23 RENDEV-VOUS MET DE "DISCOVERY" "Meneer Jones," zei Jack, moeilijk sprekend in de bedompte lucht op het kommandodek, "ik kan geen afscheid van U nemen zonder U uit het diepst van mijn hart te bedanken voor alles wat U voor ons gedaan hebt. Ik hoop U over ongeveer een week in levenden lijve de hand te kunnen schudden, maar ik maak mij geen illusies. Ik denk dat U beter dan wie ook begrijpt dat ik heel goed besef hoe onze kansen ervoor staan. Als we het niet overleven, zorgt U dan dat het holoblok met mijn logboek en dat met het dagboek van Roma onmiddellijk voor U in beslag genomen wordt. -be-spreek dan met mijn ouders wat er met mijn logboek moet gebeuren en met de ouders van Roma wat ze willen dat er met haar dagboek gebeurt. Ik heb U de codes gegeven om er toegang toe te krijgen, maar God geve dat U ze niet nodig zult hebben. Nogmaals bedankt en hopelijk tot ziens. Het nood scenario gaat nu in. Sluiten." Hij schakelde de holocom over op een ander kanaal en zei: "Hallo, Discovery, hier de Arthur C. Clarke. Het nood scenario gaat nu in. U zult ons vinden op het dienstdek, dood of levend. We wachten. Over..." Het gezicht van een ernstig kijkende, Indisch uitziende man verscheen voor hem en zei: "Moed houden, Jack. We komen eraan. Over." "Oké, Captain, " zei Jack. Zijn stem was hees. "Doe U best, alles hangt nu van U af.. Dit was mijn laatste oproep. Het voorschip wordt nu leeggepompt. Bedankt voor al Uw moeite. Sluiten." Hij stond op uit de stuurstoel en zette een aantal schakelaartjes om. Vervolgens drukte hij de computer aan en zei: "Noodsenario nu." Hij duwde zich naar de deur van het kommandodek en wist dat als die zich achter hem sloot de ruimte zou worden leeggepompt om de laatste restjes zuurstof die nog in de bedompte lucht aanwezig waren, eruit te filteren. In de voor kabine pakte hij het nood toilet op en ging er mee de grote kabine binnen. Hij keek niet om en zag dus ook niet dat het rode lichtje boven de deur naar het kommandodek al was aange-floept. Hetzelfde gebeurde boven de deur van de voor kabine, toen die zich achter hem gesloten had. De anderen lagen in hun slaapzakken op hun bedden, wachtend op zijn kommando's. Ze hadden de bedden niet weer terug gezet na de laatste versnellingsperiode van zeven dagen om zich niet onnodig in te spannen. "Allemaal opstaan." zei hij op zachte toon. Ze begrepen stuk voor stuk dat het nu een kwestie van leven of dood was. Ze hadden bijna twee weken langer met hun zuurstofvoorraad gedaan, dan onder normale omstand-igheden mogelijk zou zijn geweest. Nu was de laatste dag aangebroken. Het zou geen etmaal meer duren voor ze het laatste atoom zuurstof hadden ingeademd. Vóór dat moment moest de "Discovery" hen bereikt hebben anders zou hun inspanning van maanden tevergeefs zijn geweest en zou het schip met zes lijken op Mars aankomen. Het onderscheppingsschip, dat feitelijk een expeditieschip was, was tien dagen geleden uit een baan rond Mars vertrokken in een heel merkwaardige, bijna parabolische baan en was nu bezig aan de "bocht" in de ruimte die het uiteindelijk naast de Arthur Clarke moest brengen. Zelf hadden ze geen enkele druppel brandstof meer beschikbaar om nog iets aan hun koers te wijzigen. "Neem je slaapzakken mee." zei hij zacht. "Roma, heb je de tabletten en de holobloks?" Ze knikte en deed haar best een beetje bemoedigend tegen hem te glimlachen. "Ik neem ook jouw slaapzak en je logboek mee." zei ze. "Miranda," zei hij, het meisje even strak aankijkend. "Heb je de washandjes?" Hij had iedereen een taak gegeven, om er zeker van te zijn dat ze hun verantwoordelijkheid ten aanzien van elkaar geen moment zouden vergeten. "Ja, hoor," zei hij meisje, dat ondanks alles niet moedeloos was, maar vol vertrouwen op een goede afloop. Dat vertrouwen was geheel op zijn persoon gericht, wist hij. Langzaam zweefden ze achter elkaar de gang in, vreemd uitgedost in hun kussensloop jurken. Dat was een idee geweest van Roma, toen al hun kleren, op het laatste stel na, vuil waren. "We nemen de kussenslopen, knippen er midden boven een gat in en aan beide zijkanten, bovenaan en trekken ze aan als jurk." had ze gezegd en had zichzelf ontpopt als coupeuse door de daad bij het woord te voegen. Goed beschouwd was het nog symbolisch ook, -be-dacht hij. Er was geen enkel verschil meer in kleding tussen jongens en meisjes en zoals ze nu naar het dienstdek zweefden, deden de jurken hem denken aan doodskleden. Hij schudde die gedachte echter brussk van zich af en keek om of ze niets vergeten waren, want ze zouden niet terug kunnen. Nu pas zag hij dat het rode lichtje boven de deur naar de voorkabine al brandde, ten teken dat ze daar niet meer in konden. De -compu-ters hadden een begin gemaakt met het terugwinnen van de laatste restjes zuurstof om ze naar het dienstdek te dirigeren. Dit nood scenario was uitgewerkt door de simulatie groep in een baan rond de aarde. Er was een vrij ingewik-keld computer programma voor nodig geweest, dat vanaf de Lacus Solis basis in hun boord computers was geladen. De groep aan boord van het simulatie schip was al lang teruggekeerd naar de aarde, wist hij, al had meneer Jones er niet over gerept. Hij begreep volkomen hoe uiterst kritiek hun toestand was, juist omdat noch meneer Jones, noch captain Dolsing van de Discovery er pre-ciese gegevens over verstrekten. Zelf had hij echter, met hun boord computers, op grond van hun zuurstofverbruik over de afgelopen maanden berekend dat hun kansen minimaal waren en dat hun eventuele redding wel eens een -kwes-tie van enkele minuten kon gaan worden. "Je kunt de holocom doorverbinden met de intercom," had captain Dolsing gesuggereerd, "Dan kunnen we je op de hoogte houden." Jack had dat resoluut van de hand gewezen. "Nee, captain," had hij geantwoord. "Ik wordt liever verrast, hetzij door de redding, hetzij door de dood." Als laatste kwam hij de gang in en zei: "Tosh, Paddy, pak onze schone kleren in de gezagvoerdershut. Ze liggen allemaal op één stapel." De beide jongens voerden zonder aarzelen zijn opdracht uit. Dat was trouwens allang zo. Vooral als hij op die zachte toon sprak, kwam het in niemands hoofd meer op om er iets tegenin te brengen, zelfs niet in dat van Paddy, die langzaam maar zeker toch veel veranderd was. "Ivana," zei hij zacht: "De emmer met water." Meer hoefde hij niet te zeggen. Er stond een emmer klaar in het gangetje bij het ene toilet. Hij had hem zelf gevuld en met een sifon-deksel afgesloten, zodat ze er gemakkelijk water uit konden pompen. Ivana nam hem