekening. Het laagste punt van onze baan is 156 duizend kilometer." Hij wees haar het punt aan op het smalste gedeelte van de -para-bool. "Onze baan ligt in het vlak van de evenaar en met de aswenteling van de planeet mee.." "Is dat belangrijk?" vroeg Roma, die er nu helemaal niets meer van scheen te begrijpen, maar wel met stijgende bewondering naar hem keek. "Ja," zei hij, "heel belangrijk. Om twee redenen: We moeten in onze baan zijn gebracht aan de nachtzijde van de planeet en daar moet onze snelheid geweldig sterk zijn afgeremd. Daarom zijn we waarschijnlijk aan het tuimelen geraakt, omdat we zijn omgekeerd, om af te remmen. Nog 'n wonder dat ik niet uit mijn stoel ben gevlogen." "Helemaal geen wonder." zei Roma trots. "Het heeft me geweldige moeite gekost, maar ik heb je je riem aan kunnen doen, toen je in je stoel was gevallen. "O, vandaar...." zei hij opgelucht. "Je bent geweldig." "Wat was de tweede reden waarom die baan zo -be-lang-rijk is?" vroeg ze, zijn loftuitingen negerend. "Een tegengestelde baan zou het zeer moeilijk gemaakt hebben om terug te keren." zei hij. "Dat zal dan wel, al begrijp ik er niets van." zei ze, schouder-ophalend. "maar laat maar zitten. Leg me dat een andere keer maar uit." "Er is nog iets wat van het grootste belang is." zei hij, via de holo-projektie naar buiten kijkend. "Zie je die glinsterende streep daar," vroeg hij, wijzend naar een punt dicht bij het oppervlak van de planeet. "Ja, wat is dat?" vroeg Roma nieuwsgierig. "Een van de ringen van Jupiter." antwoordde hij. "Maar dat is niet het ergste. Het gevaarlijke is, dat het laagste punt van onze baan in die ringen ligt en dat op die hoogte boven Jupiter zich een onvoor-stelbaar krachtig magneetveld bevindt, waar we beter niet in terecht kunnen komen." Roma keek hem stomverbaasd aan. "Hoe weet jij dat allemaal?" vroeg ze haar bewondering niet onder stoelen of banken stekend. "Och," zei hij verlegen. "Gewoon interesse." en om snel bevrijd te worden van het ongemakkelijke gevoel, vervolgde hij: "Voor we in die buurt komen moeten we hier weg wezen!" Hij fixeerde terwijl zij praatten, de holoviewer op de planeet. Op het intercom schermpje zag hij, hoe de anderen, in de voorkabine, in stomme verbazing naar het beeld keken. Hun gezichten waren bijna even fascinerend als het planeet oppervlak. Zelfs het altijd zo ondoorgronde-lijke gezicht van Tosh leek nu een vragende uitdrukking te hebben. "Nou, jongens, hou je vast en val niet om." zei hij kwasi luchtig wijzend naar de kolkende zee van vlekken op de reuzenplaneet. "Omvallen is hier een kunst op zich." merkte Tosh nuchter op. Jack kon tevreden zijn. Niemand was in paniek. Hij vroeg zich af hoe volwassenen onder deze -omstan-digheden zouden hebben gereageerd. "Wat je hier ziet," zei hij op een zo geruststellend mogelijke toon, "is de planeet Jupiter." Het bleef even stil. Toen klonk de knorrige stem van Tosh die zei: "Dat geeft geen pas, kapitein. Ik had voor de aarde geboekt." Jack grinnikte en knipoogde naar Roma, die ook breed begon te glimlachen. "Maar.... maar... hoe komen we daar in vredesnaam?" klonk de schelle stem van Ivana ontzet. "Da's 'n heel goeie vraag." zei Tosh droog. Jack moest weer lachen, of hij wilde of niet. "Ik wou dat ik er een antwoord op wist." zei hij. "We zijn hier kennelijk naar toe gesleept." De uitdrukking op het gezicht van Ivana, maar vooral op dat van Paddy, veranderde in een van afgrijzen. "Wie.... wie heeft ons hierheen gesleept?" vroeg Ivana stotterend. "Als