24 ANTICLIMAX Heel even leek het of ze weer aan boord van de Arthur C. Clarke waren, drie maanden geleden, toen ze op nauwelijks vijfhonderd kilometer boven het -opper-vlak van de reuzenmaan van Jupiter, Ganymedes passeer-den. Nu was de aanblik echter volkomen anders. Het pokdalige uiterlijk van Mars leek in de verste verte niet op het witte landschap van Ganym-edes. Goed beschouwd was het verwonderlijk dat mensen deze desolate planeet koloniseerden. Maar het weinig uitnodigende oppervlak van hun geboorteplaneet maakte hun stemming niet minder uitgelaten, zoals ze daar weer met z'n zessen zaten in de kleine kabine van een pendelschip dat hen bij de Discovery, in een baan rond Mars was komen ophalen om hen thuis te brengen. Ze waren er bijna. Het zou nog maar een kwestie van nauwelijks meer dan een uur zijn voor ze op de Lacus Solis basis zouden neerstrijken, zes dagen, nadat ze inderdaad op het allerlaatste nippert-je uit de Arthur Clarke waren gehaald. Ondanks alles echter, kon Jack een gevoel van weemoed niet onder-drukken. Diep in zijn hart voelde hij het als een degradatie dat hij niet op het kommandodek van zijn schip zat... zijn schip, dat in weer-wil van de krankzinnige gebeurtenissen, waarin ze op een haar na het leven hadden gelaten, een thuis was geweest. Het liefst was hij aan boord van dat thuis thuis gekomen, maar de Arthur Clarke zou pas over twee dagen Mars bereiken, omdat de vier astronauten die erop waren overgestapt met grote tanks vol voorraden, er pas een volle dag na hun overstap in de Discovery in waren geslaagd de motoren weer te starten. De Discovery, die zich minder dan een kwartier na het rendez-vous met de Arthur Clarke weer los had gemaakt met achterlating van grote brandstof- en zuurstof tanks plus een voedsel container voor de overges-tapte bemanning had direkt daarop zijn koers drastisch gewijzigd. Terwijl het Marslandschap langzaam dichterbij kwam dacht hij terug aan die eerste enerverende momenten van anticlimax. Achteraf schaamde hij zich een beetje dat hij zich zo had laten gaan, maar op dat moment was hij gewoon niet langer bij machte zichzelf te beheersen. Roma leidde hem langzaam de gang door naar een deur, waarheen de vrouw in het blauwe uniform de anderen was voorgegaan, terwijl de vrouw in het groene uni-form haar te hulp schoot en van de weeromstuit zelf ook begon te huilen. Roma huilde niet; ze glimlachte breed, bevangen van een inmens gevoel van geluk. Ze geleidden hem door de deur een langwerpige ruimte in en zetten hem in een stoel aan een eettafel, waar de anderen al zaten. "Hier," zei de vrouw in het groene uniform, "neem een tranquilizer." maar hij schudde heftig met zijn hoofd. Hij wenste zijn emoties niet kunstmatig te onderdrukken. Hij moest het doormaken, want het was een loutering voor hem, die alle spanning van maanden van hem af wierp en dat begreep hij maar al te goed. Roma begreep het ook, volledig, alsof zij al zijn gevoelens zelf ervoer. Ze legde zijn hoofd tegen haar borst en streelde hem. Het kwam geen moment in haar op om zoiets als "stil maar" te zeggen. In tegendeel. Vol liefde en tederheid zei ze: "Huil maar, Jack, huil maar mijn schat." Alleen al door die woorden, vol begrip -uitge-sproken, begon hij te bedaren en kreeg hij zichzelf weer onder kontrole. Hij veegde zijn ogen af met de rug van zijn hand, waarop de vrouw in de groene overall hem een zakdoek aanreikte, die hij gretig aannam om er zijn gezicht mee af te drogen. Er ging een andere deur open in het vertrek en eerst wat vaag, door zijn betraande ogen zag hij een man binnenkomen, in het uniform van de gezagvoerder. Hij