in haar hand en ging ermee naar het dienstdek. Gewicht had hij niet, evenmin als zij zelf. Boven de deur van het ruim brandde ook het rode licht. Dat was al een week zo, nadat hij er alle lucht had uitgepompt. Nauwelijks meer dan een minuut nadat de deur tussen de gang en het dienstdek zich achter hen had gesloten, floepte ook daarboven het rode lichtje aan. Ze konden de rest van het schip niet meer in. Hij was zelfs niet meer in staat enige opdracht aan de computers te geven en dat benauwde hem wel. Hij zette het nood toilet in de service kabine waar de ruimtepak-ken hingen, terwijl de anderen de slaapzakken aan de wand plakten, zoals hij met ze had afgesproken. Hij zelf pakte in de kast in de ruimtepak kabine zes zuurstof maskers, met hun opgerolde slangen. Terug op het dienstdek, liet hij ze bij zijn slaapzak in de lucht zweven en begaf zich naar de gereedschapskast om er een scherp mes en een rol plakband uit te halen. Roma had zijn slaapzak tussen die van haar en van Miranda aan de wand geplakt, vlak naast de deur van de service kabine. Hij kroop er snel in, terwijl zijn ogen rondschoten om te zien of alles was uitge-voerd zoals afgesproken. Daarna begon hij heel langzaam te werken om zich vooral niet in te spannen. Hij liet de maskers en slangetjes vvlak voor zich vrij in de lucht zweven, maar haalde de slangetjes wel achter zijn hoofd langs, om te voorkomen dat ze bij een aanraking zouden weg zweven. Hij pakte twee van de slanguiteinden en sneed de aansluitpijpjes over langs in tweeën, drukte vervolgens twee halve pijpjes tegen elkaar en vergeleek de dikte met één hele. Tevredengesteld, plakte hij de twee halve pijpjes met het dunne plakband aan elkaar vast, zoals meneer Jones hem dat had gedemonstreerd. Twee samengeplakte pijpjes mochten niet dikker zijn dan één. Aan zijn pols droeg hij een ingewikkeld horloge dat hij, in opdracht van meneer Jones uit de instrumentenkast had gehaald en dat een waarschuwingssignaal zou geven als het zuurstofgehalte in de lucht op een onaanvaardbaar laag niveau dreigde te komen. "Dan kun je nog ongeveer tien uur zuurstof uit de noodtank betrekken met de maskers. Daarna heb je nog voor ongeveer drie uur in de ruimte-pakken. " had meneer Jones gezegd. Om de zuurstofmaskers op de ruimtepakken te kunnen aansluiten, moest hij ze twee aan twee verbinden, zodanig dat ze samen niet dikker zouden zijn dan één. Om het niet op het laatste moment te hoeven doen, had hij besloten ze nu al samen te plakken en ze straks ook twee aan twee op de ventielen van de noodtank aan te sluiten. Hij werkte heel langzaam dor terwijl hij tegen de anderen zei: "Slapen of navelstaren." Roma keek naar hem. Ze hing zo dicht naast hem dat hij haar adem bijna kon voelen. In zijn hart bad hij: 'God, laat mij morgen haar adem nog voelen...'. En tegen de anderen voegde hij eraan toe: "En bidden.... allemaal bidden. Maar in jezelf." Toen hij na ruim een uur, heel langzaam werkend klaar was, trok hij zijn slaapzak weer open en begaf zich zwevend in zijn gekke jurk, de service kabine weer in om te kontroleren of alle pijpjes in de ventie-len pasten. Hij had geluk. Hij hoefde er geen over te doen. Vervolgens lichtte hij de drie ruimtepakken van hun aansluitingen en liet ze vrij in de kabine zweven. Alles was klaar. Er viel niets meer te doen dan wachten.... wachten... wachten...op de redding,.... of de ... dood. Hij kroop weer in zijn slaapzak en voelde Roma's vingers even zacht over zijn wang strelen. Niemand zei iets. Ze spraken al dagen bijna niet meer, zo diep bewust waren ze zich stuk voor stuk van de noodzaak om zelfs de geringste inspanning achterwege te laten. Hij draaide zijn ogen naar haar toe en probeerde te glimlachen. Maar het bleef een heel trieste glimlach. Daarna sloot hij zijn ogen en doezelde onrustig weg. Hij sliep zeer oppervlakkig en schrok telkens wakker om daarna weer even onrustig weg te dommelen en vervolgens opnieuw wakker te schrikken, zonder te weten of hij lang of kort geslapen had. Als er iemand naar het toilet moest, schrok hij wakker, maar dat gebeurde weinig, omdat ze allemaal maar één voedseltablet haddden gehad en opzettelijk bijna niets te drinken. De eeuwigheid van drie maanden was bijna achter de rug maar nu scheen er een nog veel langere eeuwigheid te zijn aangebroken, een van minder dan een etmaal. Twee weken geleden waren de motoren voor goed gestopt. na een versnellingsperiode van zeven dagen. Feitelijk was het geen versnelling, maar een -vertra-ging geweest, en een radikale wijzig-ing van hun baan, om hun steile val in de richting van de zon af te buigen in een klimmende baan naar Mars. Hoewel het gewicht lager was gebleven dan wat ze normaal op Mars gewend waren, hadden ze het er, vooral de eerste dagen buitengewoon moeilijk mee gehad na de maandenlange inaktiviteit en gewichtloosheid, die samen een totale spierverslapping hadden veroorzaakt. De eerste twee dagen had hij ze allemaal stuk voor stuk moeten helpen om uit hun bedden te komen om naar het toilet te gaan. Ze speelden het zelf niet klaar om op hun eigen benen te blijven staan. Hijzelf had daar ook de grootste moeite mee gehad , maar met z'n tweeën kon je elkander over-eidnd houden. Toen de motoren gestopt waren had hij de bedden niet verwijderd om onnodige aktiviteit te voorkomen. Zo ook had hij voor de anderen verzwegen dat hun waterrantsoenering zo suksesvol was geweest, dat ze meer over hadden dan ze nodig hadden en zichzelf desgewenst uitgebreider konden wassen. Maar hij wilde geen enkele niet per se noodzakelijke aktiviteit toestaan. Een paar weken meer of minder vies zijn maakte nu geen verschil meer. Eigenlijk was het ook zo met slapen. Het leek wel of ze zich hadden aangewend dag en nacht te slapen. Zelfs als ze wakker waren leken ze nog te slapen. Het was de enige manier om echt de tijd te doden. Als je wakker werd, bleek er ineens veel meer tijd verstreken te zijn dan je had verwacht, Hoewel,... het kwam ook vaak voor dat het omgekeerde het geval was. Half slapend, half wakend, half dromend, warrelden de gebeurte-nissen van de afgelopen maanden aan zijn geest voorbij, zoals het gesprek met hun ouders, een week geleden.... Hij had uiteindelijk toch besloten het te doen, nu de tijd tussen zenden en ontvangen minder dan een minuut duurde. Met de dood zo nabij hadden hun ouders er recht op hen wellicht voor het laatst in levenden lijve te zien en met ze te praten.. Als eerste had hij Miranda naar het kommandodek gehaald. Die kende geen angst. Die zat in de stoel van de co-piloot