11 RUIMTEVAARDER TEGEN WIL EN DANK Dit had hij zich ooit wel eens gedroomd, besefte hij, terwijl zijn ogen onderzoekend alle instrumentenpanelen nog eens grondig opnamen, in zijn dagdromen ..., over zijn toekomst als ruimtevaarder. De jonge ruimtevaarder die met zijn schip halsbrekende toeren uithaalde om een gestrande bemanning van een onherbergzame planeet te redden, Maar in die dagdromen van toen, was hij al een volledig opgeleide astronaut. De werkelijkheid van dit moment was totaal anders. Truth is stranger than fiction, heette dat; de waarheid is vreemder dan verdichtsels. De werkelijkheid was niet alleen vreemder; ze was ook angstaan-jagender en tegelijk, hoe gek dat ook leek, minder beangstigend dan hij zou hebben vermoed, als het een verhaal over anderen was geweest. Ten-minste... hij voelde zich nu redelijk rustig. Het was alleen niet de rust van de zekerheid dat hun avontuur goed zou aflopen. Dat vertrouwen bestond alleen bij de kleine Miranda. Bij hemzelf en bij Roma, die naast hem in de andere stoel zat, was het de rust die hen door de nood-situatie werd opgedrongen om alles te doen wat binnen hun mogelijkheden lag om zich uit hun benarde situatie te redden, wat er ook gebeuren mocht. En mocht het verkeerd aflopen, dan zou dat zijn in het besef, dat het niet aan hen had gelegen. Nu pas begreep hij de mensen, die hij wel eens op foto's had gezien en op oude films en holouitzendingen, mensen in erbarmelijke omstandigheden, bij rampen, en zelfs in oorlogssituaties, en die vaak toch lachten. Hij had dat nooit kunnen begrijpen; er moest iets psy-chisch helemaal mis zijn met die mensen, had hij altijd gedacht. Nu was er helemaal niets vreemds meer aan, ook voor hem niet. Hij zou het niet eens meer vreemd vinden, als er mensen waren die lachend konden sterven. Hun adolescentie, zoals dat heette, -- hun groei van kind naar volwassenheid -- was in één klap voorbij. Er was geen enkele neiging meer in hen, tenminste niet in hem, en ook niet in Roma, wist hij, tot zorgeloosheid, of onbezonnen daden. Al zouden ze het gewild hebben, dan kregen ze zelfs de kans niet om toe te geven aan zo'n neiging als die al was opgekomen. Zelfs onderbewust gebeurde dat niet; hun overlevingskan-sen hingen nu eenmaal geheel van henzelf af; de volle verantwoordelijk-heid lag op hun eigen schouders, die van hem en die van Roma. Ze waren zich daarvan wel èn niet bewust. Ze stonden er niet bij stil. Ze hadden geen andere keus, dan doen, wat ze menselijkerwijs konden doen. Jack zette de computer op monitor weergave. Hij wilde er zeker van zijn dat hij de gegevens goed in zich kon opnemen doordat ze vóór hem op het scherm zichtbaar bleven. Bovendien verwachtte hij dat de computer hem grafische voorstellingen kon geven, die hen in één oogopslag meer informatie konden verschaffen dan alle gesproken of geschreven uitleg. Diep in zijn hart, ergerde hij zich bovendien aan de emotieloosheid van de lakonieke synthetische stem.. Roma had, op zijn verzoek, de laden op het kommandodek nagekeken en er onder andere een notitieblok in gevon-den. Dat wilde zeggen: een van die moderne, holografisch werkende microcomputertjes, waarop je in allerlei vormen vrijwel onbeperkt infor-matie kon opslaan en terugroepen. Ze stonden bekend onder de naam holo-blok. Je kon er gewoon je aantekeningen op inspreken en het gesprokene om laten zetten in schrift. Je kon er ook met een lichtpen op schrijven en het geschrevene laten omzetten in drukletters en zelfs in gesproken tekst. Er zat ook een toetsenbordje aan waar je op kon tikken. Dat laatste vereiste wel enige handigheid omdat de toetsjes nogal klein waren. Bovendien zaten er maar vier en twintig toetsjes op: één kontrole toets en de drie en twintig letters van het alfabet (de