we dat wisten waren we een stuk verder." zei Jack op vaderlijke toon. "We weten het niet, maar we moeten er ons wel goed van bewust zijn, waar we aan toe zijn. In ieder geval was dat blauwe licht niet zo maar een natuurverschijnsel. Het zou wat al te zot zijn om te veronder-stellen dat we door een toevallig natuurverschijnsel bij Jupiter zijn beland en daar ook nog toevallig in een parkeerbaan zijn terechtgekomen. Dat soort toevaligheden bestaat niet. Daar zit intelligentie achter." "De eerste interplanetaire kaping." konkludeerde Tosh en ergens stond Jack bij, dat hij dat al een keer eerder had gezegd, al wist hij zo gauw niet meer wanneer. "Zo zou je 't inderdaad kunnen noemen." beaamde hij. "Alleen: wie zijn onze kapers? Waar komen ze vandaan? Waar zijn ze nu? En wat willen ze van ons?" "Heel goeie vragen." zei Tosh even droog als altijd. "Ja," grinnikte Jack, "Alleen, wie geeft ons het antwoord erop?" "Da's nog een betere vraag." vond Tosh. "Gedeeltelijk kunnen we er zelf op antwoorden." vervolgde Jack. "door allereerst vast te stellen wie of wat 't niet is." Hij keek naar hun gezichten op het schermpje. Dat van Paddy gaf duidelijke tekenen van opkomende paniek. Jack besloot hem speciaal in de gaten te houden. "Ik kan mij niet voorstellen," vervolgde hij, "dat er op dit moment mensen zijn, die in staat zijn, een of ander blauw licht te produceren, dat een groot ruimteschip als het onze op sleeptouw kan nemen om 't in een paar dagen tijds bij Jupiter te brengen." "Komen ze dan van Jupiter?" vroeg Ivana een beetje kinderlijk. Met moeite onderdrukte hij een lach. Onnozele vragen waren immers pas onnozel als de vragensteller beter kon weten. "Nee, Ivana," zei hij hartelijk. "Op Jupiter is geen leven mogelijk. Trouwens, op geen van de planeten van ons zonnestelsel, behalve de aarde." "En Mars." riep Miranda uit, opgetogen dat ze eindelijk ook een duit in het zakje kon doen. "Ja, maar dat is aards leven." zei Jack. "Als 't geen menselijk leven betreft, moet het van buiten ons zonnestelsel komen." voegde hij eraan toe. "Maar.... " hij aarzelde en vervolgde toen: "Het is zinloos daarover te spekuleren zolang ze geen kontakt met ons maken. En ik was, om je de waarheid te zeggen, niet van plan daarop te wachten." "Ze...ze... ze komen ons van Mars toch zeker wel ophalen?" stotterde Paddy. Jack keek strak naar het gezicht van de jongen. Het was nu één grote zenuwtrek geworden. Hij wachtte met antwoorden en keek Roma aan. Ze begreep zijn vragende uitdrukking volledig en knikte dat hij de waarheid moest zeggen. "Het antwoord op die vraag is nogal ingewikkeld," zei hij, om het niet al te bot te zeggen. Hij keek weer naar de gespannen gezichten. Dat van Tosh was onpeilbaar. Dat van Niranda was zo open als een boek en vol vertrouwen. Ivana had het antwoord al begrepen, zag hij en raakte er toch niet door in paniek. Alleen het gezicht van Paddy was vertrokken van angst. "Laten we even aannemen," vervolgde hij, "dat ze op Mars en de aarde weten waar we zitten." "Weten ze dat dan niet?" riep Paddy met schrille stem uit. "Ik hoop van wel." zei hij rustig. "maar ik denk van niet.." en voor de jongen verder in paniek zou raken, vervolgde hij: "maar laten we eens aannemen van wel. Om dan naar ons toe te komen, zouden ze iets moeten doen, wat in de ruimtevaart niet kan. Je kunt in de ruimte maar in één richting vliegen, namelijk in dezelfde richting als de planeten zich om de zon bewegen. Welnu: hoe dichter een planeet bij de zon staat, des