en lachte tegen haar moeder, waar ze heel veel op leek. Het kind straalde een en al vertrou-wen uit en haar moeder probeerde terug te glimlachen, maar aan de trek-ken op haar gezicht en aan de klank van haar stem was duidelijk te merken dat haar zenuwen op springen stonden. Hij zorgde ervoor dat hijzelf buiten het holobeeld bleef. Ook bij Paddy deed hij dat. Daar leken maar weinig emoties te bestaan, noch bij de jongen zelf, noch bij zijn ouders. De oppervlakkigheid straalde van die mensen af, alsof het ze niet bijster veel kon schelen of hun zoon levend of dood zou aanko-men. Hij mocht die mensen niet; hij zou ze nooit mogen. Ze hadden niets geleerd van de beproeving van hun zoon. Met Ivana werd het een huilbui. Hij kon niet verstaan wat ze met haar ouders uitwisselde, omdat ze Russische spraken, maar de tranen vloeiden aan weerszijden overvloedig en uiteindelijk kwam meneer Jones op Mars tussenbeiden om er een eind aan te maken. Tosh en Roma liet hij alleen op het kommandodek. Roma kwam terug met betraande ogen. Aan Tosh z'n gezicht kon je niets waarnemen, noch wat hij voelde, noch wat hij dacht. Zijn eigen konfrontatie met zijn vader en moeder verliep vrij rustig. Zijn vader en moeder zeiden alle-bei dat ze trots op hem waren. "Ook als het slecht gaat aflopen, " zei zijn vader, "Kun je er gerust op zijn dat je korte leven goed besteed is geweest. Maar wij hebben alle vertrouwen dat het goed zal aflopen." Die woorden hadden hem heel goed gedaan. Zijn ouders hadden er geen doekjes om gewonden. Dat waren ze trouwens nooit gewend geweest te doen. Zij begrepen hoe zijn toestand was en hadden niet geschroomd te trachten hem een hart onder de riem te steken in die zin, dat hij met een gerust hart voor zijn schepper kon verschijnen, ook nu al. Hoe kort ook, zijn leven was goed geweest. ondanks alle domheden die hij had begaan. Maar het maakte hem toch niet minder bang voor de dood. Hij keek half versuft naar de anderen. Miranda's ogen waren open en haar lippen bewogen; het meisje bad. Een intense warmte beving hem. Hij zou haar in zijn armen willen nemen en haar tot het einde tegen zich aangedrukt willen houden. Maar hij deed het niet. Hij keek naar Roma. Haar ogen waren dicht. Ze sliep, dacht hij, want er lag een vredige glimlach op haar gezicht. Ook zij kon gerust zijn dat haar jonge leven goed besteed was, wist hij. Ook haar zou hij tot het einde in zijn armen willen houden. Ivana wiegde heen en weer in haar slaapzak. Ze had haar ogen half open, maar hij wist niet of ze werkelijk wakker was. Haar robuuste gezicht stond ernstig. Ze leek zich ook ten volle bewust te zijn van de onherroepelijkheid van hun situatie. Het was een lief jong mens, met een groot verantwoordelijkheidsgevoel; altijd gedienstig om iets voor je te doen. Als het leven haar gegund werd, zou ze een goede vrouw worden; de "goede vrouw" uit het boek der -spreu-ken, wier handen altijd dingen zouden maken voor anderen. Haar belofte om non te worden, zou ze mis-schien nog verwezenlijken ook. En ze zou een goede non worden, die zich haar leven lang zou wijden aan de ander. Tosh had zijn ogen wagenwijd open maar hij zag niets en er lag niets op zijn gezicht te lezen. Als hem het leven gegund werd, dacht hij, zou hij een groot geleerde worden, die de mensheid veel te bieden zou hebben. Paddy hing in een vreemde houding met zijn benen naar het plafond gericht, zijn gezicht van hem weggedraaid. De jongen was veel veranderd de laatste maanden en had hoe langer hoe meer belangstelling getoond voor de bijbellezingen van Roma. 'God laat ons leven...!' smeekte hij in zijn gedachten en sloot zijn ogen weer en doezelde weg, zich verbaasd afvragend waarom niemand enige wezenlijke doodsangst toonde. Ook hijzelf was beslist niet in paniek, ondanks de zekerheid die er bij hem was, bij hem in ieder geval, dat de kans groot was dat de bemanning van de Discouvery zes lijken zou aan-treffen.. Even later schrok hij weer wakker. Hij wilde op zijn horloge kijken om te zien hoeveel tijd er verstreken was maar dwong zich het niet te doen. Het zou hem òf teleurstellen òf te veel angst geven. In een wazig beeld, half wakend, half dromend, zag hij de Discov-ery voor zijn ogen. Het vertrek ervan uit een baan rond Mars was tien dagen geleden via de holocom naar hen uitgezonden. Het was een vreemd uitziend schip, heel anders dan het hunne; een expeditieschip, dat eruitzag als een groot wiel, met een dikke pijp er middenin, die de voortstuwingsmachinerie bevatte en tegelijk als as fungeerde voor het wiel dat ronddraaide om door zijn middelpunt vliedende kracht kunstma-tige zwaartekracht op te wekken. Hij was zeer benieuwd hoe het er binnenin uit zou zien. In ieder geval heel anders dan de Arthur Clarke. Het moest nu, astronomisch gezien, vlak bij hen zijn. De kwestie was feitelijk, dat de Discovery een bepaalde koers had en de Arthur C. Clarke zijn eigen koers en de koers van de Discovery was zo gepland dat beide schepen op een gegeven moment op vrijwel hetzelfde punt moesten zijn. De Discovery bemanning deed zijn uiterste best om dat moment zo ver mogelijk naar voren te halen. De Arthur Clarke kon niets meer aan zijn koers veranderen. Noch meneer Jones, noch Captain Dolsing hadden de juiste tijd van het rendez-vous opgegeven en dat was op zich een veeg teken want zij moesten het exakt kennen. Het beeld van het vreemde wielschip begon voor zijn geestesogen alsmaar sneller rond te draaien, tot het een wazige vlek werd en vervaagde uit zijn gedachten. Hij viel weer in slaap, niet omdat hij moe was, maar omdat hij zich dwong te slapen, omdat het de tijd het snelste doodde en zijn aktiviteit reduceerde. Plotseling schrok hij wakker. Hij wist niet waarom. Hij voelde zich zo suf, dat het even duurde voor hij besefte dat het waarschuwingssig-naal van zijn horloge afging en het vereiste weer enkele sekonden voor het tot hem door drong dat het een indikatie van gevaar was, dat het aktie van hem eiste, dat het zuurstofgehalte in de lucht te laag was geworden. Het betekende dat hij ontzettend lang had geslapen, dat er vele uren voorbij waren gegaan, zonder dat hij zich daarvan bewust was geweest, dat ze nog maar nauwelijks een dag -- geen etmaal meer -- af waren van hun redding, of.... hun dood. Hij ademde zwaar. De lucht was om te snijden. Als hij niet gauw de zuurstofmaskers aansloot, zouden ze bewusteloos raken. Had hij zo lang geslapen omdat hij in wezen half bewusteloos was geweest? Dat had hen dan nu fataal kunnen worden.... Of... misschien was het wel