letters c, q en x werden allang niet meer gebruikt). Met behulp van de kontrole toets plus een letter kon je de cijfers maken met de letters A tot en met J, en alle lees- en rekenkundige tekens. Bovendien gaven weer andere con-trol-toets kombinaties allerlei andere funkties, zoals de calculator funktie. Roma bleek daar, tot zijn verbazing, uitstekend mee overweg te kunnen. Hij had de holoviewer op kontinu draaien gezet. Bij toeval ont-dekte hij dat dat kon, omdat hij per ongeluk het wereldbolletje omlaag had gedrukt waarop het zich met een klikje vergrendelde en bleef draaien, heel langzaam zodat het beeld van het firmament buiten ook langzaam bleef verchuiven. Ook ontdekte hij, meer bij toeval dan be-wust, dat als hij het aan/uit knopje naar rechts schoof, het hele beeld voor hen werd voorzien van grafische koördinaatlijnen in graden, minuten en sekonden. Dat kon, voor navigatieopdrachten aan de computer van groot belang zijn, maar op dit moment was het niet aangenaam om naar te kij-ken, zodat hij het weer uitschakelde. "Onze kapers kunnen niet ver weg zijn." zei hij. "want ze verstoren nog steeds onze verbindingen. En toch moeten ze zo ver weg zijn, dat we ze niet kunnen zien." Voor alle zekerheid veranderde hij ook de radioboodschap, die nog steeds, zonder resultaat werd uitgezonden. Hij sprak in: "Hier de Arthur C. Clarke voor de Lacus Solis ruimte basis op Mars. Wij bevinden ons thans in een parkeerbaan rond Jupiter. We zijn hier-heen gesleept door een onbekende kracht. De gezagvoerder en co-piloot zijn bij de start van Mars verongelukt door decompressie op het komman-dodek, als gevolg van het barsten van de linker voorruit. Wij zijn erin -ge-slaagd de luiken te sluiten. Het kommandodek staat weer onder druk. We verkeren alle zes in goede gezondheid. Onze verbindingen worden verstoord door een statisch elektromagnetisch veld van onbekende herkomst. Als U ons ontvangt, antwoord dan onmiddellijk telegrafisch op dezelfde frekwentie. Mocht iemand anders ons ontvangen, waarschuw dan de Lacus Solis Ruimtebasis." "Toch begrijp ik iets niet." zei Roma peinzend. "Als de holocom en radio niet door dat storingsveld kunnen komen, hoe kon onze computer dan wel de afstand tot Jupiter peilen? Daar moest toch ook een meetstraal of zoiets voor uitgezonden worden?" "Dat klopt," knikte Jack, "maar dat was een laserstraal. Die wordt niet door dat storingsveld beïnvloed." "Konden we dan maar een laserstraal naar Mars sturen." dacht Roma hardop. Jack glimlachte, hoewel beslist niet meewarig om haar gebrek aan kennis. "Als hij al zo ver reikte," zei hij, "zou hij bij aankomst minstens honderd keer zo wijd zijn als Mars zelf." Vroeger, wist hij, bij de uitvinding van de laser, waren er de wildste fantasieën geweest over de mogelijkheden van de nieuwe vinding. De Lichtstraal die alles kan hadden krantenkoppen toen geschreeuwd in vette letters. En, inderdaad, vele van die mogelijkheden waren inmiddels verwezenlijkt, zelfs op dusdanige manier, dat de fantasten van meer dan een eeuw geleden het zich nooit hadden kunnen dromen. Er waren ook systemen ontwikkeld, waar men bij de uitvinding van de laser niet eens aan gedacht had, zoals de lichtpennen, die niets anders waren dan kleine laserapparaatjes. Maar vele andere verwachtingen van science-fiction schrijvers waren nooit uitgekomen. Dat kon ook moeilijk, omdat men nu eenmaal meer dan een eeuw geleden eenvoudig niet kon weten welke volslagen nieuwe vindingen er zouden volgen. In de natuurwetenschap en techniek kon je de toekomst niet eens voor tien jaar met enige mate van zekerheid voorspellen, laat staan voor honderd jaar of meer. Sommige verwachtingen waren veel te hoog gespannen; andere, nieuwe ontwikkelin-gen, werden helemaal niet voorzien. "Waarom weten