f15 INTERSTELLAIRE ILLUSIONISTEN Jack stond midden in het ronde vertrek: een donkere gestalte in het zacht rode licht. Als om de onheilspellende sfeer nog te versterken was het enige kledingstuk dat hij droeg, zijn onderbroek, ook rood, zodat hij er als een angstaanjagende -sppookverschij-ning uitzag. Omdat hij bovendien nog een paar maal vertwijfeld door zijn kroesharen had gewoeld had hij wel iets weg van een twintigste eeuwse rastaman, al voelde hij zich allerminst zo. Hij was gewoon ten einde raad; hij had zelfs grote moeite om zijn tranen te bedwingen, die beslist niet het gevolg waren van verdriet maar van machteloze woede. Hij keek wanhopig rond door de rode ratteval waarin ze zaten opgesloten. Tosh had zijn pijama aan en liep op sloffen. Paddy had wel zijn bovenbroek aan, maar daarboven alleen een onderhemd en hij liep op blote voeten. Zijn donkerblonde sluikkhaar dat nu rossig leek, was helemaal in de war. Ivana en Roma zagen er in hun witte lichaamskousen uit als ontklede modepoppen. De enige die normaal gekleed was, was Miranda. Ze had alleen geen schoenen aan. Ze zaten met z'n vijven op de bank die helemaal in het rond liep, slechts onderbroken op de plaats waar zich de deur bevond naar het ovale vertrek. Hijzelf was de enige die stond, waarbij hij voortdurend licht heen en weer wiegde, als gevolg van de geringe zwaartekracht. Terwijl hij hen een voor een in zich opnam constateerde hij in-eens, dat niet alleen de deur naar de gang verdwenen was, maar ook de twee mechanische armen die hij had afgesneden. Zoekend naar steun bleef zijn blik op Roma rusten. Zij was de enige die helemaal niet onder de indruk leek te zijn van de waanzinnige situatie waarin zij zich bevon-den. De verzaligde glimlach verdween geen moment van haar gezicht, alsof ze ononderbroken zat te dagdromen. Dat was precies wat ze deed, dacht hij. Hij deed zijn uiterste best om zijn gedachten te ordenen en de feiten op een rijtje te zetten, om na te gaan of er misschien ergens nog een lichtpuntje was. De vraag was wat voor kleur lichtpuntje, bedacht hij cynisch. Hij had Ivana gevonden zonder ruimtepak aan, herinnerde hij zich. "Ivana...", vroeg hij, haar strak aankijkend. "Wanneer heb jij je ruimtepak uitgedaan en waarom?" "Dat heb ik helemaal niet gedaan!" riep ze uit met een klank in haar stem die duidelijk de angst weerspiegelde die ze had doorstaan. "Dat deden die... die afschuwelijke grijparmen! Ik dacht dat ik 't bestierf. En... en ze sleepten Roma mee naar dat andere vertrek." Hij besefte dat dit inhield, dat die armen tot fijn-motorische bewegingen in staat waren en het brein, of de breinen die ze bestuurden konden buitengewoon snel vaststellen hoe voor hen volkomen onbekende dingen werkten. "En jij, Roma?" vroeg hij, haar wakker schuddend uit haar droomwer-eld. "Ben jij ook door die armen uitgekleed?" Ze knikte bevestigend. De glimlach verdween van haar gezicht bij de herinnering. "Ja, en ik heb gegild van angst." zei ze. "Pas toen Carlos kwam werd ik rustig." Alweer die Carlos. Hij wist met de beste wil van de wereld niet wat hij met die Carlos aan moest. Hij besloot de hallucinatie ernstig te nemen. Hij kende haar per slot van rekening te goed om te veronder-stellen dat ze fantaseerde. "Wat was het laatste," vroeg hij, zijn uiterste best doend om de ergernis en het ongeloof uit zijn stem te bannen, "Wat was het laatste dat er gebeurde, vóór Carlos kwam?" Het kostte hem grote moeite de vraag zo te formuleren omdat hij eigenlijk niet bij machte was haar hallucinatie als iets reëels te benaderen. Er stond hem echter iets bij dat hij ergens ooit eens gele-zen had, dat hallucinaties, voor degenen die ze ervoeren, volkomen echt leken, zodat je er alleen maar in door kon dringen, door te doen alsof je de echtheid erkende, om erachter te komen wat er mis was. "Het laatste...?" vroeg ze, peinzend, duidelijk opgelucht omdat hij blijkbaar niet langer dacht dat ze gek was. "'t Laatste... 't laatste was, dat die akelige armen een rond kroontje met piepkleine -licht-jes op mijn hoofd zetten." Hij priemde zijn donkere ogen in haar groene, die er bij dit rode licht mog raadselachtiger uitzagen dan ze normaal al waren. Ze had in ieder geval geen last van geheugenverlies, al werden haar gedachten volledig overheersd door die geestesverschijning van een Carlos. Hij wilde nog één antwoord hebben om er zeker van te zijn dat de hallucina-tie werd opgeroepen door het kroontje. "En, wanneer verdween die Carlos weer?" vroeg hij. De anderen, Ivana inbegrepen, keken met blikken vol onbegrip van hem naar haar en van haar naar hem. Het gesprek maakte op hen blijkbaar de indruk alsof er twee psychisch gestoorden bezig waren wartaal uit te wisselen. "Toen jij kwam." zei Roma, schouderophalend. Hij bleef haar even staan aanstaren, wat haar blijkbaar zenuwach-tig maakte. "Nou ja...." voegde ze er onzeker aan toe, onderbewust toch besef-fend dat ze hem niet had zien binnen komen: "toen jij ineens naast me stond." Hij knikte, tot