14 INTERSTELLAIRE NACHTMERRIE Alles wat hij deed duurde hem veel te lang af. Hij zag niet dat Tosh in de vóórkabine was en realiseerde zich niet dat hij Paddy aan de kant duwde, die juist uit de grote kabine kwam. Hij hoorde niet dat de jongen iets naar hem schreeuwde. Hij trapte zich met kracht van de voorwand van de grote kabine af, om door de lucht vliegend naar de achterdeur te komen en merkte, zonder dat hij het bewust opnam, dat hij weer naar de vloer zakte. Ergens in zijn onderbewustzijn kwam de ge-dachte: lichte gravitatie in hem op. Hij schoot als een pijl uit een boog door de gang tussen de slaaphutten en begon, al vóór hij het dien-stdek had bereikt, zijn kleren open te rukken. Op het dienstdek smeet hij ze in het wilde weg van zijn lijf af en ging de kabine binnen waar de ruimtepakken hingen, -uit-sluitend gekleed in zijn onderbroek. Hij nam niet de moeite de lichaamskous aan te trekken maar schoot, bijna met een sprong in het resterende ruimtepak om er, nog vóór hij het gesloten had, al mee los te komen van de wand. Hij greep de eveneens resterende helm uit de kast en holde, terwijl hij die in de halsring klemde, naar de luchtsluis. Op het laatste moment bedacht hij zich, drukte de knop van de luchtsluis deur wel in, maar schoot toen naar de gereedschapskast om er de kleine laser-snijbrander uit te grissen, waarmee hij, als wapen in de aanslag in zijn hand, de luchtsluis binnen ging. Hij klapte zijn helm dicht en beet vol ongeduld op zijn onderlip, omdat hij een volle minuut moest wachten, vóór eindelijk de buitendeur open ging. Het drong nauwelijks tot hem door dat heel ver weg, door akelig gekraak en gek-netter heen, een synthetische vrouwenstem de bekende boodschap over de veiligheidslijnen uitsprak. Hij nam ook niet de moeite eerst goed rond te kijken in de ruimte die hun schip in zijn geheel had opgeslokt, maar zette zich met kracht af, om, door het niets zwevend in de richting van de zijwand te vliegen, waar hij dacht dat de meisjes waren verdwenen. Wel flitsten zijn ogen rond op zoek naar gevaar. Zijn instinktieve reaktievermogen werd ogenblikkelijk op de proef gesteld door een mecha-nische arm die op hem af schoot, met een grote, open grijphaak aan het -uit-einde. Er kwam geen enkele gedachte in hem op. Hij richtte zonder aarzelen de loop van de snijbrander en haalde de trekker over. Een ragfijne groene lichtstraal raakte de mechanische arm, vlak achter de grijphaak op het moment dat deze zich om zijn middel dreigde te sluiten. Er volgde een kort, onhoorbaar gespetter van vonken, waarop de grijphaak afbrak van de arm en als een blad van een boom naar de vloer dwarrelde, terwijl de arm zelf, doelloos in de ruimte bleef zweven, als met stom-heid geslagen over de amputatie. Hij kwam vlak bij de wand neer. Zijn vertwijfelde opgewondenheid maakte plaats voor een gevoel van uitgelaten trots omdat hij de eerste, rechtstreekse konfrontatie met de piraten had gewonnen. Hij begreep echter maar al te goed, dat hij de strijd had aangebonden met volmaakt onbekende wezens, wier technische ontwikkeling ver op die van de aarde voor moest liggen, getuige het reusachtige ruimteplatform dat hun hele schip had opgeslokt. Aan de andere kant, bedacht hij, kon hij met geen mogelijkheid weten wat ze wel of niet konden en had hij het voordeel dat zij dat evenmin van hem konden weten. Hij liep langzaam langs de wand in de enorme hall waarin hun schip nu op zijn