onze stuurprogramma's niet wat onze positie is?" vroeg hij, met de knop van de computer ingedrukt. "Omdat alle mogelijkheid tot positiebepaling verviel op het moment dat de stuurprogramma's na de start werden verstoord doordat zowel de voortstuwing als de navigatie werd overgenomen door een bron buiten het schip, die geen gebruik maakte van onze systemen." stond er op het scherm. Roma had ook zo'n scherm voor zich, zodat ze beiden de antwoor-den konden aflezen. "Wij bevinden ons nu in een parkeerbaan rond Jupiter." zei Jack zich onbeschaamd trots voelend omdat hij als mens tot heel wat meer in staat was, dan zelfs deze uiterst verfijnde computers. Meer mensen zouden dit soort ervaringen moeten hebben, bedacht hij, dan zouden ze het wel laten om computers intelligent te noemen. "Zijn er gegevens in de databank over baan en positie op dit moment van Jupiter en zijn manen?" vroeg hij. Het antwoord bestond uit een reeks tabellen met cijfers, waarvan de meeste voor hem volmaakt onbegrijpelijk waren, alsof het apparaat wilde demonstreren dat hij niet al te laatdunkend moest zijn. Hij -knip-oogde bemoedigend naar Roma die vol onbegrip het scherm bekeek. Hij drukte de holoviewerknop omhoog om de -ca-mera's weer met de hand te kunnen bedienen en draaide ze langzaam in de richting weg van Jupiter. Het kostte hem weinig moeite tussen de miriaden sterren de zon te herkennen. Met een lichte druk van zijn wijsvinger bracht hij de gradenverdeling in het beeld en draaide de camera's door tot de zon precies op het kruispunt van de beide nul-lijnen stond. Daarna drukte hij de computer weer aan en zei: "De zon op nul-nul graden in het holobeeld. Registreer." Nauwelijks een sekonde later verscheen op het scherm de mededel-ing: "Geregistreerd." "Geef banen en posities grafisch weer met de namen van de vier grootste manen en de positie van ons schip daarin." kommandeerde hij op nuchtere toon aan de computer. Het was voor hem de gewoonste zaak van de wereld om zijn instrukties min of meer aan te passen aan het computer invoersysteem. Hij was dat al jaren gewend, zelfs met de eenvoudigste, kleine thuis-computertjes. Je kon ook normaal menselijk praten; de computers negeerden dan overbodige woorden of zinnen. Maar er had zich als het ware een computer-instruktietaal ontwikkeld, om zoveel mogelijk tijd te besparen. Vele mensen namen zelfs de gewoonte aan in die korte kommandotaal met elkaar te spreken. Het duurde geen sekonde of er verscheen een wirwar van cirkels en ellipsen op het scherm met daarin de plaats van de vele manen van Jupit-er, weergegeven als kleinere en grotere bolletjes.. Daartussendoor liep een lichtelijk parabolische baan met een piepklein ruimtescheepje erin. "Zie je dat," zei hij tegen Roma. "we halen die grote maan in, die we de eerste keer al gezien hebben.. Ik ben benieuwd welke dat is." Hij griste de kleine lichtpen uit zijn -klemme-tje, knipte hem aan en wees het maantje op het scherm aan en commandeerde: "Vergroten." omdat hij de kleine lettertjes niet goed kon lezen. De wirwar van lijntjes die alle maan-banen aangaven verdwenen van het scherm en er verscheen een deelvergroting, tot hij de pen weer uitk-nipte. Toen las hij, hardop: "Ganymedes. Zie je wel!" riep hij trots uit. Hij drukte de computer in en zei: "Peil Ganymedes." "Waarom vraag je dat?" vroeg Roma, toen het computerscherm geheel blank werd en er geen antwoord op verscheen. Ze begreep inmiddels dat dat verband hield met de tijd die zou verstrijken tussen het uitzenden van de peilstraal en het ontvangen van de echo. "De projektie op het scherm," zei hij, "kwam uit de databank. Ik wil er zeker van zijn dat het klopt." Hij verzweeg zijn vermoeden; onderbe-wust was er de angst in hem dat hij te ver ging in zijn dedukties