driemaal toe alsof het hem nu volkomen duidelijk was. "Weet je dat ik je pols heb gevoeld?" vroeg hij. Ze schudde ontkennend haar hoofd. Hij wilde heen en weer gaan ijsberen, maar dat liet het lage gewicht en de geringe omvang van het vertrek niet toe. Bij de eerste de beste stap zweefde hij naar het plafond, waardoor zijn gedachten alleen maar werden afgeleid. Toen hij teruggezakt was naar de vloer, keek hij grimmig in het rond. Eén ding was nu wel duidelijk: de hallucinatie, als hij het zo mocht noemen, werd veroorzaakt door het kroontje met de piepkleine lichtjes, dat op haar hoofd was gezet. Er was geen levend wezen te bekennen in dit krankzin-nige ruimteplatform, terwijl alles wel funktioneerde alsof het door levende wezens bediend werd. Als het intelligente wezens waren, hiel-den ze er wel sterk afwijkende gedragsvormen op na, als ze niet probeer-den persoonlijk met andere intelligente wezens in kontakt te treden. Die hallucinatie van Roma was beslist geen intelligent levend wezen van elders in het heelal. Het was misschien wel een of andere .... absurde manier om tot kommunikatie te komen. Hij keek Roma weer aan en vroeg zo vriendelijk mogelijk: "Wat heeft die Carlos allemaal gezegd?" Het kostte hem grote moeite om niet al te duidelijk te laten merken dat het hem gruwelijk tegen de borst stuitte, dat zij op dit moment geheel in de ban was van een illusie. Dat was waarschijnlijk nog de beste omschrijving... een illusie! Er gleed een pijnlijke trek over haar gezicht, toen hij de woor-den: die Carlos uitsprak. Niettemin veerde ze ook opgelucht op omdat hij haar nu blijkbaar toch serieus begon te nemen. "Hij zei dat hij Carlos heette en dat ik niet bang hoefde te zijn" begon ze, met een gelukzalige klank in haar stem. "Hij zei dat hij dokter was en dat hij mij alleen maar kwam onderzoeken, om vast te stellen wat wij allemaal nodig hadden om in leven te blijven. Hij zei dat hij met die lichtjes helemaal in mijn binnenste kon kijken. Hij zei dat ik jullie moest roepen en hield toen een van die lichtjes voor mijn mond. Hij zei dat ik....." ze hield abrupt op en zei even later, diep verlegen: "ach, dat doet er niet toe." Hij begon naar zijn voeten te staren. Het woord hallucinatie was inderdaad niet op zijn plaats. Een hallucinatie kwam uit het onderbe-wuste, dacht hij; een hallucinatie kon daarom, zo veronderstelde hij, geen dingen zeggen die niet in haar eigen onderbewuste bekend waren. Hoewel,.... de nachtmerrieachtige omstandigheden gaven aanleiding genoeg om aan het fantaseren te slaan.... maar.... ze had echt de -ande-ren geroepen, waarschijnlijk via een geluidsinstallatie; dat was beslist geen hallucinatie. Ze had het zelfs in opdracht gedaan, zonder zich ook maar één moment tegen die opdracht te verzetten. Illusie was daarom ook geen juist woord, tenzij vanuit een kosmische illusionist genomen, die het beeld levensecht opriep om tot kommunikatie te komen. Hij keek weer naar haar. Ook zij had haar ogen neergeslagen, blijkbaar erg verlegen met datgene wat ze niet had willen zeggen. "Kom mee." zei hij, op zachte toon, wijzend naar de deur van het vertrek waar hij haar gevonden had. "Jullie blijven hier!" gebood hij tegen de anderen. "Je verlaat onder geen enkel beding dit vertrek." Hij duwde zich in de richting van de -onderbre-king van de bank. Een deur was er in het geheel niet te bespeuren; er was geen enkele vorm van onderbreking in de wand. De deur schoof echter automatisch open toen hij er vlak bij was en het zacht gele licht van het ovale vertrek was een verademing tegen het akelige rode licht van het ronde. De vreemde ruimte gaf de indruk alsof ze zich in het binnenste van een ei bevon-den. Zelfs de vloer was niet plat, maar hol. Eenmaal binnen en nadat de deur zich achter hen gesloten had, vroeg hij zacht: "Wat zei Carlos, dat je daar net niet wilde vertellen?" "Ach, dat is niet belangrijk." weerde zij verlegen af. "Jawel, Roma, onder de huidige omstandigheden kan alles belangrijk zijn. Wat was 't?" drong hij aan. "Hij zei...." begon ze aarzelend en bloosde diep. "Ach, 't doet er helemaal niet toe..." en toen ze zag dat hij er geen genoegen mee nam: "Wat maakt 't nou toch uit of hij zei dat ik mooi was." ze sprak de woorden snel en enigszins schor fluisterend uit, beschaamd dat het haar iets had gedaan. Jack had er heel even moeite mee een lachje te onderdrukken maar haalde zijn schoudrs op omdat zij met haar schaamte duidelijk maakte dat het nogal onbenullig was om zich als meisje van de een en twintigste eeuw door dat soort flauwe vleierijen te laten inpalmen. Haar illu-sionistwist in ieder geval heel goed hoe hij een meisje als zij in zijn ban moest krijgen en dat was een buitengewoon gevaarlijke zaak. Roma was niet het meisje meer van een paar uur geleden, het meisje dat hij zo goed dacht te kennen en waar hij volledig op kon vertrouwen en op kon bouwen. Er was iets gebeurd, wat haar werkelijkheidszin, haar nuchter-heid, volledig had vertroebeld. Er was iets tussen hem en