beter ge-weest, als hij niet wakker was geworden... Het zou de dood over hen hebben gebracht, zonder dat ze het zich ook maar in de verste verte realiseerden. Heel langzaam en als het ware vertraagd door de loom makende lucht, trok hij zijn slaapzak open, eigenlijk nog steeds niet goed beseffend dat hij tot aktie moest komen. Het was meer onderbewust dan bewust dat hij tot handelen overging. Hij kroop als een slak uit zijn slaapzak, zelfs zonder zich te realiseren dat zijn "soepjurk", zoals hij de -kussen-slopen had genoemd, om zijn middel zat gerold zodat zijn onder-lijf ontbloot was. Niemand zag dat echter, en als ze het al zagen zouden ze er met hun suffe hoofden geen aandacht aan besteden. Als een soort gekonditioneerde reaktie op het signaal duwde hij zich traag naar de kleine kabine en pas toen hij daar de maskers zag liggen, drong het benul tot hem door dat ze nu al dreigden te sterven door zuurstofgebrek in de lucht. Hij stak traag de pijpjes aan de uiteinden van de slangetj-es in de ventielen van de reserve tank en rolde de slangen uit. Bij terugkomst op het dienstdek zag hij dat de anderen ook wakker waren geworden, maar hun ogen stonden lodderig. Hij reikte Tosh en Paddy de eerste twee maskers aan, die samen op één ventiel zaten. Twee andere gaf hij aan Ivana en Miranda en van de resterende twee nam Roma er één van hem over. "Waar zijn de voedseltabletten?" vroeg hij aan Roma. Ze wees naar de tafel. Hij had ze er zo kunnen zien liggen, maar was te versuft om nog iets te konstateren. Hij haalde ze en reikte er elk van hen een aan. Vervolgens pompte hij een beker vol water en liet hen elk om beurten wat drinken. Tenslotte nam hij ook zelf een tablet, dronk ook enkele slokjes water en keerde zich toen weer om. Het was de hoogste tijd. Hij voelde zich duizelig worden. "Maskers op." kommandeerde hij zacht en deed het ter demonstratie zelf voor door zijn eigen masker op zijn gezicht te zetten, zodat neus en mond erachter verdwenen. Hij haalde de elastische band over zijn hoofd en op datzelfde moment begon de frisse lucht zijn mond binnen te stromen. De zuivere lucht die in zijn longen spoot maakte hem op slag klaar wakker. De dufheid viel van hem af. Hoe makkelijk zou het geweest zijn als hij het signaal had uitgeschakeld... Ze zouden hun stervensmo-ment niet eens hebben ervaren... De dood zou als een dief in de nacht over hen zijn gekomen. Hun laatste dag was aangebroken. Vandaag moesten ze gered worden of... sterven. Over dertien uur ongeveer, zou de klok definitief voor hen luiden, zij het symbolisch. Hoe zei de Engelse predikant dat ook weer? "De dood van eenieder vermindert mij, want ik ben een deel van de mensheid. Vraag daarom niet voor wie de klokke luidt; hij luidt voor jou..." Hij kroop terug in zijn slaapzak. Het leek een wrede speling van het lot dat het reddingsschip hen juist vandaag moest bereiken; niet gisteren, niet morgen, maar vandaag! De laatste dag.... alsof het noo-dlot hen tot het uiterste wilde tarten. Hij keek weer naar ze, één voor één en zijn hart bloedde. God, laat ze leven! riep hij wanhopig in zichzelf. Roma keek ononderbroken naar hem en hij wist dat zij wist wat hij dacht, wat hij voelde. Er waren tussen hen tweetjes bijna geen woorden meer nodig om te weten wat ze dachten, wat ze voelden. Haar ogen zeiden: "Moed houden, Jack. Als jij de moed opgeeft zijn we allemaal verloren." De enige die er heilig van overtuigd was dat ze gered zouden worden was Miranda, wist hij. Voor haar bestond er geen twijfel. Hij had alles goed geregeld, volgens haar. Zij had een onwrikbaar vertrouwen in hem. Hij keek naar haar. Ze dreef onbeweeglijk naast hem. Hij kon door het masker op haar gezicht niet meer zien of haar lippen bewogen, maar vermoedelijk bad ze. Ze bad veel. Waarschijnlijk bad ze haar rozenkrans. Hij had altijd nogal sceptisch gestaan tegenover dat soort geprevelde formule gebeden maar nu deed het hem goed te weten dat zij juist door die voortdurend herhaalde gebeden alsmaar met God bezig was. Ze had het wel eens hardop gedaan. De dreunende gebeden, die in de meeste gevallen volkomen gedachtenloos werden opgezegd, waren uiteindelijk toch een kdoorlopende kommunikatielijn naar God, een gericht zijn op God en daarom zou het God zeker welgevallig zijn. God was liefde, zo leerde het christendom; God was volmaakte liefde en dat hield in dat Hij hen allen liefhad, elk van hen persoonlijk en dus kende Hij van elk van hen hun gedachten en gevoelens en dus wist Hij ook van hen stuk voor stuk dat ze het goede bedoelden. Hij zette het alarm van zijn horloge op zes uur later om niet te vergeten dat ze zich tegen die tijd moesten wassen en aankleden. Dat had hij met Roma afgesproken. Ze zouden netjes gekleed en althans een klein beetje opgefrist gevonden worden, al was het waarschijnlijk als nette lijken. Het was heel vreemd, maar binnenin hem leek het of twee volkomen tegenstrijdige gevoelens met elkander in gevecht waren. Het ene was de wanhoop geboren uit angst voor de dood; het andere was er een van stoï-cijnse gelatenheid. Of, was dat een onderschatting van zijn eigen gevoe-lens? Was het niet eerder de hoop van zijn geloof? Toch ook wel fatalis-me. Wat er ging komen moest dan maar komen. Het enige wat ze konden doen was hun zuurstofverbruik zo veel mogelijk beperken. Verder niets. "Slapen, navelstaren en bidden." zei hij weer met dof stemgeluid vanachter zijn masker. "En vertrouwen op God." zei Miranda ook met geheel vervormd stemge-luid vanachter haar masker. Hij keek naar haar en glimlachte, maar dat kon ze door zijn masker niet zien. Het kind begreep dus wel degelijk hoe ernstig de situatie was, maar haar vertrouwen op God en op hem was groter dan haar angst. Hij trok zijn rechterhand uit zijn slaapzak en streelde haar door haar zonblonde haren. God, geef mij een beetje van haar vertrouwen. bad hij in zichzelf. Het was alsof de heldere blauwe ogen van het meisje hem nu moed inspraken. Meneer Jones had oorspronkelijk voorgesteld dat ze in de voor-kabine zouden gaan zitten, omdat daar, bij elke stoel een aansluitings-ventiel voor de zuurstofmaskers zat, maar Jack had hem direkt gevraagd of het niet mogelijk was de zuurstofmaskers op het -dienst-dek aan te sluiten. Ze hadden, naar zijn eigen overtuiging, gewoon de beste kans zo dicht mogelijk bij de luchtsluis. Bovendien was het op het dienstdek veel makkelijker om de ruimtepakken als reserve voorraad te gebruiken. Meneer Jones had gezegd: "Jack, jongen, jouw ideeën zijn beter dan die van alle kommissies van