herkende hem als Captain Dolsing maar nu stond zijn gezicht niet ernstig, maar breed lachend. "Ik moet heel even kennis komen maken met jullie," lachte hij. "Vooral met de beroemdste ruimtevaarder van deze eeuw. " De lach verdween van zijn gezicht toen hij het van tranen be-smeurde gezicht van Jack zag. Heel even aarzelde hij, om direkt daarop naar hem toe te komen en zijn hand op Jacks schouder te leggen. "Jack, man, ik denk dat mijn zenuwen het veel eerder zouden hebben begeven dan de jouwe." zei hij ontroerd. "Jij was waarschijnlijk de enige die werkelijk wist dat het op het nippertje was." Jack knikte. Hij haalde diep adem en zei met schorre stem: "Jaaa..., hoouit minuten.... hooguit minuten." "Niet eens, Jack," zei de gezagvoerder. "Ik heb net gehoord dat er nog voor geen minuut zuurstof meer in de pakken zat. We hebben duivels-kunsten uitgehaald om op tijd te komen en om je eerlijk de waarheid te zeggen, ik had niet gedacht dat we het zouden halen.. Ik heet ook Jack." vervolgde hij, "en het is voor het eerst van mijn leven, dat ik apetrots ben op die naam." Jack lachte. Hij was zijn zenuwen weer de baas en maakte zich los uit de omarming van Roma. "Sorry," zei hij. "Ik moest 't even kwijt." "Dat begrijpen we allemaal." antwoordde de gezagvoerder. "Neem me niet kwalijk, maar ik moet terug naar de bok. We zijn bezig jullie schip te bevoorraden en moeten zo snel mogelijk weer los. Tussen twee haakjes, Dr Jones laat jullie groeten. Hij kreeg bijna een hartverlamming van geluk toen hij hoorde dat jullie in leven waren. Hij verscheen lijkbleek op de holocom en kon de eerste minuut geen woord uitbrengen. Volgens mij heeft hij nog harder gehuild dan jij, Jack." Hij gaf Jack een vriendschappelijke klapje op zijn schouder en verdween weer door de deur waardoor hij gekomen was en de jonge vrouw in het blauwe uniform zei lachend: "Mogen we ons even voorstellen? Ik ben Nancy." "O, gut, nee toch!" riep Roma kwasi geschokt uit. "Is er soms ook nog een Carlos aan boord?" "Nee, wel een Carla," zei de vrouw in de groene overall. "Dat ben ik." "Maak je geen zorgen." zei Jack lachend tegen Roma. "mijn Nancy was zwart. Deze is blank, dus ongevaarlijk." De beide dames keken hen niet begrijpend aan. "Neemt U ons niet kwalijk," verontschuldigde hij. "U krijgt het hele verhaal nog wel te horen." De blanke Nancy zei lachend: "Carla is arts. Ze gaat jullie straks samen met haar kollega grondig onderzoeken. Haar kollega Jerome is nu bezig te helpen jullie schip te bevoorraden. Ik ben jullie gastvrouw. Er is er nog een, Judith, die op het ogenblik ook druk is bij de bevoorrading van de Arthur C. Clarke. Het is voor ons een geweldige eer om uitverkoren te zijn om jullie te mogen verwennen. Er waren een heleboel personeelsleden die allemaal mee wilden, maar dr Jones stond erop dat we met zo weinig mogelijk mensen zouden gaan. Zeggen jullie eerst maar eens waar je nu zin in hebt, dan zullen we eens kijken of we jullie wensen kunnen vervullen. We hebben van alles voor jullie meegebracht." Ze keek Jack aan en hij kon het niet laten weer de leiding te nemen. Met zijn duim wees hij naar Miranda en knipoogde naar Nancy. Nancy begreep het meteen. Ze streelde Miranda door haar blonde haren en zei: "Jij bent Miranda, hè?" "Ja!" riep het meisje opgetogen uit. Ze leek echt verrast over de herkenning. "Hoe weet U dat?" "De hele wereld kent jullie." lachte Nancy. "Jullie zijn de be-roemdste mensen van de hele wereld. Wat zou jij graag willen hebben?" "'n Chokoladeijsje." zei Miranda vol blijdschap. "Komt eraan!" riep Carla, die zich in de richting van een soort pantry