haar gekomen.... Carlos... was ertussen gekomen. Hij keek haar aan en vroeg zich af of het vreemde gevoel in hem, de ergernis over die Carlos, iets te maken had met wat men jaloezie noemde. Maar het had weinig zin zich daar nu druk om te maken. Hij moest meer informatie hebben, dat was de meest urgente zaak voor dit moment. Hij keek naar het lichtkroontje dat voor de veranderingen in haar verantwoordelijk leek te zijn geweest. Het lag nog precies op dezelfde plaats waar hij het had neergelegd. Hij pakte het op en merkte dat zijn vingers ervan begonnen te tintelen. Hij bekeek het ding nieuws-gierig maar kon er geen wijs uit. Het was een ronde kunststof huis, met ontelbare, piepkleine lichtjes. Voorzichtig bracht hij het langzaam dichter bij zijn gezicht en het was net alsof de omgeving om hem heen, even langzaam begon te -verande-ren. De gewwarwording maakte hem angstig en hij bewoog het ding snel weer van zich af. "Ga zitten," zei hij zacht tegen Roma. Hij moest zekerheid hebben dat dit kroontje inderdaad het medium was om in kontakt te treden met de breinen van dit overmaatse spookschip. "We gaan kijken of die Carlos van jou nog een keer wil komen opdagen." Er gleed weer een pijnlijk trek over haar gezicht om zijn woord-keus. Hij negeerde het echter en vervolgde: "Ik zet dit ding op je hoofd en als die Carlos verschijnt, vraag je maar eens wie hij eigenlijk is en wat hij met ons van plan is." Ze haalde haar schouders op en lachte wat -arro-gant. Ze had echter geen enkel bezwaar tegen het experiment en ging op de lage tafel zit-ten. Hij ging naast haar staan en liet het kroontje over haar haren zakken. Er gebeurde helemaal niets. Alleen, de uitdrukking op haar gezicht, die enkele sekonden eerder nog pijnlijke miskenning en tegelijk lichte arrogantie had uitgestraald, veranderde op slag in een spranke-lende glimlach, die hem onweerstaanbaar de indruk gaf van een smoorver-liefd meisje. Ze rechtte haar rug, als om er mooier bij te zitten in de strak-ke, witte lichaamskous, die nauwelijks iets aan de fantasie overliet. Ze zag hem niet meer. Haar blik richtte zich onverstoorbaar recht voor-uit. Zelfs toen hij bij wijze van experiment midden voor haar ging staan en haar pal in haar ogen keek, leek ze dwars door hem heen te kijken, alsof hij er in het geheel niet was. Hij bekeek haar van top tot teen. Ze was inderdaad als een plaatje om verliefd op te worden maar hij schudde de gedachte bruusk van zich af. Hij had wel wat anders om zich nu druk over te maken dan haar uiterlijk. Hij hield het drie lange minuten vol ongeduld vol om het kroontje op haar hoofd te laten staan. Toen was zijn geduld op en hij pakte het eraf. Op slag veranderde haar hele houding. Haar lichaam zakte ineen en de uitdrukking op haar gezicht veranderde in een van diepe teleurstell-ing. "Nou,...." vroeg hij nieuwsgierig. "Was Carlos er?" "Maar natuurlijk!" riep ze verontwaardigd en tegelijk verongelijkt uit. "Hij stond hier toch. Je maakt me niet wijs dat jij hem niet hebt gezien en gehoord." "Ik heb niks gezien en niks gehoord." verklaarde hij. "en jij hebt niks gezegd of gevraagd." Ze stond op en keek hem verbolgen aan. "Wel waar!" riep ze uit. "Ik heb hem gevraagd wat zijn bedoelingen waren en hij wilde het net gaan zeggen toen hij plotseling verdween." "Je meent 't echt, hè?" zei hij op milde toon. Hij stond voor een volslagen raadsel. De veranderingen in haar gelaatsuitdrukking en in haar houding waren volkomen echt, evenals de verontwaardigde overtuiging waarmee ze zei wat ze zei. "Natuurlijk!" riep ze werkelijk kwaad uit. Het kostte haar duidelijk moeite om niet te gaan stampvoeten. "Hij stond hier voor mij, net zo echt als jij nu." Er was maar één methode om absolute zekerheid te krijgen: hij moest het experiment op zichzelf toepassen. "Ik wil die Carlos van jou ook wel eens zien." zei hij. "Nu ga ik daar zitten en jij zet dat ding op mijn hoofd. Ook als er niets gebeurt, laat je het er drie minuten op staan. Daarna pak je het er weer af.." Ze haalde haar schouders op en trok haar bovenlip omhoog; eigen-lijk had ze hem liever een klap op zijn hoofd gegeven. Toch pakte ze het kroontje in haar handen en toen hij zat, liet ze het op zijn kroeshaar zakken. * * * Zijn hart begon wild te kloppen. Hij staarde stomverbaasd naar het prachtige zwarte meisje dat in een gemakkelijke stoel voor hem zat. Het was alsof er een vonk van herkenning door hem heen ging, alsof hij zeker wist dat hij haar eerder had gezien. Ze glimlachte breed tegen hem met haar mooie witte tanden, waardoor haar bolle wangen naar buiten uitdij-den. Ze had glinsterende zilveren knopjes in haar -oorlelle-tjes. Haar witte bloesje, dat scherp afstak tegen haar zwarte huid was afgezet met licht rode biezen en ze droeg een wijde, rode rok van een dikke, zachte stof, die op fluweel leek. Ze had haar handen in haar schoot en haar linkerbeen over haar rechter geslagen en wiegde zacht met haar linker onderbeen heen en weer. Haar blote voeten waren gestoken in