geleerden bij elkaar." Hij zat er dan ook zelf midden in, in tegenstelling tot al die geleerden. Zelfs de groep in het simulatieschip was niet in staat hun situatie volledig na te bootsen, want ze waren al een week geleden met hun schip teruggekeerd naar de aarde. Als je wakker was kropen de uren voorbij. Het leken geen uren meer, maar dagen. Hij dwong zich om niet telkens op zijn horloge te kijken om niet iedere keer opnieuw teleurgesteld te worden. De zuurstof uit de reservetank was letterlijk een verademing bij de bedompte lucht die ze de laatste dagen hadden ingeademd. Het enige probleem was dat ze het zuurstofgehalte ervan niet konden verlagen om er langer mee te doen en het grote nadeel ervan was bovendien dat je bij deze frisse lucht in je longen niet zo makkelijk in slaap viel en dus je angsten niet kon wegmoffelen naar je onderbewuste. Hij trok zijn linkerhand uit zijn slaapzak en streelde Roma zacht over haar wang. Hij wist dat ze achter haar masker probeerde te glim-lachen en haar ogen zeiden: "Moed houden, Jack... Moed houden." Maar wat had het voor zin moed te houden als je wist dat je kansen minimaal waren en je er zelf helemaal niets aan kon doen. "Als jij de moed opgeeft ..." zeiden haar ogen, "Zijn we allemaal verloren." "Waarom?" vroeg zijn hart en het straalde uit zijn ogen naar haar toe. "Waarom? Ik kan ons niet redden." "Jawel, Jack," zeiden haar ogen. "Jawel.... jij kunt ons redden door ons te dwingen moed te houden en rustig te zijn. en te slapen en te bidden." Hij keek haar heel indringend aan. Haar ogen zeiden: "Ik heb je lief!... Ik heb je zielslief. Ga slapen m'n schat." Hij sloot zijn ogen maar de slaap wilde niet komen. Hij had te veel geslapen. Hij vroeg zich af hoe het zou zijn als de laatste adem-tocht zijn longen was binnengestroomd en er daarna niets meer kwam. Het moest een afschuwelijk moment zijn. Het moest heel iets anders zijn dan je adem inhouden. Snakken naar adem die niet kwam, niet omdat je keel werd -dichtge-knepen, maar juist terwijl je keel wagenwijd open stond en er niets meer was om in te ademen. 'O, God, O, God,... wees ons genadig! Vergeef ons alles wat we hebben fout gedaan... In Uw handen bevelen wij onze geest.' bad hij. Het gebed bracht hem tot rust. Hij sloot zijn ogen weer. 'Slapen m'n schat!' Met haar ogen had ze het gezegd, maar het was eenvoudiger gezegd dan gedaan. Goed beschouwd was het al buitengewoon verbazingwek-kend dat ze in de afgelopen maanden en weken hadden geleerd zichzelf op elk moment van de dag tot slapen te dwingen. Alsof ze oude mensen waren, die uitgeblust waren en gelaten wachtten op de dood. Maar zelfs dat kwam in deze eeuw van medische vorderingen al veel minder voor dan vroeger. Hij keek rond en zag dat de anderen, op Tosh na, hun ogen dicht hadden, terwijl ook Tosh, ondanks zijn open ogen, niets scheen te zien. Hij sloot zijn ogen en probeerde weer te bidden. God, laat me slapen... Het wachten duurt zo lang,.... zo lang.... Onze Vadeer,... Alle sterren dansten! De Discovery draaide als een dolgeworden tol om zijn as en raasde van hen weg, achter het blauwe licht aan, dat hoe langer hoe groter werd en recht op Ganymedes afstoof om de reuzenmaan te verslinden. Hij moest naar het kommandodek om Captain Dolsing te waarschuwen, anders zou de Discovery worden meegesleurd en op Ganymedes te pletter slaan! Maar hij was niet in staat ook maar één vin te ver-roeren... Zijn hart bonsde in zijn keel. Hij moest alarm slaan! alarm...! Hij schrok wakker en opende zijn ogen wagenwijd. Toch duurde het nog zeker tien sekonden voor hij besefte dat zijn horlogewekker afliep. Met zijn rechterhand drukte hij het alarm uit. Hij was er weer in ges-laagd urenlang te slapen, al was het nog zo onrustig geweest. Hij moest plassen. Hij trok zijn slaapzak open en begaf zich voorzichtig naar de kleine kabine, zijn best doende te voorkomen dat de slang van zijn masker verward raakte met een van de andere. Het was tijd om zich te wassen en aan te kleden maar met al die slangetjes was het beter dat ze bleven waar ze waren. Toen hij klaar was, bleef hij in de deuropening van de service kabine zweven in zijn kussensloop soepjurk en zei: "We gaan ons wassen en aankleden." Diep in zijn binnenste voelde hij even de neiging om eraan toe te voegen: 'Om als nette lijken gevonden te worden.' maar hij zei het niet. "Probeer eerst allemaal naar het toilet te gaan." voegde hij er met doffe stem -vanach-ter zijn masker aan toe. Hij keek Roma aan, die knikte en uit haar slaapzak kwam. Hij hoopte dat ze het daarna allemaal zouden volhouden tot het einde. Roma's kussensloop jurk was ook een eindje omhoog gekropen, zodat haar benen bijna geheel zichtbaar waren, maar ze kwam kennelijk niet op de gedachte haar jurk omlaag te trekken. Ze was zo mooi, zo slank, en toch riep haar aanblik geen enkele vorm van hartstocht in hem op. Ze voelden al lang geen schaamte meer voor elkaar, omdat ze in staat waren in elkanders bewustzijn door te dringen, waardoor hun uiterlijk niet meer van belang leek. Roma bewoog zich langzaam langs hem heen de kleine kabine in, waarbij ze even zijn arm aanraakte om er een kneepje in te geven. Hij maakte zijn eigen slaapzak en die van haar los van de wand en rolde ze op. Toen ze, ongeveer vijf minuten later terug kwam volgde Miranda haar voorbeeld, zich ook uiterst voorzichtig bewegend en oplettend dat de slangen niet verward raakten. Daarna ging Ivana, toen Paddy en tens-lotte Tosh. Intussen rolde hij ook hun slaapzakken op en legde ze alle-maal op de werktafel. Het hele ritueel had bijna een uur in beslag genomen, dacht hij. Hij pakte de emmer en drukte hem midden tussen hen in tegen de vloer aan. Er zat een kleefrand aan de bodem, zodat hij niet weg kon zweven. "Nu allemaal uitkleden." zei zijn doffe stem vanachter zijn masker, waardoor de toestand nog onheilspellender leek. "Let op hoe ik het doe." zei hij en trok zijn kussensloop jurk tot boven zijn -schou-ders, zijn armen eruit, zodat het ding als een dikke das om zijn hals bleef zitten. Daarna verwijderde hij het masker, zijn adem inhoudend en trok het -proviso-rische kledingstuk over zijn hoofd weg om vervolgens het masker weer snel op te zetten. "Hou je adem in terwijl je het masker af hebt." zei hij. Ze deden het hem allemaal na, zonder de minste schroom of nieuws-gierigheid ten aanzien van elkaar. Zelfs Paddy had daar geen last meer van. Geheel naakt bewoog hij zich naar de tafel en pakte de washandjes, die hij uitdeelde. "Om je gezicht te wassen, ook even je masker afdoen