bewoog. Jack wees met zijn duim naar Ivana en Nancy reageerde onmiddellijk. "Jij moet Ivana zijn. Waar kunnen we jou een pleizier mee doen?" "Met een bekertje sinaasappelsap." zei Ivana. en likte haar lippen bij voorbaat al af. "Ook dat hebben we." zei de arts. Jack wees op Paddy. "En dit is Paddy." zei Nancy en legde haar hand op zijn schouder. "Dat kan niet missen. Wat zal 't voor jou worden?" "'n Slagroom gebakje." zei Paddy en begon prompt te watertanden. Dokter Carla, die het zag, lachte en zei: "Dat hebben we ook, hoor!" Nancy wilde naar Roma komen, maar Jack wees op Tosh. Ze ging naar hem toe en zei: "En jij bent Tosh. Wat wil jij het liefst hebben?" Voor Tosh kon antwoorden, riep Miranda uit: ""Geef hem maar een emmertje poep, daar is ie dol op." Voor het eerst, gedurende de hele lange reis, veranderde de ge-laatsuitdrukking van Tosh kompleet. Hij barstte in een uitbudnige lach uit, waarbij zijn hele gezicht bol werd, en zijn wangen begonnen te glimmen. Met beide handen hield hij zijn buik vast, alsof hij bang was dat die van het schudden uiteen zou spatten. Het werkte zo aanstekelijk, dat ze allemaal begonnen mee te lachen. Zelfs Paddy speelde het niet klaar afzijdig te blijven. Even plotseling echter, als hij in lachen was uitgebarsten, stopte hij ermee en zei tegen Miranda: "Jij bezorgt mij een slechte naam." En zich naar Nancy wendend, zei hij op zijn gebruikelijke droge toon: "Geeft U mij maar een bad. Laten we nou wel wezen. Sturen ze je daar doodgemoedereerd de ruimte in met een brokkenpiloot, die je, in plaats van naar de Aarde, meeneemt om een stelletje halfzachte Jupiterranen te bezoeken en die vervolgens een eenentwintigste eeuws ruimteschip veran-dert in een middeleeuwse herberg, kompleet met plee en smakeloze choko-lade en zonder enige badgelegenheid. Zeg nou zelf,... dat geeft toch geen pas. Ik denk dat ik een klacht indien bij de maatschappij. " Het was de langste redevoering die hij ooit had uitgesproken. Zijn gezicht stond weer volmaakt ernstig en ondoorgrondelijk. Nancy en Carla wisten eerst niet goed wat ze er mee aan moesten, tot ze zagen dat de anderen nog steeds breed lachten. ""Een bad krijg je straks." zei Carla, "voordat we aan het medischh onderzoek beginnen. En daarna -serve-ren we een echte feestmaaltijd, à la carte. Maar nu moet je eerst zeggen wat je nu graag zou willen hebben." "Nou, " zei Tosh droog, ""'n Beetje kippeboeljon zou er wel ingaan, als 't U niet ontrieft." "Het komt eraan," lachte de dokter, begrijpend dat dit blijkbaar de normale manier van uitdrukken voor hem was. "En jij?" vroeg Nancy bij Roma komend. "Jij bent Roma, de tweede piloot, hè?" "Tweede brokkenpiloot." lachte Roma. "Geeft U mij maar een kopje thee." "Wat zijn jullie toch bescheiden!" riep Nancy uit. "Ben jij ook zo bescheiden, Jack?" vroeg ze haar hand op zijn schouder leggend. "Ik weet niet of je het bescheidenheid moet noemen," antwoordde hij, "Maar als er iets is waar ik nu echt trek in heb, dan is 't 'n lekker bakje, hete, zwarte koffie zonder suiker." "Jouw wens is ons een bevel." zei de arts. "Echte aardse koffie voor de beroemdste astronaut van de eenentwintigste eeuw." Jack haalde zijn schouders op. "Ik wou dat het anders was." zei hij nuchter. En toch.... dacht hij nu, terwijl zijn blik over de reusachtige canyons en caldera's gleed, en over de eindeloze rossige zandvlaktes van de Rode Planeet, die zijn geboortewereld was, ... toch was er nu een vorm van nostalgie naar dat andere schip en het krankzinnige avontuur dat hen groot gemaakt had, groot, en klein tegelijk. Roma, die naast hem zat, had hetzelfde gevoel, wist