te sneller doorloopt hij zijn baan, terwijl hij bovendien een veel kortere afstand aflegt. Wij bevinden ons nu bij Jupiter, en twee dagen geleden bevond Jupiter zich bijna in oppositie met Mars, dat wil zeggen: hij stond bijna op één lijn met Mars, gezien vanaf de zon. Vergelijk 't maar zo: je hebt twee hardlopers die in een cirkelbaan lopen, de ene in een binnenbaan, de andere in een buitenbaan. Als ze allebei even hard zouden lopen, zou de loper in de binnenbaan nog altijd voor liggen op die in de buitenbaan. Bij de planeten is 't zo, dat die in een binnenbaan harder lopen dan die in een buitenbaan en dus komt Mars vóór te liggen op Jupiter. Dus kan er voorlopig geen ruimteschip vanaf Mars naar Jupit-er komen, omdat het dan achteruit zou moeten vliegen, wat niet kan, of helemaal rond de zon gaan, om Jupiter te bereiken en dat zou minstens een jaar of meer duren." Hij trok een lade open onder het toetsenbord van de computer en zocht naar een losse, grotere lichtpen dan die op het computer toetsen-bord, en vond er inderdaad een. Hij maakte zich los uit zijn stoel om naar de voorkabine te gaan om het probleem voor hen uit te tekenen. Daar kwam hij echter niet aan toe. Nog voor hij goed en wel in de voorkabine was begon Paddy hysterisch te gillen: "We kunnen niet terug....! we kunnen niet terug...!" Vol vertrouwen en met kinderlijke overtuiging probeerde Miranda hem gerust te stellen: "Natuurlijk wel, Paddy," zei ze, opgetogen. "Jack zal wel zorgen dat we terug komen." In weerwil van het verpletterende gewicht van de verantwoordelijk-heid, die door het inmense vertrouwen van dit kind op zijn schouders werd gelegd, kon Jack een glimlach niet onderdrukken. Roma was hem nagekomen het kommandodek af en sloeg spontaan haar arm om de schouders van het meisje. Paddy, intussen, raakte volkomen over zijn toeren en krijste: "Klets niet, snotaap! Jack is geen ruimtepiloot...!" Jack werd woedend, niet om wat de jongen over hem zei, maar om de kleinerende en hatelijke manier waarop hij Miranda benaderde. "Nou moet jij eens goed naar mij luisteren, Paddy," zei hij bars. "Ik wens, in de omstandigheden waarin wij verkeren, geen hatelijkheden, maar liefde." "Heu...! 't zou wat...!" snoof Paddy. "Wat maakt 't uit, als we toch allemaal de pijp uit gaan. Daar helpt geen lievigheid aan!" "Zelfs als we allemaal de pijp uit gaan, zoals jij dat noemt," kwam Roma tussenbeide, "dan is het heel wat beter als we voor God kunnen verschijnen en zeggen: we hebben veel van elkaar gehouden dan te moeten zeggen: we hebben elkaar het leven vergald.." "Heu...!" riep Paddy nog opgewondener uit. "Waarom haalt God ons hier niet vandaan?" Nu werd Jack echt boos. Op barse toon zei hij: "Omdat God geen poppenkastbaas is, die klaar staat om aan een touwt-je te trekken, omdat Paddy Campbell 'n schijthuis is. Daarom." Het bleef heel stil in de kabine. Alleen Roma glimlachte tegen hem en heel even had hij de indruk dat er ook een glimp van een grijns over het gezicht van Tosh zweefde. Daarna moest hij zelf lachen om zijn brute uitval en voegde eraan toe: "Maar, kom, we zijn de pijp nog niet uit en omdat God degenen helpt die zichzelf helpen, ga ik eerst eens kijken wat onze computers ons allemaal kunnen vertellen. Maar daar kan ik geen koekenbakkers bij gebruiken." "Oké, oké..." gromde Tosh. "ik ben al weg." en hij draaide zich om in de richting van de grote kabine. In het voorbijgaan gaf Jack hem een klap op zijn schouder en zei: "Zelfkennis is de moeder van de wijsheid."