landingsgestel stond, alsof het gewoon een perfekte landing had gemaakt. Zijn ogen flitsten ononderbroken heen en weer om elk mogelijk gevaar tijdig te kunnen afweren, waardoor hij veel tijd verloor bij het zoeken naar een deur. In zijn onderbewustzijn was er voortdurend een waarschuwend signaal om niet overmoedig te worden door zijn opgewondenheid. Zijn eerste en enige zorg voor dit moment waren Roma en Ivana. Hij móést ze vinden en terugbrengen naar het schip, al zou hij dit hele, reusachtige ruimtetuig in stukken moeten snijden. De enorme afmetingen van het gevaarte kon er wel eens op wijzen dat de makers ervan op het gebied van de elektro-nische miniaturisering juist niet op de aardse wetenschap vóór lagen, terwijl de mechanische grijparmen bewezen dat ze geen robot-ontwikkeling kenden. Hij moest er op gokken dat hij de eigenaars van het ding met bluf kon overtroeven. Hij moest heel voorzichtig stappen, om niet telkens, door het uiterst lichte gewicht een paar meter de hoogte in te gaan. Plotseling bleef hij met een schok staan. Terwijl hij langzaam de wand afzocht, schoof er, voor zijn ogen, zo maar, op een plaats waar geen enkele onderbreking te zien was, een stuk van de wand weg en keek hij een smalle, lage gang in, die spookachtig verlicht was en schuin omlaag leek te lopen. Hij aarzelde; het verbaasde hem even, dat hij duidelijk kon zien dat de vloer van de gang afhelde, zodat er ook duidelijk een boven en een onder voor hem was. Waar kon dat gewicht vandaan komen, vroeg hij zich af. Was het een gevolg van de grote massa van het enorme platform? Of had het ding zich, met hen erin, in beweging gezet en was er versnel-lingsdruk ontstaan? Hij huiverde bij de gedachte daaraan. Alles was huiveringwekkend, vooral ook de vreemde, onheilspellende verlichting in de gang. Het kon een valstrik zijn, een hinderlaag, maar Roma en Ivana waren naar binnen getrokken en dus zat er voor hem niets anders op dan ook naar binnen te gaan, om een kans te maken ze te vinden. Met de snijbrander in de aanslag stapte hij de smalle gang in waarop de opening automatisch achter hem dicht schoof. Dat baarde hem geen moment zorgen want hij was zijn leven lang niets anders gewend dan dat deuren automatisch open en dicht gingen. Alleen in hun eigen schip was dat niet het geval, omdat daar de deuren hermetisch moesten afslui-ten. Op hetzelfde moment, dat de opening zich achter hem sloot, moest hij zich vastgrijpen tegen de zijwanden van de gang, omdat de vloer zich plotseling vrij snel in beweging zette. Eén ogenblik kwam er een gevoel van paniek in hem op en wilde hij terugrennen tegen de vloerbeweging in maar hij beheerste zich en hervond snel zijn evenwicht. De bizarre verlichting in de gang werd hoe langer hoe angstaan-jagender. Eerst zag alles diep blauw en toen plotseling schel oranje en vervolgens, volkomen abrupt, hard groen om als met een klap over te gaan in een afgrijselijk paars en daarna citroen geel, daarna knal rood en op sommige momenten leken alle kleuren elkaar in een rondedans af te wisse-len. Het gaf hem een soort déjà vu gevoel, alsof hij dit ooit eerder had meegemaakt, maar dan in een droom, een nachtmerrie. In die droom had hij zich een weg gebaand door een huiveringwekkend landschap, wist hij. Hij schudde de paniek van zich af en stelde verbaasd vast dat zijn ruimtepak niet langer -opge-zwollen was, door de druk van binnenuit tegen het luchtledig buiten. Hij