hij en waarschijnlijk de anderen ook. Hun redding had tevens de anticlimax gebracht van het niet langer volle-dig voor zichzelf en de anderen verantwoordelijk zijn. De anticlimax ook van het geleid worden, in plaats van zelf te leiden; van het ondergaan van beslissingen van anderen in plaats van zelf de zwaarste beslissingen te nemen. Het schiep een leegte en een verlangen en de zekerheid dat het hem moeite zou gaan kosten zich weer te schikken in het gareel van de gemeenschap. Dokter Carla scheen dat te begrijpen. Ze wilde niet dat ze haar dokter noemden. "Voor jullie ben ik gewoon Carla." had ze tegen hem gezegd terwijl ze hem aan een medisch onderzoek onderwierp. "Ik heb eerder de neiging om jou met meneer aan te spreken, dan dat ik van jou verwacht dat je me dokter noemt of mevrouw." had ze gezegd. Ze wereden vol medicijnen gestopt en moesten allerlei spieroefe-ningen doen, te beginnen op de dag nadat ze zich hadden losgemaakt van de Arthur Clarke en het reusachtige wiel, waarin ze zich bevonden, om zijn as was gaan draaien, om een soort kunstmatige zwaartekracht op te wekken. "Weet je," had Carla verteld, later, aan de -feest-maaltijd, waaraan ook de Captain en de tweede piloot, plus dokter Jerome en Judith de tweede stewardess, aanzaten, zoals Tosh dat had genoemd. "Weet je, ik geloof dat er nog nooit zoveel gebeden is op Aarde en op Mars als de afgelopen maanden. In alle grote kerken en religieuze groeperingen zijn bijna ononderbroken gebedsdiensten gehouden voor jullie. De hele mensheid is drie maanden lang met bijna niets anders bezig geweest dan met jullie. De mensheid is nog nooit zo één geweest. Jullie familie, jullie vrienden en kennissen zijn wel honderd keer geïnterviewed. -Ieder-een die een van jullie ooit ergens had ontmoet of gezien, noemde zich een persoonlijke vriend of vriendin van jullie. Alles wat ze maar van jullie te weten konden komen is zo'n beetje aan de hele mensheid bekend. En ze wilden alsmaar nieuws hebben van de Lacus Solis basis. En ze wilden jullie zelfs interviewen via de holocom maar daar heeft dr Jones radikaal een stokje voor gestoken. Niemand mocht jullie benaderen, zelfs jullie eigen familie niet. " Jack en Roma knipoogden even tegen elkaar maar zeiden niets. Nancy viel Carla bij: "Weet je, jongens," zei ze, "dr Jones is een heel belangrijke man. En als er iemand met jullie heeft meegeleefd, is hij het wel geweest. Er wordt beweerd dat hij de laatste keer dat hij met jullie heeft ges-proken heel lang heeft zitten huilen. Niemand kan zich dat voorstellen, dat dr Jones zou kunnen huilen. Iedereen die hem kent weet dat hij een keiharde man is. Maar het schijnt echt waar te zijn. Hij zal er zeker zijn, bij jullie aankomst." "O, ja," zei Captain Dolsing, "reken maar! Daar kun je donder op zeggen. Hij schijnt hoogst persoonlijk de Sekretaris-Generaal van de Federale Wereld Unie ingeschakeld te hebben om te voorkomen dat die perslui jullie zouden oproepen. " "Ja, " viel Judith hem bij, "en vlak voor wij vertrokken was hij werkelijk razend. Een of andere gek had diezelfde holovisieploeg toes-temming gegeven om met ons mee te vliegen om jullie op te komen halen en alles op te nemen en rechtstreeks uit te zenden. 'Over mijn lijk!' zei dr Jones voor de holovisie. 'Als ze proberen aan boord te komen, smijt ik ze er hoogst persoonlijk weer uit.' zei hij. 'De jongens,...', zo noemde hij jullie altijd, 'de jongens worden geen moment eerder met de pers gekonfronteerd tot ze hun voeten veilig op de vloer van de Lacus Solis ruimtebasis hebben gezet.' zei hij en ze vroegen hem waarom hij daar zo rigoureus in was. 