en dat hij een flater zou slaan tegenover Roma. Pas ruim tien sekonden later verscheen het antwoord op het scherm. Toen het kwam, zou hij uit zijn stoel gevlogen zijn, als hij de vei-ligheidsriem niet om had gehad. Zijn hart begon sneller te kloppen, zowel van trots als van schrik. "Fout in positiebepaling of in databank gegevens." stond er. "Er is een verschil van 35 minuten en 35 sekonden plus." "Zie je wel..." riep hij uit met een brede grijns in de richting van Roma, zo trots als een pauw, dat hij andermaal slimmer was geweest dan de computers. Hij drukte zonder aarzelen de computer weer aan en kom-mandeeerde: "Stel alle chronometers bij met 35 minuten en 35 sekonden plus. Diskrepantie is gevolg van -tijdsin-krimping. Geef nieuwe baanberekening na bijstelling." Hij keek niet onmiddellijk naar de nieuwe lijnen wirwar op het scherm maar zette zijn eigen horloge ruim een half uur vooruit. Het gezicht van Roma was een prachtige spiegel van de verwarring en het onbegrip die in haar hoofd ronddansten. Hij glimlachte weer trots tegen haar en zei: "Zet je horloge maar ruim 35 minuten vooruit. We hebben de stelling van Einstein bewezen. Onze snelheid is zo hoog geweest dat onze tijd is ingekrompen. We zijn ruim een half uur jonger dan de rest van de wer-eld." Roma haalde haar schouders op. "Ik heb er wel eens van gehoord," zei ze. "In de natuurkunde lessen hebben we zoiets ook wel gehad. Het tijd-ruimte-kontinuum heette dat, als ik me goed herinner. Maar ik begrijp er geen fluit van." Ze kende wel de science-fiction verhalen over ruimtereizigers, die vijfhonderd jaar nadat ze vertrokken waren terugkeerden, terwijl ze zelf nauwelijks een jaar of meer ouder waren. Maar die verhalen had ze altijd voor pure fantasie gehouden. Nu scheen hen echter iets dergelijks te zijn overko-men, zij het dan met een verschil van niet meer dan ruim een half uur. Ze vroeg echter geen verdere uitleg, omdat Jack al weer bezig was de computer nieuwe instrukties te geven. Intussen zette zij ook haar horloge 35 en een halve minuut vooruit. "Is de positie van de aarde en Mars op dit moment bekend?" hoorde ze hem aan de computer vragen. Het antwoord bestond uit een weergave op schaal van de banen van Jupiter, de planetoïden, Mars en de aarde, met daarin de positie aange-geven als kleine bolletjes. "Vergroten." commandeerde hij rustig, omdat de lijntjes die de banen van de aarde en Mars voorstelden zo dicht op elkaar zaten en de ellips-banen zo klein waren in vergelijking met die van Jupiter, dat hij liever een deelweergave kreeg. Wel was, uit de aanvankelijke projektie, overduidelijk, dat de afstand van Jupiter tot Mars en de aarde onverge-lijkbaar was met die van de Marsbaan naar de aardbaan. Toen het beeld was veranderd bleek hen dat de drie planeten bijna in oppositie stonden. Hij schonk geen aandacht aan de cijfertabellen, die ook op het scherm waren verschenen maar kommandeerde: "Bereken een normaal vluchtplan voor ons schip vanuit onze huidige positie, één naar de aarde en één naar Mars." Het scherm lichtte op slag in twee vensters op en zowel hijzelf als Roma keken er verbijsterd naar. Hij floot tussen zijn tanden, hoewel het hem niet wezenlijk verbaasde. In zijn hart had hij echter, tegen beter weten in de stille hoop gekoesterd, dat de uitkomst anders zou zijn geweest. Een reis naar de aarde, vanuit hun positie bij Jupiter, zou meer dan een jaar in beslag nemen. De aarde zou in die tijd een hele omloop om de zon voltooid hebben, terwijl hun schip, als een ko-meet, de banen van Mars, de aarde èn Venus zou kruisen om bijna, ter hoogte van de baan van Mercurius de zon te passeren, om andermaal, weer van de zon wegklimmend, de baan van Venus te kruizen om de aardbaan te bereiken. De reis naar Mars was