keek op het instrumentenpaneeltje boven het vizier in zijn helm en zag dat de drukmeter voor buiten op 893 milibar stond. De ruimte stond onder druk! Hij was geen luchtsluis gepasseerd; dus moest de hele gang als luchtsluis gebruikt zijn, òf,... inmiddels was de hele ruimte onder druk gezet. Dat betekende maar één ding, dacht hij: er moesten levende wezens in de buurt zijn. Hij waagde het er nog niet op zijn helm open te klappen, al zou hem dat meer zicht gegeven hebben, want het gefilterde vizier belemmerde zijn uitzicht bij dit onheilspellende licht danig.. Hij verloor bijna zijn evenwicht voor de tweede keer, toen de vloer, even plotseling als hij in -bewe-ging was gekomen, weer stopte. Hij greep zich vast aan de linker wand, omdat zijn voeten door de abrupte beweging van de vloer loslieten en maakte bijna een nieuwe tuimeling,, doordat de wand, waartegen hij zich opving, in beweging kwam om een soort deuropening vrij te maken, die toegang gaf tot een ruimte, gehuld in zacht rood licht. Hij bleef besluiteloos staan. Hij was zeker hon-derd meter meegevoerd en de gang scheen eindeloos verder te lopen, de diepte in. Maar hinderlaag of niet, Roma en Ivana moesten ergens zijn en het zou hem niet verwonderen als hij naar hen toegevoerd werd. Hij stak zijn hoofd naar binnen, in wat een volmaakt rond vertrek leek van ongeveer vijf meter in doorsnee. Maar dat drong nauwelijks tot hem door, omdat zijn aandacht geheel werd opgeëist door de verwilderde uitdrukking op het gezicht van... Ivana. In het vreemde, rode licht, had haar door angst wit weggetrokken gezicht een akelig rose kleur gekregen. Ze was uitsluitend gekleed in de lichaamskous van het ruimtepak en zat op een lage bank, door een mechanische arm om haar middel vastgehouden. Haar ruimtepak lag naast haar op de bank, die helemaal in het rond liep, met een smalle onderbreking op één plaats. Haar ogen stonden wagenwijd opengesperd, maar ze scheen hem niet te herkennen, tot hij binnen stapte, zijn helm open klapte en haar bij de naam noemde: "Ivana!" Er ging een schok door haar heen en met overslaande stem gilde ze: "Jack! O, God! Jack! " en ze strekte haar armen, met de handen bevend van angst, smekend naar hem uit. Hij ging naar haar toe en boog zich voorover, om te zien of hij haar uit de greep van de mechanische arm kon bevrijden. Op datzelfde moment sperden haar ogen zich weer wagenwijd open en gilde ze: "Jack! Kijk uit! Achter je!" Hij draaide zich bliksemsnel om en sprong opzij om een tweede mechanische arm, die vanuit de wand op hem toeschoot, te ontwijken. Door het uiterst geringe gewicht, deed zijn bruuske beweging hem met zijn hoofd tegen de wand stoten, maar hij voelde het nauwelijks. Zonder nadenken richtte hij zijn snijbrander op de plaats waar de arm uit de wand kwam en drukte af. Het ragdunne, groene lichtstraaltje, sneed de arm feilloos van de wand af. Samen met hem zakte het ding, dwarrelend als een blad van een boom naar de holle vloer. Van de weeromstuit begon Ivana hartstochtelijk te huilen. Toen zijn voeten de vloer weer raak-ten, realiseerde hij zich dat hij zijn hoofd niet had bezeerd tegen de wand, of het plafond of hoe hij het ook noemen moest in deze binnenkant van een bol. Het materiaal waarvan de wand gemaakt was moest zacht zijn, of verend. Hij schonk er echter geen aandacht aan en bekeek de grijphaak die Ivana omsloot. Het was beslist geen metaal, dacht hij, maar een of