'Omdat ik weet wat de jongens doormaken,' zei hij. 'omdat ik dagelijks kontakt met ze heb en weet hoe hun toestand is en hoe ze er zelf over denken.'. En hij zei nog iets; hij zei: 'Ik hoop dat de hele wereld, op Mars en de Aarde, een voorbeeld aan ze zal nemen.' zei hij ; 'Er wordt vaak afgegeven op de jeugd van tegen-woordig,', zei hij, 'maar die drie jongens en drie meisjes, aan boord van de Arthur Clarke, hebben mij weer vertrouwen geschonken in de toe-komst.' zei hij. 'Dit zijn geen kinderen meer,' zei hij; 'dit zijn mensen, waar je de toekomst van een hele wereld op kunt bouwen.' zei hij." Het was een prachtig gezicht toen ze de dampkring van Mars bin-nenvlogen. De holoviewer projektie floepte uit en de luiken voor de raampjes schoven open, zodat ze vrij uitzicht hadden. Het duurde minder dan een kwartier voor ze de enorme glinsterende koepel van de Lacus Solis in zicht kregen, omringd door een groot aantal kleinere koepels. Nauwelijks tien minuten later streek de ruimtependel, waarin ze ook via een slurf waren overgestapt vanuit de Discovery, neer op de landingsbaan van de Lacus Solis Ruimtebasis. Daarna was het nog maar een kwestie van minuten voor ze het toestel konden verlaten. "Luister, jongens," zei Nancy, die samen met Carla, Judith en Jerome bij hen in de kabine zaten, "Je zult wel begrijpen dat jullie een groots onthaal te wachten staat. Er zullen tientallen holovisie camera's op jullie gericht zijn. Jullie aankomst wordt rechtstreeks naar de aarde uitgezonden en heel de Lacus Solis zal wel uitgelopen zijn. Hou daar rekening mee." Ze liepen langzaam en nog wat moeilijk -- als gevolg van hun verslapte spieren -- door de verbindingsslurf, die ook nu weer in de luchtsluis van het pendelschip geklemd was. Deze slurf was echter -vier-kant en breed, als een gang. Ondanks de waarschuwing verraste hen de aanblik van de vele cam-era's en felle lampen toen de deur aan het andere uiteinde van de slurf voor hen openschoof. Jack had Roma en Miranda bij de hand. Hij bleef staan en zei op heel zachte toon tegen de anderen, die achter hen aan kwamen: "Ivana, Tosh, Paddy..." Ze kwamen naast hen staan en hij kommandeerde nog zachter: "Knielen." Meer hoefde hij niet te zeggen. Als één man knielden ze naast hem neer en vouwden hun handen. Toen zei hij, met vol en duidelijk stemge-luid: "Dank U, Heer onbze God, dat wij mochten leven." "Amen." zeiden de vijf andere stemmen in koor. Als één man stonden ze weer op, pakten elkaar bij de hand (Miranda greep ook de hand van Paddy vast) en langzaam liepen ze naast elkaar de cameralichten tegemoet. Terwijl ze naderbij kwamen schoven de vele camera's aan de kant om hen door te laten. Er klonk een oorverdovend gejuich. Het zag zwart van de mensen en in de lucht flitste een enorme, holografisch geprojekteerde welkomstgroet aan en uit. Hij luidde: "WELKOM THUIS, AAN DE HELDEN VAN DE LACUS SOLIS!" Ineens zag Miranda haar moeder staan. Ze liet zijn hand en die van Paddy los en bijna struikelend over haar eigen benen holde ze naar voren, roepend: "Mama...! Mama...!" Toen ging ook Ivana er vandoor, daarna Tosh, parmantig stappend en ook Paddy zette er de pas in. Alleen Jack en Roma lieten elkaar niet los, hoewel ze ook hun familie zagen staan. Schuin achter zijn vader zag Jack dr Jones staan. Hij lachte breed en stak zijn hand naar hem op en las van zijn lippen: "We hebben 't gehaald!" 'We' zei hij, wist Jack zeker, alsof hij zelf bij hen aan boord was geweest. Pas op het allerlaatste moment lieten hun handen elkaar los, het einde van een avontuur, ... het begin van een nieuw... het avontuur van hun leven.