zachte, rode sandaaltjes met riempjes, die kruislings om haar onderbenen omhoog liepen. Om haar hals droeg ze een enkel dun parelsnoer en om haar linkerarm een armband van grappige, houten figuurtjes. "Hallo, Jack..." zei ze, met haar melodieuze alt stem. "Ik ben Nancy." Ze kon hooguit een jaar of achttien zijn maar er lag een soort jeugdige rijpheid over haar die respekt afdwong: het voorkomen van een meisje, dat door haar verstandige verantwoordelijkheid als het ware afstand afdwong. "Ik ben blij je eindelijk te ontmoeten." zei ze, liefjes maar tege-lijk gereserveerd. "Ik heb geweldig veel...." ze aarzelde en vervolgde even later: "hoe zal ik 't zeggen?...veel respekt voor je." maar het klonk alsof ze eigenlijk iets anders wilde zeggen. "Waarom?" vroeg hij, gevleid en helemaal ondersteboven, zonder zich er ook maar één moment van bewust te zijn, dat hij alles wat er zo-even nog was gebeurd volledig was vergeten. "Omdat je zo moedig bent en de volle verantwoordelijkheid voor je reisgenootjes op je hebt genomen." zei ze, met een blik vol bewondering in haar ogen. "Ach,..." weerde hij bescheiden af, "ik moet wel, of ik wil of niet." "Dat is misschien wel waar," lachtte ze breed, "maar je moet 't toch maar aan kunnen en vooral.... aandurven." "Och...." zei hij weer tegelijk verlegen en -ge-vleid, "Zo erg is 't nu ook weer niet." * * * Hij had het nog niet gezegd, of even plotseling als ze er was geweest, was ze ook weer verdwenen. Hij keek beduusd in de lege ruimte voor zich, waar ze zojuist nog had gezeten, even echt als iemand maar echt kon zijn. "Er is niets gebeurd." klonk de teleurgestelde en korzelige stem van Roma naast hem. Hij had het gevoel alsof hij uit een lichte verdoving ontwaakte; ergens binnenin besefte hij dat het de stem van Roma was die hij hoorde. Hij had er moeite mee zich te herinneren wat er vóór het plotselinge verschijnen van Nancy was gebeurd. Hij schudde met zijn hoofd, alsof hij op die manier zijn positieven weer bij elkaar kon krijgen. "Hoezo niets gebeurd?" vroeg hij verward. "en Nancy dan?" Nu was het de beurt aan Roma om hem aan te gapen alsof hij een of andere voorwereldlijke barbaar was. "Nancy....?" vroeg ze, met een gezicht dat een en al sprakeloos ongeloof uitdrukte, zich in alle ernst afvragend of hij zijn verstand verloren was. "Wie is Nancy in Gods vredesnaam?" "Het meisje dat hier net zat." zei hij, niet bij machte te begrijpen waarom ze zo vreemd reageerde. De uitdrukking op haar gezicht veranderde. Ze trok haar wenkbrou-wen op en glimlachte sarkastisch. Haar stem klonk zonder meer venijnig, toen ze antwoordde: "Ik heb niemand gezien en niemand gehoord. Ik heb ook jou niet gehoord. Alleen zat je wel smoorverliefd te ginnegappen." Ze leek er een duivels genoegen in te scheppen, wraak op hem te nemen voor de denigrerende manier waarop hij over haar Carlos had ge-praat. Hij stond op en ging recht voor haar staan en priemde zijn ogen in de hare. Ze sloeg ze niet neer, in tegendeel; ze keek uitdagend terug. "Wil je echt zeggen dat je niets hebt gezien en niets hebt gehoord?" vroeg hij langzaam en nadrukkelijk. "Ik heb niks gezien en niks gehoord en ik heb na ongeveer drie minuten dat ding weer van jouw kop gehaald." "Dus,..." zei hij, meer voor zichzelf konkluderend dan tegen haar. "Als jij dat ding op hebt zie je Carlos en je kijkt zo verliefd als een schoolmeisje van twaalf jaar." "En als jij dat ding op je ragebol hebt," onderbrak ze hem, "zie je ene Nancy en je kijkt zo verliefd als een kikker." Hij kon een kort lachje niet onderdrukken, te meer, daar ze er een gezicht bij trok als de verongelijkte onschuld in persoon. Bovendien vroeg hij zich heel even af, of ze wel wist hoe een kikker er uitzag. "En wat heeft die Nancy van jou je wel allemaal verteld?" vroeg ze nogal schamper. "Niks," gaf hij verlegen toe. "alleen maar een hoop flauwe kul." Hij besefte nu pas dat hij geen steek wijzer was geworden met de vlijerijen van Nancy, maar Roma gaf hem geen kans erover na te denken. "Wat voor flauwe kul, zoal?" vroeg ze sarkastisch. Zijn blik gleed van haar weg en schouderophalend zei hij: "Ach, dat doet er niet toe." "Ooooh...!" riep ze op kwasi begrijpende toon uit. "ze zei zeker dat je er erg knap uitzag in je onderbroek." Hij lachte kort en droog. Hij was inmiddels weer zover bij zijn positieven gekomen dat het tot hem doordrong dat zij besefte dat de vleierijen van haar Carlos ook niet erg ter zake deden. Tegelijk echter ergerde het hem mateloos dat ze hun tijd stonden te verdoen. Toch kon hij zich niet bedwingen om haar lik op stuk te geven: "Beter in m'n onderbroek dan in je blote kont." Ze bloosde van oor tot oor, maar hij gaf haar geen kans iets terug te zeggen. Hij pakte haar bij haar schouders en zei: "Luister, Roma: laten we ophouden elkander op te jutten.. Onze situatie is veel te ernstig om onze tijd te staan verdoen. We zitten opgesloten in een reusachtig ruimteplatform en we moeten weten waar we aan toe zijn." Hij was inmiddels tot het