andere kunststof. Hij sloot niet strak om haar heen. Hij sloeg zijn linkerarm om haar schouders, zodat ze haar gezicht tegen het borststuk van zijn ruimtepak drukte en nog onstuimiger begon te huilen en snikken. Voorzichtig richtte hij zijn snijbrander op de plaats waar de arm uit de wand kwam, om vooral te voorkomen dat hij haar zou raken. Hij bracht de loop van de brnder zo dicht mogelijk bij het mechanisme en drukte kort af. Nauwelijks een sekonde later kon hij het ding van haar weg trekken. Ivana kwam overeind en klemde zich snikkend aan hem vast. "Jack... o, Jack..." huilde ze. Hij gaf haar een stevige zoen op haar wang en hoewel hij ook zelf nog uiterst opgewonden was zei hij: "Kalm nou maar, Ivana. Waar is Roma?" "Daar..." snotterde ze en weees met bevende vinger naar de plaats in de wand waar de bank onderbroken was. Hij nam niet de moeite om haar eerst verder te kalmeren of onderv-ragen maar gebood, terwijl ze nog steeds over haar hele lichaam beefde: "Pak je ruimtepak en kom mee." Het viel hem zelf niet eens op dat zijn eigen stem gejaagd en opgewonden klonk op veel hogere toon dan hij gewend was te spreken. Evenmin viel het hem op dat moment op, dat de opening tussen de banken in het binnenste van de rode bol de enige opening was, en dat de deur waardoor hij zelf was binnen gekomen geheel verdwenen was. Ze deed wat hij zei, al klemde ze zich met haar rechterarm kram-pachtig aan zijn arm vast, alsof hij haar laatste strohalm was. Hij richtte zijn snijbrander, bereid om de wand open te branden als het moest, maar tot zijn opluchting en verwondering, schoof de wand, op de plaats waar de bank onderbroken was, opzij, toen hij er naar toe liep. Hij knipperde even met zijn ogen tegen het kontrasterende gele licht dat hen, vanuit een ovale ruimte toescheen. Hoewel hij besefte dat hij hoog spel speelde, omdat deze automatische en onzichtbare deuren hun terugweg konden blokkeren, stapte hij toch resoluut naar binnen en bleef , nog in de deuropening, perplex staan. Daar, op een lage tafel, lag Roma, geheel ontkleed, terwijl twee mechanische armen een groen en een blauwachtig lichtje systematisch vlak boven haar lichaam heen en weer bewogen. Een eindje van haar vandaan lagen haar ruimtepak, haar lichaamsoverall en haar broekje, die door twee andere mechanische armen met een rood en een geel lichtje werden afgetast. Er had blijkbaar een onderzoek plaats, maar dan een, waar geen levende ziel aan te pas kwam. Het vreemdste was echter een soort kroontje, dat op het hoofd van Roma was geplaatst en dat bezaaid was met een ontelbaar aantal piepkleine lichtjes in letterlijk alle kleuren van de regenboog, kris-kras door elkaar heen. De meesten flikkerden in vreemde golfpatronen. Om alle ongerijmdheden te kompleteren, lag er op het gezicht van Roma een verzaligde uitdrukking, alsof ze zich in de zevende hemel waande. Ze had haar ogen open maar zag hen niet. "Grote God!" fluisterde Ivana achter hem, bevend. "Is ze dood?" Jack schudde zijn hoofd. Hij zag hoe Roma's borsten en buik rustig en rythmisch op en neer bewogen. Hij kreeg het warm en begon te zweten en dacht dat dat een gevolg was van zijn opwinding en besluiteloosheid. Hij dwong zich met een geforceerde -wilsin-spanning tot kalmte en deed een stap naar voren om de snijbrander te richten op de dichtstbijzijnde mechanische arm. Op datzelfde moment schoten alle vier de armen omhoog en verdwenen, zonder ook maar het