en je adem inhouden." zei hij en deed het zelf voor, door eerst op de sifonknop van de emmer te drukken en zijn washandje kletsnat te maken. Hij droogde zijn gezicht met zijn eigen kussensloop jurk af. Iets anders hadden ze niet meer. Het was goed beschouwd een vertederend gezicht, bedacht hij in-eens, zoals ze daar met z'n zessen geheel naakt rond de emmer zweefden, slechts hun mond en neus bedekt door de maskers. Toen ze zich geheel gewassen hadden, al was het zonder zeep, reikte hij ze hun kleren een voor een aan en deed hen weer voor hoe ze hun bovenkleren over hun hoofd moesten halen door even het masker af te zetten en de adem in te houden. Het was wat onwennig om weer kleren aan te hebben. Voor het eerst na ruim drie maanden deden ze zelfs hun schoeisel weer aan. Tenslotte zette hij de emmer weer terug onder de werktafel en de kussensloop jurken en natte washandjes erop. "En nu weer allemaal proberen te slapen, of te navelstaren en vooral veel te bidden." zei hij en schoof voorzichtig achter Roma langs tussen haar en Miranda in en sloeg zijn rechterarm om het hoog blonde kind heen en zijn linker om zijn steun en toeverlaat: Roma. Hij trok hen allebei dicht tegen zich aan, terwijl ze vrij in de lucht zweefden, zonder met hun voeten de vloer aan te raken. Miranda vleide haar hoofd tegen zijn schouder, zodat haar zachte blonde haar tegen zijn wang streelde. Roma greep zijn hand vast, die in haar zij lag en klemde hem in haar -vin-gers, alsof ze niet van plan was hem ooit in haar leven nog los te laten. Nu moest hij wakker blijven, dacht hij. Het zou nog maar een paar uur duren voor het alarm zou gaan dat aangaf dat de noodtank leeg was. Hij mocht het risiko niet lopen dat hij het alarm niet zou horen. Hij voelde zich warm worden, niet omdat hij nu weer helemaal gekleed was, maar door zijn hart, door zijn overstelpende liefde vooral voor de twee meisjes, die hij in zijn armen hield. Als hij sterven moest, wilde hij zo sterven, met Roma en Miranda in zijn armen; zo voor God verschijnen, met een hart, overlopend van intense liefde. Maar stel je nu eens voor dat er toch geen God was... zoals zovele mensen geloofden... dat de dood finaal was... dat het leven eenvoudig zou ophouden te bestaan... dat er niets meer zou zijn,... helemaal niets ... hij niet meer zou bestaan... Miljoenen mensen leefden in die overtuiging. Per slot van rekening was de idee van een opperwezen, dat door en uit zichzelf bestond, dat geen begin en geen einde had, een zo onbegrijpelijke veronderstelling, dat het tegendeel inderdaad geen verwerpelijke gedachte was. Het was niet de eerste keer dat die twijfel bij hem opkwam. Toen hij nog een puber was en recalcitrant als de meeste pubers, had de gedachte aan een wereld zonder schepper van tijd tot tijd meer aanvaardbaar geleken. Toch had hij haar steeds opnieuw verworpen. Hoe onmogelijk en onbegrijpelijk de idee van een God ook was, hij was niet bij machte te geloven dat er een wereld kon bestaan zonder God, zonder Schepper, zonder oorzaak. God moest bestaan en omdat Hij bestond en de Maker was van al het bestaande, moest Hij oneindige liefde zijn. De gedachten warrelden door zijn hoofd, als mieren die zich van hot naar haar bewogen. Hij wilde bidden maar kon alleen maar herhalen: 'God, laat ze leven!' 'Laat hèn leven!' bad hij. Zijn eigen leven deed er niet meer toe. Als zij maar mochten blijven leven. Het was vreemd, heel vreemd, maar op een of andere manier voelde hij zich toch gelukkig; gelukkig, omdat ze de afgelopen maanden geleerd hadden lief te hebben, werkelijk diep en pretentieloos lief te hebben; omdat ze geleerd hadden er uitsluitend voor elkander te zijn zonder enige andere behoefte dan de ander bij te staan, zoals in de periode van de tweede versnelling, toen hij ze allemaal drie dagen lang had moeten helepen om naar het toilet te gaan en ze zelfs moest helpen erop te gaan zitten. Het was allemaal zo vanzelfsprekend geweest, want alleen konden ze het niet, door de totale verslapping van hun spieren. Hijzelf was de enige ge-weest, die dankzij zijn hogere aktiviteit in staat was geweest zich overeind te houden en te verplaatsen, al was het met grote -moei-te. Pas na drie dagen konden ze zichzelf weer alleen overeind houden en bewegen, zij het als stokoude mensjes, die zich overal moesten vasthouden om niet door hun benen te zakken. Het leek nu een eeuwigheid geleden dat ze van Mars vertrokken, elk van hen vol illusies en verwachtingen over wat hen te wachten stond op aarde en vol opwinding over de fascinerende ruimtereis die ze gingen maken. Ondanks de eeuwigheid die achter hen lag, leek nu de langste eeuwigheid aangebroken, een eeuwigheid van uren en minuten. In werke-lijkheid was het slechts weinige uren geleden dat de dag die voor hen lag een eeuwigheid scheen; nu waren het de uren die komen gingen en straks wellicht de minuten en tenslotte zelfs de sekonden! De relativi-teit van de duur, die heel iets anders was dan die van de tijd... Tijdens de tweede versnellingsperiode van zeven dagen had hij hen alle aktiviteit radikaal verboden. 'Zalig nietsdoen' luidde een oud gezegde, maar ze wisten nu stuk voor stuk dat er niets onzaligers was dan helemaal niets doen. Ook een ander gezegde bleek, althans in hun geval, niet op te gaan: 'Ledigheid is des duivels oorkussen.' want voor zover hij had kunnen nagaan waren ze geen van allen tot onzalige gedach-ten gekomen. De dag dat de Discovery vanuit een baan rond Mars vertrokken was om hen te komen onderscheppen, waren ze allemaal in een uitgelaten stemming geweest, alsof ze al gered waren. Hijzelf had zich ook opgewon-den gevoeld, vooral bij het zien van het machtige expeditieschip, dat speciaal was uitgerust om hun redding mogelijk te maken. Maar hij had zich er niet door laten meeslepen en was erin geslaagd hen weer tot kalmte te manen. "Ze zijn er nog lang niet," had hij gezegd. "Ze moeten een heel lange en ingewikkelde baan gaan vliegen om ons te kunnen onderscheppen." Maar toch.... ook hij had zich niet aan een gevoel van opluchting kunnen onttrekken. Ze waren per slot van rekening uit een baan rond Jupiter vertrokken met een tekort van twee volle weken aan zuurstof en nu zou het nog slechts een kwestie van dagen, uren en minuten zijn. ... Dat was tien dagen geleden! Ze leefden nog, maar hoe...? Op een nood voorziening, die over enkele luttele uren en minuten was uitgeput... Minuten... minuten... meer niet... en ze hadden zelf geen enkele mogelijkheid meer om er nog iets aan te veranderen, op datgene