besef gekomen dat Nancy weliswaar geen hallucinatie was, maar ook niet echt. Roma's opmerking over zijn kleding deed hem met verbazing beseffen dat hij noch zichzelf, noch zijn omgeving had gezien, tijdens zijn gesprek met Nancy. "Blijkbaar is dat lichtkroontje een kommunikatiemiddel met onze kapers." vervolgde hij. "Jouw Carlos en mijn Nancy zijn niet echt. Ze worden opgeroepen door dat ding, om met ons in kontakt te kunnen treden." "Carlos is wèl echt!" riep ze fel uit. Het leek wel of ze bang was dat hij haar iets wilde ontnemen waar zij zich met hart en ziel aan vastklampte. "Luister, Roma..." zei hij zacht en schudde mismoedig zijn hoofd. Diep in zijn onderbewuste leek het of hij begon te begrijpen wat er aan de hand was. "Als hij echt is, waarom zie ik hem dan niet, waarom hoor ik hem niet, waarom hoor ik zelfs jou niet, als je met hem praat? Waarom kan ik midden voor jou gaan staan en zie jij mij niet als Carlos er is?" Hij wachtte even en vervolgde toen: "Om precies dezelfde reden waarom jij Nancy niet ziet en niet hoort en waarom je ook mij niet hoort als ik met haar praat. Omdat noch mijn Nancy, noch jouw Carlos bestaan." Er ging hem een licht op. Al pratend begon hij het te begrijpen. Zijn gezicht klaarde op, maar tegelijk voelde hij zich angstig worden. Hij zei zacht: "Omdat ze griezelig echt lijkende projekties zijn van onze eigen hersenen, opgeroepen om in kontakt te kunnen treden met het brein, of de breinen van dit monsterschip. Maar, in plaats van ons informatie te verschaffen, proberen ze ons voor de gek te houden." Hij zweeg weer, liet haar schouders los en deed een stap achter-uit, waardoor hij bijna zijn balans verloor bij het lage gewicht. Als in een flits besefte hij dat zijn laatste uitspraak niet waar was. Hij zei, evenzeer tegen zichzelf als tegen haar: "Wij houden onszelf ermee voor de gek, omdat wij ze laten zeggen, wat wij graag willen horen, in plaats van ze informatie te laten geven.... zo zit dat.... denk ik..." Hij voegde de laatste woorden er wat voorzichtigjes aan toe. Roma staarde hem geschokt aan, met een uitdrukking op haar ge-zicht, die hij alleen maar kon interpreteren als de diepe smart van iemand, wier hart gebroken werd door laaghartige ontrouw. Hij begreep de zaak nu maar al te goed en besefte bovendien, dat dit heel gevaarlijk kon worden. haar Carlos en zijn Nancy konden hen verslaven. Hij wist zich er nu nog aan te onttrekken, omdat hij maar zeer kort in de ban was geweest van Nancy. De invloed van haar Carlos had veel langer geduurd. Hij was, tot nog toe, nog nooit tot over zijn oren verliefd ge-weest maar hij had om zich heen wel eens gevallen gezien van jongens en meisjes, die door verliefdheid volledig hun hoofd verloren en stekeblind werden voor de werkelijkheid en zich, door de jongen of het meisje, waarop ze verliefd werden, zonder het minste verzet, in het ongeluk lieten storten. Nu hij het echter begreep, dacht hij, kon hij beter gewapend Nancy nogmaals tegemoet treden om te proberen informatie van haar te krijgen. Hij zou zijn geest moeten verharden, afsluiten, ontoegankelijk maken Maar hoe? Het lag niet in zijn aard om zich voor anderen af te sluiten. Toch moest hij per se meer aan de weet komen en via Roma's Carlos was het tot nog toe nauwelijks gelukt iets wezenlijks te achterhalen. "Zet me dat ding nog een keer op en geef me tien minuten." zei hij tegen Roma. "Ik zal proberen vragen te stellen." Hij ging weer zitten en met tegenzin deed Roma wat hij gevraagd had. Het kroontje zakte over zijn verwilderde haren. * * * Zijn hart sprong op. Er ging een heel vreemd gevoel door hem heen, een gevoel dat hij zijn leven lang zou willen vasthouden, omdat het zo hemels was, alsof hij plotseling de tijd verliet en in een eeu-wigheid van gelukzalige, vertederde liefde binnentrad. Zijn hele wezen werd warm van verlangen naar haar, van een ongekende tederheid vor haar. Nancy zat lichtelijk voorovergebogen met haar handen in haar schoot voor hem en glimlachte verrukt. Hij zou haar zo kunnen aanraken, als zijn respekt voor haar hem daar niet van weerhield. Ze zat vlak voor hem en haar fraaie lichaamsvormen schenen net voldoende door haar zeer decente kleding heen om het bloed snel door zijn aderen te jagen. Het was hem volslagen onmogelijk zich uit haar ban los te maken. "Nancy...." zei hij, verlegen en verlangend haar mooie stem te horen en zich aan haar betovering over te geven. "Ja, Jack...?" zei haar melodieuze alt uitnodigend. Hij probeerde zich te dwingen de vragen te stellen die hij zich had voorgenomen maar het kostte hem de grootste moeite zich te herinner-en wat hij wilde weten. Hij hoefde haar niets te vragen. Hij hoefde alleen maar bij haar te zijn.... bij haar zijn, om zich hemels gelukkig te voelen. En.... als er al gepraat moest worden, dan over haar, haar gedachten, haar gevoelens, haar verlangens, haar opvattingen, haar levenshouding, haar geloof, haar.... haar alles! Hij raakte in een tweestrijd. Wat kon hem alles schelen, als