minste spoor achter te laten, in het ovale, lichtgeel licht uitstralende plafond. Hij stelde, enerzijds met opluchting, anderzijds met schrik vast, dat de breinen, die dit over-maatse ruimtetuig bestuurden, hadden begrepen dat hij er niet voor terug deinsde om de nodige vernielingen aan te richten maar dat hield eveneens in, -- en dat was het waar hij van schrok -- dat ze werden waargenomen en dat de vreemde wezens dus wisten wat ze deden. Hij begon hoe langer hoe erger te transpireren en besefte ineens dat dat niets te maken had met zijn opgewondenheid, maar met het ruimte-pak, dat zonder gesloten helm niet meer funktioneerde, vooral omdat hij niet de lichaamskous droeg die hem koel moest houden. Hij trok de schuifsluitingen open en stapte snel uit het pak, zodat ook zijn handen vrij kwamen uit de handschoenen. "Hier, hou vast." zei hij tegen Ivana en reikte haar het pak aan. De snijbrander stak hij op zijn rechterheup in de band van zijn onder-broek, het enige kledingstuk dat hij droeg, maar dat was iets wat niet eens in zijn gedachten opkwam. Roma lag met haar armen gestrekt langs haar lichaam en werd door niets vastgehouden. Hij zou haar zo op kunnen tillen en meenemen. Voorzichtig voelde hij haar pols, die normaal leek te kloppen; in ieder geval niet te snel en ook niet te langzaam. "Roma..." zei hij zacht, maar ze reageerde er in het geheel niet op. Hij vroeg zich af wat dat gekke, veelkleurige kroontje op haar hoofd voor funktie kon hebben en besloot het te verwijderen. Zijn ving-ers begonnen te tintelen toen hij het aanraakte en op het moment dat hij het van haar hoofd wegnam en op de tafel naast haar legde, knipperde Roma verrast met haar ogen. "Jack!" riep ze verbaasd uit, maar heel opgewekt, zonder ook maar een greintje angst te tonen, noch... enige opluchting. "Ben je er al?" Alsof ze hem had geroepen en hij sneller was gekomen dan ze verwacht had. Ze ging overeind zitten en trok haar benen op terwijl ze zich met haar linkerhand aan de tafelrand vasthield om te voorkomen dat ze er, bij het lage gewicht zou aftuimelen. Hij stond vlak naast haar en staarde nogal verbijsterd naar haar, zoals ze daar zat in heel haar prachtige, onthullende naaktheid, waar ze zichzelf blijkbaar nog niet van bewust was. Zijn verbijstering gold trouwens ook, in geen enkel opzicht haar naaktheid, want dat was op dit moment alleen maar één van de aspekten die de situatie nog onheilspellender maakte dan ze al was. Zijn verbijstering goldt het feit dat zij zich, op dit moment, helemaal nergens over verbaasde, nadat ze uit haar schijnbare toestand van coma was ontwaakt. "Hoe voel je je?" vroeg hij teder, met de diepe bezorgdheid die voortvloeide uit zijn warme liefde voor haar. Hij besefte nu pas goed, hoeveel hij van haar was gaan houden in die korte tijd. Hij zou het absoluut niet hebben kunnen verdragen als haar iets was overkomen. Daardoor voelde hij zich des te meer uit het veld geslagen, omdat ze reageerde alsof ze helemaal niet bijzonder blij was hem te zien. "O, prima." zei ze, luchtigjes, alsof het geen enkel belang had en keek zoekend langs hem heen het vertrek door. "Waar is Carlos?" vroeg ze toen. Hij keek haar aan alsof ze op dat eigenste moment in een konijn of zo veranderd was. Zijn mond zakte open en hij vroeg schaapachtig: "Waar is...wie?" "Carlos." herhaalde ze, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. "De dokter." "De... wát!?" vroeg Jack, op