aanmerkelijk korter en zou hen tweemaal door de aardbaan heen leiden en dan altijd nog ruim zes maanden in beslag nemen. "Waarom moet dat zo vreselijk lang duren?" vroeg Roma vertwijfeld. "We zijn hier in vier en een halve dag gekomen." Hij draaide zich half naar haar toe en zei ernstig: "Degenen die ons hier gebracht hebben hebben een stuwkracht gebruikt die voor ons volkomen onbekend is. Ons schip kan die stuwkracht met geen enkele mogelijkheid voortbrengen. Onze kapers moeten eeuwen op ons voor liggen in technologische ontwikkeling. Wat onze computer berekent heeft zijn normale vluchtplannen. Je ziet hoe onvoorstelbaar groot de afstand is van -Jupi-ter naar Mars en de aarde. Daar komt bij, dat Mars en de aarde allebei ook doorlopen in hun baan om de zon. De aarde kunnen we wel vergeten. We zullen onze kennismaking daarmee voorlopig nog een poosje moeten uitstellen." "Als we er ooit nog kennis mee maken." zei Roma pessimistisch. "We zullen eerst eens kijken," zei hij, haar opmerking negerend, "hoe het met onze voorraden staat. Dan weten we tenminste hoeveel tijd we beschikbaar hebben." Hij drukte de computer weer aan en vroeg: "Voor hoeveel dagen hebben we voedsel, zuurstof en water voor zes personen?" Op het scherm verscheen een tabelletje; er stond: voedsel 60 dagen * zuurstof 100 dagen ± ** water 100 dagen ± *** * afhankelijk van verbruikte hoeveelheden per keer. ** afhankelijk van intensiteit van verbruik *** afhankelijk van intensiteit van verbruik en van zuurstofver-bruik. Nu schrok hij echt. Hij legde zijn handen gevouwen achter in zijn nek en leunde achterover en bleef naar het scherm staren. Hij zag niet dat Roma op haar nagels begon te bijten. "Dus we zullen het binnen ongeveer drie maanden moeten halen." zei hij met zijn tanden op elkaar en leunde weer voorover om de computer te bedienen. "Zestig dagen is maar twee maanden." zei Roma, duidelijk zenuwach-tig. "Voedsel kun je gemakkelijk rantsoeneren." zei hij. "Met zuurstof is dat heel wat moeilijker. " Hij drukte de computer weer aan en komman-deerde: "Bereken een vluchtplan naar Mars, waarbij alle brandstof wordt opgebruikt om ons schip in een parkeerbaan rond mars te brengen. De versnellingsdruk mag elke 24 uur gedurende één uur 4 G bedragen en gedurende de rest van de tijd 1 G." Het scherm werd heel even blank om daarna onmiddellijk weer op te lichten, nu met een vrij steile kromme naar de Marsbaan, niet meer door de Marsbaan heen, maar rechtstreeks uitmondend in een parkeerbaan rond de planeet. De versnellingsdruk zou bij de start gedurende één uur viermaal het aardse gewicht bedragen en daarna, gedurende een aantal dagen ononderbroken op het aardse gewicht van 1 G gehouden worden. De tijdsduur bedroeg echter nog steeds vier volle maanden. "Te lang..." riep hij vertwijfeld uit. "Dat is 120 dagen en we..." "Waarom hebben we maar zo weinig voorraad?" onderbrak Roma hem vertwijfeld. Hij keek haar verschrikt aan, omdat haar stem tekenen gaf dat het huilen haar nader stond dan het lachen. "Voor onze oorspronkelijke reis was het meer dan het dubbele van wat we nodig hadden." zei hij. Hij stak zijn hand uit en pakte haar zachtjes bij haar pols om haar vingers uit haar mond te halen. "Niet doen, Roma." zei hij liefdevol. "Moed houden, meisje. We geven 't maar zo niet op." Hij liet haar hand in de zijne glijden en kneep er zachtjes in. Ze keek naar hem met trillende lippen en vochtige ogen. "Maar... maar wat kunnen wij er nog aan doen?" vroeg ze half hui-lend. Hij liet haar hand los en drukte de computer weer aan: "Is er een korter vluchtplan naar Mars mogelijk, met verbruik van alle brandstof en een passeerbaan langs Mars in plaats van een parkeer-baan en langdurige versnelling van maximaal vier G?" "Het vluchtplan kan het