na wat ze nu deden. Hij wilde dat hij een fakir was, zoals waarover Tosh had verteld, dat ze allemaal fakirs waren, maar alleen Toshz zelf leek een dergelijke toestand dicht te benaderen. Hij kon werkelijk urenlang volkomen bewegingloos in de lucht zweven, alsof hij niet meer leefde. Zijn ogen vielen dicht en hij droomde dat hij sliep en wakker moest worden. In zijn droom vocht hij tegen de slaap. Open je ogen! riep hij tegen zichtzelf. Doe je ogen open! Hij opende ze en zag dat de anderen allemaal sliepen. Onvoorstelbaar, dat ze nu zo veel konden slapen, terwijl ze al zoveel geslapen hadden. Het had er alle schijn van dat ze zichzelf als het ware tot slaap hypnotiseerden. Roma's vingers waren verslapt om zijn hand. Hij voelde de warmte van haar lichaam tegen zich aan en onder zijn hand en dacht: 'O, mijn God, laat haar leven! Laat haar alsjeblieft leven!' Heel voorzichtig draaide hij zijn ogen naar haar gezicht. Ze sliep vredig. Ze waren nu al weken lang in staat zich bijna konstant in een toestand tussen waken en slapen te bewegen. Miranda's voorhoofd lag tegen zijn hals aan. Ook zij sliep vredig. Ze zweefden nu gedrieën ongeveer een meter van de vloer af in horizontale houding, voor zover je in gewichtloze toestand van een horizontale houding kon spreken. Tosh leek rechtop in de lucht te staan, zonder dat zijn voeten de vloer aanraakten. Je kon echter alleen maar van "rechtop" spreken dankzij het feit dat vloer en plafond in verschillende kleuren geschilderd waren om een zo normaal mogelijke toestand na te bootsen. Daarom leek het alleen maar vreemd, terwijl het in werkelijkheid volkomen natuurlijk was. Ivana had haar knieën opge-trokken zodat ze een zittende houding had aangenomen met haar armen gekruist, alsof ze met haar handen haar borsten wilde beschermen. Haar hoofd was lichtelijk achterover gericht, in een ogenschijnlijk ongemak-kelijke houding, maar in werkelijkheid maakte het geen enkel verschil. Paddy dreef met zijn voeten -omhoogge-richt - hoewel er feitelijk geen omhoog bestond - naast haar. Hij keek recht tegen de zolen van zijn sandalen aan. Hij sloot zijn ogen weer, hoewel hij zich vast voornam niet meer in slaap te vallen. Dat was hij echter al eerder van plan geweest, maar hij had zich onderbwust toch weer tot slaap gehypnotiseerd. Het kon echter niet lang meer duren voor het alarm weer zou afgaan. Alsof het mechanisme zijn gedachten had gelezen, ging het op datzelfde moment schel af, zodat hij er toch nog van schrok. Hij liet Roma en Miranda abrupt los, trok even het masker voor zijn gezicht weg en riep hard: "Allemaal wakker worden!" Het was zo ver... De noodvoorraad zuurstof was op. Langzaam bewoog hij zich naar de kleine kabine, door zich met zijn hand langs de wand in de goede richting te duwen. Bij de ventielen van de slangen keerde hij zich om, terwijl hij er één van vastpakte en keek welke maskers erop aangesloten zaten. "Miranda, Ivana!" riep hij, "Adem inhouden tot ik je roep!" Hij trok hun aansluitpijpje uit het ventiel van de reservetank en greep met zijn andere hand een van de ruimtepakken om het pijpje in het ventiel daarvan in de halsring te drukken. "Ja!" riep hij vanachter zijn masker, de laatste teugen zuurstof uit de tank in zijn longen zuigend. "Heb je adem?" Miranda en Ivana knikten allebei. Toen herhaalde hij de operatie met de slangen van Tosh en Paddy en tenslotte trok hij ook het laatste pijpje uit het ventiel, waarop Roma en hij waren aangesloten. Met ingehouden adem duwde hij het pijpje in het ventiel van het derde ruim-tepak. Zijn vingers trilden. Even leek het of het pijpje er niet goed in ging maar toen hij nog eens doordrukte, voelde hij de frisse zuurstof zijn mond weer instromen. Hij haalde éénmaal diep adem en riep: "Ja!" Toen hij naar Roma keek zag hij dat ze al weer rustig ademde. Voor de zekerheid maakte hij nog even gebruik van het toilet en wierp gelijktijdig een blik op de meter van de zuurstoftank. Hij stond op nul... Terug op het dienstdek zei hij: "Als er nog iemand naar het toilet moet, doe het dan nu." De meisjes maakten er alle drie gebruik van. Tosh en Paddy hadden er blijbaar geen behoefte aan. Nadat ze terug waren, pakte hij de holobloks met zijn logboek en het dagboek van Roma van de werktafel en hing het zijne met het eraan gemaakte bandje om zijn linkerpols en gaf Roma het hare. Vervolgens trok hij Miranda en Roma weer dicht tegen zich aan. Stervend of levend, wilde hij die twee voor altijd in zijn armen hebben; de een als kind, dat zijn liefde en bescherming zo dringend nodig had, de ander, als zijns gelijke, zijn steun en toeverlaat, die niet meer uit zijn leven weg te denken was. Roma draaide zich op haar zij, legde haar rechterarm om zijn rug en drukte haar voorhoofd tegen zijn wang. Er ging een vreemde trilling door hem heen, alsof hij de wereld verliet en voor één eindeloos moment de tijdloosheid ervoer. Hij sloot zijn ogen. Nu hoefde hij niet meer wakker te blijven. Als ze sterven moesten, dan maar liever in hun slaap. 'God laat me slapen...' bad hij, en zijn hart begon heftig te kloppen, omdat de slaap nu niet meer kwam. Hij zag de gezichten voor zich van zijn vader en moeder en zijn twee jongere broers, en hoorde de stem van zijn vader, die zei dat hij gerust kon zijn over zijn leven. Waarschijnlijk deden ook zij al maanden nauwelijks nog iets anders dan bidden, bidden voor hem en vertrouwend op het wonder, want zijn vader zou zeker begrijpen hoe hun werkelijke toestand was. Hij had meneer Jones op het hart gedrukt om hem dat in ieder geval wel te vertellen en meneer Jones leek hem er de man niet naar, om het te hebben verzwegen. Als het al niet lang geleden gedaan was, was het nu inmiddels zeker wel gebeurd, anders zou de schok -onver-draaglijk voor hun ouders en familie worden, als ze het niet haalden. 'Is mijn leven in Uw ogen welgevallig geweest, o, Heer?' vroeg hij biddend. 'Hoeveel pijn heb ik mijn ouders niet gedaan met mijn eigenzin-nige domheden, als opgroeiende puber? God, vergeef het mij,' bad hij 'En als ik mag blijven leven, Heer, geef mij dan de moed en de kracht om mij in dienst te stellen van U en de mensheid.' Hij richtte zijn ogen naar het plafond en zocht een punt dat hij kon gebruiken om naar te staren, zoals Tosh leek te doen. Maar er was geen enkel punt. Het plafond was geheel egaal geschilderd in een licht gele kleur. Toen viel zijn oog op het rode lichtje boven de deur naar de gang naar het voorschip en hij besloot daar naar te staren. Rood was een akelige kleur, vond hij ineens. Het deed hem denken aan bloed. Maar wat was er akelig aan bloed? Op zich niets, natuurlijk! In tegendeel! Het was het levensvocht bij uitstek. Het was alleen akelig als het bloedde. Maar zij zouden niet bloeden. Ook niet om te sterven. Als ze stierven zou hun bloed slechts stollen, anders niets. 