hij bij haar kon zijn. Maar hij had nu eenmaal de verantwoordelijkheid op zich genomen voor de anderen -- dat had zijzelf immers ook erkend -- en die verantwoorde-lijkheid kon hij zo maar niet van zich afstoten. "Nancy...." zei hij, bijna fluisterend. Wat.... wat ben je met ons van plan?" Ze leunde verschrikt achteruit en stak haar handen met de palmen afwerend naar hem toe. "God beware me, Jack!" riep ze uit. "Ik ben niets met jou van plan. Ik behoor niet tot dat soort.... meisjes." Hij schrok hevig omdat ze hem verkeerd begrepen had. "Nee, dat bedoel ik niet!" bezwoer hij haar, om geen enkele twijfel te laten aan zijn oprechtheid. "Ik bedoel, in dit ruimteschip van jullie. Waar komen jullie vandaan?" "Van... heel... ver..." glimlachte ze maar sprak ineens heel lang-zaam, alsof ze het eigenlijk niet wilde zeggen, of moeite had om het te zeggen. "van... een ... ander... planeten... stelsel..." Zijn astronomische nieuwsgierigheid won het van de ban van de verliefdheid. "Hoe ver?" vroeg hij gespannen. "Jaa..." zei ze langzaam, en met een lichtelijk verveelde klank in haar stem. "hoe... moet... ik... je... dat... uit... leggen...?" "In lichtjaren of parsecs," zei hij. Hij voelde zich lichtelijk opgewonden en besefte ineens dat hij haar dat moest uitleggen. Met lichtjaren kon hij dat gemakkelijk doen. Met parsecs niet, want hoe moest hij haar duidelijk maken wat een boogsekonde was. "een lichtjaar," verklaarde hij " is de afstand die het licht aflegt in een aards jaar. De aarde is de derde planeet van dit zonnestelsel en één jaar is de omlooptijd van de aarde om de zon." Het gaf hem een zalig gevoel met haar te kunnen praten over datgene wat hem zo mateloos boeide. "dan... is... het... 68,35985 ... lichtjaar." antwoordde zij onmid-dellijk, maar nog steeds op die trage toon. en voegde er toen weer, snel sprekend aan toe: "maar wat zou dat, laten we liever over jou praten, Jack en over mij of... over jou en mij." haar gezicht was één grote, betoverende glimlach. Alleen al met de toon van haar stem raakte ze precies die snaar in zijn binnenste, die hem alle werkelijkheidszin dreigde te doen verliezen. Hij raakte in een heftige tweestrijd en slechts met inspanning van al zijn denkkracht won zijn verantwoordelijk-heidsgevoel het van zijn verliefdheid. "Nee,..." zei hij, al was het met tegenzin. "ik wil dit graag weten." "Dat is nou echt Jack, hè!" lachte ze. "Hij wil altijd alles weten en over zichzelf wil hij niet praten. Hij vindt zichzelf nooit belan-grijk. " Het klonk zo lief, zo charmant, zo vleiend, dat hij zich niet los kon maken uit haar ban. Hij lachte maar slaagde erin, uit pure nieuws-gierigheid, toch te vragen: "Hoe lang doe je erover jullie wereld te bereiken?" "Afhankelijk ... van ... het... punt... en... tijdstip... van ver-trek... ongeveer... 1,25 jaar..." antwoordde ze weer woord voor woord langzaam uitsprekend. Toen zwaaide ze echter haar linkerbeen van haar rechter af, schoof haar stoel achteruit en stond op, kwam vlak voor hem staan en keek op hem neer, met een sprankelende glimlach en vroeg, op vertederde toon: "Waarom kom je niet met me mee, naar de groene kamer,, daar kunnen we samen net zo veel en net zo lang praten als je wilt. zonder dat je dat kroontje op je hoofd hoeft te zetten.. Het is heel eenvoudig. Je gaat de gang in, en als die gaat rollen, druk je op het groene vlakje in de linkerwand. Dan stopt hij bij mijn deur. We hebben samen zoveel te bepraten, Jack...." Haar sterke, jeugdige borsten bolden haar bloesje vlak voor zijn ogen. Hij voelde hoe het bloed door zijn aderen joeg en keek op naar haar gezicht, met een mistroostige blik in zijn ogen. Ondanks haar verleidelijke aanblik, weerstond hij het tintelende verlangen. Hij schudde zijn hoofd. "Nee," zei hij eerlijk. "dat kan ik niet doen. Ik kan de anderen niet in de steek laten." Ze glimlachte vol bewondering naar hem. "Je bent geweldig." zei ze, met een diepe, warme klank in haar stem. Ze liet haar woorden diep op hem inwerken om daarna te vervolgen: "maar je bemt ook een beetje gevaarlijk, Jack, weet je dat?" "Hoezo?" vroeg hij schaapachtig, zich van geen enkel kwaad bewust. Er kwam een mateloos verlangen in hem op om haar hand in de zijne te nemen, om haar te voelen, maar zijn respekt voor haar weerhield hem ervan. Hij keek naar haar ogen, die hem betoverden, evenals haar glim-lachende lippen, haar hagelwitte tanden, haar bolle wangen, het bollende bloesje over haar boezem, 'Mijn God,' dacht hij, 'dit is het meisje dat ik mij altijd gedroomd heb.' Ze was absoluut onweerstaanbaar... ze was... ze was... het soort meisje dat eigenlijk alleen maar in je dromen kon bestaan! "Dat gevaarlijke ding, dat je bij je hebt," zei ze, op een zo ver-leidelijke toon, dat hij niet meer in staat was te denken. "dat moest je maar aan mij geven." en ze stak haar hand uit naar de snijbrander in de band van zijn broek. Hij was niet langer bij machte zich te verzetten. De gedachte kwam niet eens in hem op. Hij stak zijn hand uit