meest bekort worden door de massa te verk-leinen." stond er op het scherm. "Hè...?" riep Jack uit, zijn mond open vallend en zijn gezicht vertrekkend tot een grimas van totale verwarring. Met dezelfde uitdruk-king keek hij Roma aan en herhaalde stomverbaasd: "De massa verkleinen?" "Wat bedoelt ie?" vroeg Roma hoopvol. "Joost mag 't weten." gromde hij. "Misschien moeten we een stuk van het schip afzagen." "Klets geen onzin." zei ze geërgerd. Haar reaktie verraste hem een beetje, al nam hij het haar niet kwalijk, want de omstandigheden gaven weinig aanleiding tot opge-wektheid. "Laten we het de computer maar weer vragen." zei hij en drukte het apparaat aan. "Hoe kunnen we de massa verkleinen?" vroeg hij, op zo nuchter moge-lijke toon. "Door overbodige ballast te lossen." stond er op het scherm. Jack gaf zichzelf een harde klap tegen zijn voorhoofd, en streek toen wat verschrikt over de pijnlijke plek. De computer had het nu wel echt van hem gewonnen, weliswaar niet in denkvermogen -- want dat had het apparaat niet -- maar wel in deduktievermogen. "Natuurlijk!" riep hij lachend naar Roma uit. "Ik ben 'n ezel! Dat ik daar zelf niet opgekomen ben! De lading moet overboord." "Maar de lading weegt toch niets." zei Roma verbaasd. "Nu niet," erkende hij, "maar als we het schip gaan voortstuwen krijgt ze alle gewicht, net als wijzelf." "Ooh! natuurlijk!" riep Roma verheugd uit. "Dat we daar zelf niet opgekomen zijn..." "Zo zie je maar weer hoe afhankelijk we zijn geworden van onze cybernetische vrienden." zei hij. "Nou..." zei Roma vol bewondering, haar hand naar hem uitstrekkend om haar geërgerde uitval van even tevoren goed te maken, "Als jij niet slimmer was geweest dan die computers, zouden we nog lang niet zijn waar we nu zijn. En je hebt mij al heel wat antwoorden gegeven zonder je cybernetische vriend te raadplegen." Hij lachte een beetje verlegen en nam haar uitgestrekte hand in de zijne. "Dat komt omdat ik anders jaloers op 'm zou -wor-den." grinnikte hij. Hij voelde hoe haar vingers zich in de zijne verstrengelden voor ze antwoordde: "Maak je geen zorgen. Ik zal nooit verliefd worden op computers.." Ze liet zijn hand weer los en wees op het scherm voor haar. "Maar nu moesten we toch maar even op die machines vertrouwen." vervolgde ze. "Ze zijn nu de enige die ons uit de nood kunnen helpen." "Dat is volkomen juist." gaf hij toe. "We kunnen in onze wereld niet meer zonder ze. Maar we moeten ons niet door ze laten beheersen. We moeten ze gebruiken als verlengstuk van onze hersenen en niet -omge-keerd, zoals teveel mensen doen." Hij drukte de computer weer aan en kommandeerde: "Bereken een vluchtplan naar Mars vanuit onze huidige positie, uitmondend in een passeerbaan langs Mars, op een maximale afstand van één milhoen kilometer, onder aftrek van de massa van de lading en met verbruik van alle brandstof." Er verscheen een nieuwe kurve op het scherm, aanmerkelijk steiler dan de laatst berekende; de baan kruiste de Marsbaan om vervolgens, in een nieuwe versnellingsperiode, de baan in gebogen lijn bijna vijf en veertig graden af te buigen om weer naar de Marsbaan toe te klimmen. De tijdsduur bedroeg negentig dagen. Roma's gezicht klaarde helemaal op. Jack zelf keek niet zo opti-mistisch. "We kúnnen 't halen," zei hij zuinig, maar dan moet er niets meer tussenbeide komen." Hij gespte zijn riem los en kwam uit zijn stoel. "En om te beginnen," vervolgde hij, "moet de lading overboord. Dat zal een heel karwei zijn, waar ik nú aan ga beginnen, samen met Tosh." "Geen sprake van!" riep Roma verontwaardigd uit. "Tosh is pas vijftien jaar. Je kunt hem niet in een ruimtepak stoppen." "Vijftien jaar is oud genoeg om kindertjes te maken." lachte Jack, "dus ook oud genoeg om de handen uit de mouwen te