een toon die duidelijk uitdrukte dat hij niet meer wist of hijzelf of zij gek was geworden. "De dokter." herhaalde Roma opgetogen. "Hij was net nog hier. Hij heeft me grondig onderzocht. Hij had een groen en een blauw lichtje in zijn handen, waarmee hij helemaal in mijn binnenste kon kijken, zei hij. Hij was... " ze aarzelde. Haar ogen kregen een vreemde glans en haar gezicht vertoonde weer die verzaligde blik alsof ze in een ecstatische toestand verkeerde. Ze keek pal langs hem heen in het niets. "Hij is... heel jong... en... heel knap... zo... zacht, zo... begrijpend, zo... vol respekt." Jack schudde zijn hoofd, om de nachtmerrie van zich af te werpen, om wakker te worden, om terug te keren naar de realiteit. Hij zag Ivana staan, die nu nog erger in de war was dan even tevoren. Hij had weinig zin om met dit spelletje door te gaan. Er was iets helemaal mis met Roma, maar als hij dat nu verder moest uitzoeken, ging er veel te veel kostbare tijd verloren. Ze moesten terug naar het schip, zo snel mogelijk. Het leek wel of hij haar, nu hij haar had teruggevonden, gelijk was verloren, niet fysiek, maar geestelijk. Het kontakt was weg en dat sneed hem diep door zijn ziel. Hij voelde zelf hoe er een pijn-lijke trek over zijn gezicht kwam. "Kleed je aan." zei hij zacht, maar dringend. "We moeten hier weg." Ze keek vluchtig omlaag naar zichzelf en riep geschrokken uit: "O, gut! Ik ben poedelnaakt!" Ze zwaaide haar slanke, bruine benen van de tafel af, greep haar broekje en trok het snel aan, gevolgd door de witte lichaamskous. Verbergen deed die overigens praktisch niets, want het ding sloot als een tweede huid om haar heen. Toen keek ze, met opgetrokken wenkbrouwen naar hem en riep misprijzend uit: "Waarom loop jij er zo onfatsoenlijk bij in je onderbroek?" Het klonk beslist onvriendelijk, alsof ze hem opzettelijk pijn wilde doen. Hij beet even op zijn onderlip, maar dwong zich de ondertoon van haar woorden te negeren. "Omdat ik jullie hals over kop achterna moest en geen tijd had om zo'n hansop aan te trekken." zei hij zacht. Het was alsof ze hem wilde verstoten, alsof ze hem duidelijk wilde maken dat ze hem niet meer nodig had, dat ze geen prijs meer stelde op zijn -vriend-schap. Dat deed pijn, konstateerde hij verdrietig. Daar kwam nog de ergernis bij over de onbenulligheid van haar opmerking. Het had voor hen, tot nog toe geen verschil gemaakt of ze gekleed of ongekleed waren of wat voor kleding ze droegen en op dit moment had hij wel iets anders aan zijn hoofd dan hun kleding. "O, gut, ja!" riep ze uit. "Nou herinner ik 't me weer. We hebben doodsangsten uitgestaan. Ik weet nog steeds niet wat er eigenlijk ge-beurd is en ik begrijp helemaal niet waarom je ons niet hebt ge-waarschuwd." "Ik heb me de longen uit mijn lijf geschreeuwc." zei Jack, verdrie-tig, omdat haar laatste woorden weer duidelijk afwijzend verwijtend klonken. "Maar jullie hoorden me niet, door de storing. Ik dacht dat ik gek werd." "O, maak je geen zorgen." zei ze luchtigjes. "Carlos zegt dat we nergens bang voor hoeven te zijn. Zijn de anderen er ook al?" "De anderen...?" vroeg hij, zich hoe langer hoe wanhopiger voelend. "Ja!" zei ze, kwaad wordend om zijn onbegrip. "Ik heb ze geroepen. Carlos zei dat ik ze moest roepen." Hij was de totale verwarring nabij. Hij had geen zin om nog te antwoorden. Hij dacht dat hij gek werd, al was het alleen maar van die zogenaamde Carlos. Toch kon hij