'Mijn God, ik wil leven!' riep hij wanhopig uit in zijn geest. Hij voelde weer, hoe zijn hart in zijn keel begon te kloppen. Angst... Angst voor de dood... Zouden ze die allemaal voelen, nu? Miranda? Nee, Miranda niet. Miranda was er heilig van overtuigd dat ze gered zouden worden. En Roma? Haar borst en buik bewogen rustig op en neer terwijl haar longen zich volmaakt regelmatig vulden met de frisse zuurstof. Had ze zich op haar jonge leeftijd al verzoend met de gedachte aan de dood? Hij kon het zich niet voorstellen. Ivana keek naar hem, zag hij, alsof ze met haar ogen zekerheid zocht; alsof ze wilde weten of hij ook bang was. Hij moest haar niet laten zien dat hij bang was, letterlijk doodsbang! Het meest eigenaar-dige was wel dat Paddy geen enkele angst toonde. Hoe vaak was die jongen niet tot hysterie vervallen, op momenten dat er geen enkele aanleiding was voor direkte angst. en nu, met de dood voor ogen, leek hij volmaakt kalm. Of was hij er misschien in geslaagd alle gedachten uit zijn hoofd te bannen, door gewoon helemaal nergens aan te denken? Hij wou dat hijzelf nergens aan kon denken, gewoon helemaal leeg kon zijn, maar het lukte hem niet. Hij wendde zijn ogen weer af van het rode lichtje omdat het hem begon te steken. Hij sloot zijn ogen en voelde hoe hij tot rust kwam, de rust van de gelatenheid, omdat er niets was wat hij doen kon dan zich-zelf proberen te dwingen tot slapen. Maar hij had al zo veel geslapen.... Zijn ogen prikten... Hij schrok wakker maar wist niet waarvan. Hij keek over Roma heen op zijn horloge en het scheen hem toe dat zijn hart op datzelfde moment stil bleef staan. Er waren méér dan drie uur verstreken sinds hij de zuurstofmaskers op de ruimtepakken had -aange-sloten! Dat kòn helemaal niet! Dan had hij minstens twee uur geslapen! Dan moest hun zuurstof op zijn! Wat was dat...? Het was net alsof er iets tegen het schip aan stootte... Een vreemd, dof geluid, dat door de wanden werd weerkaatst... Hij voelde zich over zijn hele lichaam ijskoud worden. Zijn haren rezen stijl overeind en zijn hele huid veranderde in kippenvel. Het... rode licht... boven ... de deur... van de ... luchtsluis... floepte ... aan... ! Het leek alsof hij op slag totaal verstijfde. Hij zag niet dat ook de anderen wakker waren geworden en dat er nu zes paar ogen als gehypnotiseerd naar het rode lichtje staarden. Hun redders waren er! De buitendeur van de luchtsluis was open gegaan! Dat was het, wat het rode lichtje vertelde, ... maar wat duurde dat lang, afschuwelijk lang! God, waarom duurde het zo lang?! Waarom ging de binnendeur maar niet open? Waarom veranderde het rode lichtje niet in groend?! Waarom maakten ze niet meer haast?! Hun zuurstof moest op zijn! Er kòn niets meer zijn! Ze hadden er al veel langer mee gedaan dan mogelijk was onder normale omstandigheden. Elk moment kon hun laatste ademtocht aangebroken zijn! God, laat ze opschieten! ... laat ze opschieten! Eindelij, na wat een eeuwigheid leek, sprong het rode licht op groen en schoof de deur van de -lucht-sluis met een zacht zoemend geluid open. Jack voelde hoe zijn zenuwen op springen stonden. Met een man in ruim-tepak kwam er een golf van frisse lucht binnen en de man klapte zijn helm open en riep hard de sluis in: "Ze leven!" Uit de verte klonk als een echo een vrouwenstem die ook riep: "Ze leven!" Hij kon zich niet meer in bedwang houden. Hij liet Roma en Miranda los en rukte zich zijn masker af maar was niet bij machte iets te zeg-gen. Hij haalde alleen maar heel diep adem, alsof hij maar niet kon geloven dat die lucht zou blijven binnenstromen. De anderen volgden zijn voorbeeld. Zwijgend zogen ze met grote teugen de frisse lucht hun longen in alsof ze van hun leven nog nooit zoiets zaligs geproefd hadden. Jack begreep niet waar de golf lucht zo plotseling vandaan kwam en nog minder, wat er gebeurde, toen er een vrouw binnenkwam, niet in ruimtekostuum, maar in de groene overall van het medisch ruimtevaart personeel. Met van diepe -ontroe-ring verstikte stem zei de vrouw: "We hebben een verbindingsslurf aangesloten. Zijn jullie in staat om zelf over te komen? " Haar ogen stonden vol tranen. Jack knikte, zonder haar te antwoorden. Het enige wat hij zei, met hese stem was: "Miranda, Ivana..." Meer hoefde hij niet te zeggen. De beide meisjes zetten zich in beweging en zweefden de luchtsluis in. "Paddy, Tosh..." herhaalde hij, hees van -opge-kropte spanning. Hijzelf pakte Roma bij de hand en zwijgend zetten ook zij zich in beweging. In het voorbijgaan zei hij, tegen de man in ruimtepak: "U kunt het schip niet verder in. " De man knikte, met opeen geperste lippen, niet in staat iets te antwoorden en Jack was er zeker van dat hij tranen zag in zijn ogen. De slurf was smal en zeker twintig meter lang. Ze waren gedwongen zich er één voor één doorheen te duwen en hij liet Roma voor gaan. In de luchtsluis van wat de Discovery moest zijn, stond weer een man in ruim-tepak, ook met open helm. Hij hielp hen zich een kwartslag te draaien omdat blijkbaar de vloer van de Discovery zich in een andere richting bevond. Buiten de luchtsluis was een soort gang, naar weerskanten licht hellend, waar ze werden opgevangen door een vrouw in het blauwe uniform van het kabine personeel. Jack begreep nu dat de slurf door de luchtdruk erin, in de beide luchtsluizen was geklemd. Daarom had het zo lang geduurd voor hun binnendeur eindelijk open ging. Voor de bemanning van de Discoverywas dit de snelste manier geweest om hen allemaal tegelijk uit de Arthur Clarke te halen, al had het zeker de nodige stuurmanskunst van de piloten geëist. Maar dat alles kon hem nu niets meer schelen. Eenmaal in de gang buiten de luchtsluis, aan boord van de Discovery voelde hij, hoe zijn zenuwen het met een knak begaven, alsof er iets in hem brak. Hij begon over zijn hele lichaam te beven als een rietje en was niet meer in staat ook nog maar één gekontroleerde beweg-ing te maken. Zijn ogen sprongen vol tranen en hij begon volkomen onbe-heerst te huilen. Roma sloeg haar armen om hem heen en zei met ver-stikte stem: "Jack,... lieve Jack... huil maar m'n jongen! Huil maar... Nu mag je eindelijk huilen. We hebben 't gehaald, jongen,... we hebben 't gehaald... dankzij jou!"