steken." Hij bewoog zich achter zijn stoel om naar de hare en legde zijn linkerhand op haar smalle schouder. "En jij," zei hij en liet de ving-ers van zijn rechterhand even door haar zachte haren glijden, "jij bent oud genoeg om kindertjes te krijgen en dus ook oud genoeg om hier de wacht te blijven houden." In zijn gedachten hoorde hij weer haar heldere stem even tevoren, in de voor-kabine, toen ze zei: "...als we voor God kunnen verschijnen en kunnen zeggen: we hebben veel van elkaar gehouden..." Ze draaide haar gezicht naar hem toe, alsof ze wist wat hij dacht en hij voelde weer die diepe warmte door zich heen stromen die hij al een paar keer had ervaren, vooral als hij haar aanraakte. Het was alsof haar gezicht het zijne als een magneet aantrok. Hij boog zich naar haar toe en gaf haar een zoen op haar voorhoofd. "Ik hou veel van je." zei hij, nu zonder de minste schroom of verle-genheid en hij wist, dat zij wist, dat zijn woorden oprecht waren. "Ik ook van jou." zei ze zacht en legde haar hand op de zijne, die op haar schouder lag. Daarna keken ze allebei naar buiten, naar de langzaam voorbijschuivende, miriaden flonkerende sterren; en dan weer het beeld van de kolkende zee van licht van Jupiter en dan weer de grote maan, Ganymedes, die recht voor hen leek te staan als een ronde, witte schijf. Het had de aarde kunnen zijn, of mars, maar ze was noch blauw, noch rood en kleiner dan beide planeten, wist hij. De schitterende witte kleur, hier en daar onderbroken door donkere lijnen, was waarschijnlijk het gevolg van haar bevroren oppervlak. "Waar zouden ze toch zitten?" vroeg Roma bezorgd, niet alleen zijn blik, maar ook zijn gedachten volgend. "Niet ver weg..." verzuchtte hij, "niet ver weg." "Maar waarom zien we ze dan niet?" vroeg Roma weer "en wat zijn ze van plan?" "Heel goeie vragen." imiteerde hij Tosh. Ze keek naar hem op en lachte. Hij had zin om haar een knuffel te geven en geen antwoord maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om haar zo met een kluitje in het riet te sturen. "Ze kunnen aan de andere kant van Jupiter zijn," zei hij, "of dáár, op Ganymedes. Met de snelheden die zij kunnen ontwikkelen is dat vlak-bij." Roma knikte en voegde eraan toe: "En ze zullen ons niet hierheen gehaald hebben om ons zo maar weer te laten vertrekken." "Precies." beaamde hij, "dat vrees ik ook. Maar we gaan ons toch op ons vertrek voorbereiden, als ruimtevaarders tegen wil en dank. En jij houdt de wacht en wát je ook maar aan verdachts denkt te merken, geef je onmiddellijk door. We gaan beginnen met 't vriesruim." zei hij en tikte zelf op het intercom paneeltje het codegetal in dat het vriesruim op het scherm deed verschijnen. Op hetzelfde moment klonk er weer een van die kinderlijke, synthe-tische vrouwenstemmen die bijna jubelend sprak: "Geluidskontakt onmogelijk wegens vacuum in het opgeroepen komparti-ment. Schakel met het ronde -golf-knopje de radiozender in." "Aah!" riep Jack uit, "nou begrijp ik 't." en draaide het knopje naar rechts. "Hiermee kun je met ons praten, ook als we een ruimtekos-tuum aanhebben." Hij wees haar op het paneeltje onder de plattegrond van het schip waarmee ze deuren kon openen, lichten aan en uit doen, enzovoort. Voor de zekerheid vroeg hij aan de computer of er een losmechanisme in de ruimen aanwezig was, maar hij kreeg het verwachte antwoord: "Dit schip kan alleen gelost worden met de losinstallaties op de aankomstbasis." Roma ging in de gezagvoerdersstoel zitten om makkelijker bij het bedieningspaneel van de plattegrond te kunnen. Hij legde zijn hand weer even op haar schouder en zei: "Zul je goed op jezelf passen?" "Nee," lachte ze, "ik zal jou de hele tijd in de gaten houden." Hij veegde haar haren in de war en maakte dat hij weg kwam.