niet nalaten op te merken: "Ze kunnen niet komen. De ruimte waarin ons schip staat is luchtle-dig.." "Dat heb ik ook tegen Carlos gezegd." antwoordde ze triomfantelijk. "Maar hij zei dat ze de ruimte en deze vertrekken hebben gevuld met de lucht uit ons schip." "Met de lucht uit ons schip!?" Hij deed van de weeromstuit een stap achteruit en botste tegen Ivana aan, die nog steeds met de twee ruimte-pakken achter hem stond. In volslagen afgrijzen staarde hij haar aan en vroeg: "'t Is toch zeker niet waar, hè!?" Met inspanning van al zijn geesteskracht herstelde hij zich en bedacht dat ze wartaal stond uit te slaan over een of andere hallucina-tie die ze gehad moest hebben. Hij besloot er niet verder op in te gaan, greep haar ruimtepak van de tafel en gebood, nogal nors: "Kom mee!" en hij gaf Ivana met zijn hoofd een teken om terug te gaan naar het andere vertrek. Ivana liet hem echter voorgaan. De deur schoof automatisch open. Zijn ogen moesten weer even wennen aan het akelige rode licht. Toen zakte de moed hem in de schoenen. Hij dacht dat hij zijn verstand verloor. Hij deinsde achteruit, terwijl zijn mond open zakte en zijn ogen zich wagenwijd open sperden. Hij voelde een vreemde duizeling in zijn hoofd alsof hij elk moment flauw kon vallen uit pure wanhoop. Op het moment, dat de deur voor hem open schoof en hij in het akelig verlichte vertrek keek, schoof aan de andere kant een stuk wand met bank en al opzij en zag hij Miranda, Paddy en Tosh binnen komen, het blonde kind met grote angstogen, Paddy met de kleur van een lijk in ontbinding en Tosh, met zijn ondoorgrondelijke ogen waarin een vraag lichtte. "Hoe... hoe... hoe..." stotterde Jack, "hoe komen jullie hier in Godsvredesnaam?" Hij sprak de laatste woorden uit op onnatuurlijk hoge toon, alsof hij spoken zag. Daar had het ook veel van weg, bij dit nachtmerrie achtige licht. "Roma heeft ons geroepen." zei Miranda met een schelle stem die in het geheel niet bij haar paste. "Allebei de luchtsluis deuren gingen open en Roma zei dat we moesten komen. en de open deur moesten binnen gaan en dat we niet bang hoefden te zijn, maar ik heb het zowat in mijn broek gedaan met die bewegende vloer en al die akelige lichten." Jack was volkomen van zijn stuk. Hij keek ze één voor één aan, alsof ze allemaal volslagen krankzinnig waren geworden en vroeg zich in alle ernst af, of hij inderdaad zijn verstand was verloren. Het duurde zeker een volle minuut vóór hij weer in staat was zich ertoe te dwingen zijn hersenen te gebruiken. Toen beval hij bars, alle waanzin terzijde schuivend: "Kom mee! Allemaal! Terug naar het schip!" Hij wilde naar de deur lopen waardoor Miranda, Paddy en Tosh waren binnen gekomen maar bleef midden in het ronde vertrek als aan de grond genageld staan. Met beide handen greep hij naar zijn hoofd, waarbij hij het ruimtepak van Roma losliet, dat als een zevende persoon rechtop bleef staan. Hou je positieven bij elkaar! zei hij geluidloos tegen zichzelf. Hij staarde naar de wand, waarin geen deur te bekennen was... De hele, ronde wand, was afgezet met de lage bank, behalve daar waar de deuropening naar het ovale, gele vertrek zich bevond. Hij liep helemaal rond, met zijn hand de wand aftastend, hopend, tegen beter weten in, dat er ergens een opening in zou ontstaan. Maar er gebeurde niets... hele-maal niets! De wand was volkomen glad en nergens onderbroken. Ze zaten opgesloten, als ratten in een val!