om haar de snijbrander te geven. * * * Op datzelfde moment was ze verdwenen en gilde de stem van Roma in zijn oor: "Jack! Niet doen! Idioot!" Ze greep hem bij zijn arm en trok hem met een ruk weg, zodat hij los kwam van de tafel en door de lucht werd geslingerd. Hij klemde zich aan haar vast om zijn evenwicht te herstel-len maar het was een gekonditioneerde reflex, want hij was nog volledig beduusd van de betovering van Nancy. Onderbewust echter, reageerde hij bliksemsnel op het zien van de mechanische arm waarvan de grijphaak op het punt stond zijn snijbrander vast te pakken. Zonder ook maar één gedachte, rukte hij het gevaarlijke ding uit zijn broekband en richtte hem op de mechanische arm die echter, nog voor hij de trekker kon overhalen, als een bliksemschicht omhoog schoot en in het plafond verdween zonder ook maar één spoor achter te laten. Hij schudde met zijn hoofd, alsof hij zich op die manier kon bevrijden uit de ban van Nancy. Allerlei gedachten begonnen als een maalstroom in zijn hersenen te kolken. Nancy,.... haar arm... was een mechanische arm.... Ze konden hen zien. De arm had bliksemsnel gerea-geerd... Hoe kon hij zich zo hebben laten meeslepen...? Door iets... wat er niet werkelijk was! Nancy.... Nancy ....Nancy was helemaal niet echt! Maar daarnet, .... daarnet was ze net zo echt geweest als een meisje maar echt kon zijn. Ze was... ze was het meest betoverende meisje dat hij zich denken kon, het meest betoverende meisje dat hij zich kon.... dromen! Een meisje, om alles voor op te geven....een .... droom-meisje... een droommeisje. Als in een flits, besefte hij waar de vonk van herkenning vandaan was gekomen. Nancy was inderdaad het meisje van zijn dromen. Hij keek nog volkomen beduusd naar Roma. Er lag een uitdrukking op haar gezicht die er geen twijfel over liet bestaan dat ze zin had hem een ouderwetse oorvijg te geven en dat bracht hem op slag terug naar de werkelijkheid. Roma was echt! Roma was geen droommeisje! Roma was een meisje van vlees en bloed en dat meisje van vlees en bloed deed geen enkele poging om hem voor de gek te houden of hem in haar ban te krijgen. In tegendeel: "Je leek wel gek geworden!" riep ze kwaad uit. Hij knikte, trachtend zijn gedachten weer op orde te brengen. "Het was de hand van Nancy," zei hij zacht en bijna verontschuldi-gend. "Ik word er gek van, Roma. We zijn geen steek wijzer. Alleen weet ik nu dat dit schip afkomstig is van een planetenstelsel op ruim 68 lichtjaren hier vandaan en dat de reis erheen ruim een jaar duurt. Dat is op zich al krankzinnig. Het houdt in dat ze op een of andere manier de tijdsbarrière kunnen doorbreken." Er ontbrandde een felle, innerlijke strijd in hem. Het verlangen om Nancy weer te zien was zo intens dat hij het liefst het kroontje onmiddellijk weer op zijn hoofd had gezet. Verslaving! besefte hij. Als hij er zich nu niet meteen, radikaal tegen verzette, was hij verloren. In weerwil van al zijn gevoelens en verlangens besloot hij dat hij niet meer zou proberen nogmaals met Nancy in kontakt te treden. Het was te gevaarlijk voor hem. Nancy was te betoverend. Hij moest iets anders verzinnen. Hij moest zijn hoofd koel houden, of liever, weer koel zien te krijgen. "Zal ik Carlos nog eens proberen?" vroeg Roma, bijna op smekende toon. Zijn eerste reaktie was fel afwijzend. Zij was al verslaafd, stelde hij geschrokken vast. Hij zag de hunkering in haar ogen die bereid was hetzij te vechten, hetzij zichzelf te vernederen om aan de -versla-ving te kunnen toegeven. Het was niet verantwoord haar daar nog verder aan over te leveren. Maar op een of andere manier moest hij toch nog meer informatie zien te krijgen en als hij het niet rechtstreeks zelf kon doen, zou het via haar moeten zijn, stukje bij beetje, mis-schien. Daarna zou hij alles op alles moeten zetten om haar weer van haar verliefdheidsverslaving af te brengen. Met grote tegenzin gaf hij toe. "Oké," zei hij. "Ga maar zitten en vraag wat ze met ons van plan zijn. En vraag of ze dat afschuwelijke rode licht in het andere vertrek kunnen veranderen in wit. en vraag of we iets te eten kunnen krijgen." Als het haar net zo verging als hem, zou dat voor een ronde meer dan voldoende zijn. Ze ging gretig zitten en hij zette het kroontje op haar hoofd. Op slag veranderde de uitdrukking op haar gezicht en bood ze de aanblik van een smoor-verliefde tiener, die onbestemd zat te dagdromen en mooi te wezen voor haar idool. Men zei wel eens dat iemand, bij verliefdheid, in hoger sferen verkeerde en dat leek inderdaad precies wat er gebeurde. Hij kontroleerde de tijd op zijn horloge en liep naar de deur van het andere vertrek. Ze zaten er alle vier verslagen voor zich uit te staren in het spookachtige licht. De enige wiens gezicht niet openlijk angst en verslagenheid uitdrukte was Tosh. "Kun je de ober niet vragen om de bestellingen op te nemen?" vroeg hij droogjes. Jack grijnsde, een beetje tegen wil en dank en bleef hem meteen schuin oog aankijken alsof er in zijn onderbewuste een idee aan het opkomen was. Die jongen leek volkomen ondoorgrondelijk; een karakter, dat zich niet zo maar door droombeelden zou laten meeslepen. De gedachte verdween weer uit zijn bewustzijn, omdat op dat moment het rode licht veranderde in wit. Er ging een zucht van verlichting door het vertrek. Eerste opdracht uitgevoerd. konkludeerde hij en keek om naar Roma, die nog even verzaligd in het niets zat te staren. Op zijn horloge zag hij, dat er al vijf minuten verstreken waren. Het kostte op deze manier wel enorm veel tijd om iets aan de weet te komen. Hij kon er niet onderuit haar nog meer tijd te geven, ook al werd daarmee het gevaar steedsgroter dat ze totaal in de ban van haar droombeeld raakte. De trage uitwissel-ing van informatie lag niet aan de breinen van dit schip, maar zat in hun eigen brein, dat telkens opnieuw het droombeeld, dat door het kroontje werd versterkt, tot een levensechte projektie, die hun gedach-ten en bewustzijn keer op keer terughaalde naar datgene waarnaar zij zelf verlangden. Zijn gepeins werd onderbroken, doordat er plotseling een lade opensprong naast de deuropening waarin hij stond. Zijn eerste reaktie was er een van schrik en een bijna automatische greep naar zijn snij-brander. Hij kon zijn ogen niet geloven: uit de wand, die nauwelijks een milimeter dik leek, stak nu een lade met zes tabletten, lichtbruin van kleur. Ze hadden wel iets weg van melk-chokolade. Tweede opdracht uitge-voerd! konstateerde hij tevreden en pakte de tabletten eruit. Hij rook eraan maar kon geen enkele geur vaststellen. Ze voelden zacht aan. Hij waagde het van een ervan een stukje af te bijten. Het smolt op zijn tong maar had geen enkele smaak. Hij reikte de anderen er elk een van aan en zei: "Alsjeblieft: jullie maaltijden." Zelf at hij het tablet waar hij aan begonnen was, geheel op en had meteen geen hongerig gevoel meer. Het was eigenlijk wel wat riskant om dit te doen, bedacht hij, maar ze hadden weinig andere keus dan sommige dingen riskeren. Hij keek op zijn horloge en zag dat er al meer dan tien minuten verstreken waren. Hij keerde zich om naar Roma, om het kroontje van haar hoofd af te nemen en bleef toen perplex staan, omdat zij op hetzelfde moment opstond en met een niets-ziende blik van gelukzaligheid recht op hem af kwam. 'O, o!' flitste het door zijn hoofd. 'Dat gaat mis. Die wil naar de groene kamer.' Hij deed vlug een stap naar voren en lichtte het kroontje van haar hoofd om het op de tafel te leggen. Verbijsterd knip-perde ze met haar ogen en bleef stokstijf staan. "Waar ga je heen?" vroeg hij zacht, zich maar al te goed bewust van wat er in haar omging. "Naar de blauwe kamer." zei ze onzeker; het was duidelijk dat ze grote moeite had met spreken, omdat ze nog niet tot de werkelijkheid was teruggekeerd. "naar... Carlos." voegde ze eraan toe, met een inmense hunkering in haar stem. Heel even voelde hij de verleiding om haar te laten gaan en te zien of er een deur voor haar zou opengaan om haar dan te volgen om uit te vinden wat er dan wel in die blauwe kamer was. Gek, overigens, zij werd naar een blauwe kamer gelokt, hij naar een groene. Een poging om hen van elkaar te scheiden? Ze probeerde langs hem heen te komen en dat was precies voldoende voor hem om de verleiding het hoofd te bieden. Hij stak zijn arm uit om haar tegen te houden. De verzaligde blik op haar gezicht was geheel verdwenen en maakte nu plaats voor felle verontwaar-diging. Haar stem kreeg een abnormaal hoge klank, toen ze uitriep: "Ik ga waar ik wil!" en ze deed opnieuw een poging om langs hem heen te komen.. Hij pakte haar bij de arm en keek haar strak in haar ogen, in tweestrijd over de vraag of hij haar zacht of hard moest aanpakken. "Je blijft bij ons." zei hij zacht en langzaam, maar ondanks zijn poging om begrijpend vriendelijk te klinken, kwam het zo autoritair over dat ze terugdeinsde. Hij trok haar zachtjes mee naar het ronde vertrek dat nu niet langer rood verlicht was en drukte haar naast Ivana neer op de bank. "Ga zitten." gebood hij zacht maar nadrukkelijk, trachtend zo teder mogelijk te zijn, in het besef dat hij haar zelf in deze toestand had gebracht, omdat hij haar willens en wetens opnieuw had blootgesteld aan dat verslavende droombeeld. Hij begreep haar houding maar al te goed, maar hij had nu geen tijd er op in te gaan. "Wat heeft Carlos gezegd?" vroeg hij zo vriendelijk mogelijk. Ze keek hem vernietigend aan; hij besefte dat zij hem nu met hart en ziel van zich afstootte omdat hij haar voor haar gevoel het grootste onrecht van de wereld aandeed. "De voedseltabletten zijn voldoende voor een etmaal." zei ze, on-danks alles trots dat zij althans iets bereikt had met haar Carlos. "O, ja," zei hij en reikte haar het laatste tablet aan. "Wat heeft hij nog meer aan echte informatie gegeven?" vervolgde hij, om duidelijk te maken dat hij niet geïnteresseerd was in de vleierijen. Ze keek triomfantelijk naar hem op en zei: "We gaan met ze mee. Over een paar uur vertrekken we."