NOS GRANDINAN? - WIE ZIJN DAT?

(gepubliceerd in de Amigoe van 2 augustus 2017)

     Toen ik, vele jaren geleden eens aan iemand vroeg, hoe hij "maatschappijvisie" in het Papiaments zou vertalen, kreeg ik ten antwoord: "Wij hebben geen maatschappijvisie en dus hebben we er ook geen woord voor." Als ik me goed herinner was het Pedro Velásquez die dat zei en dat bedoelde hij natuurlijk cynisch. Maar wie de huidige politieke propaganda beluisterd ontkomt niet aan de conclusie dat het nog waar is ook.


     Met stijgende ergernis luister ik namelijk naar de propagandapraatjes van de Arubaanse politici voor de statenverkiezingen van september. Afgezien van de gevestigde grote partijen en een enkele nieuweling, gaat het in de meeste gevallen om "single issue" partijen, om die Engelse term maar te gebruiken voor wat we zouden kunnen noemen fixatie op een of ander zeer beperkt doel. Van maatschappijvisie is zelden sprake. Ook niet bij de grote partijen.


     Neem nou de leefsituatie van vele bejaarden en gehandicapten. We hebben onze mond vol van "nos grandinan" - een omgekeerd paternalistische term, zoals men het niet eens zo lang geleden in Nederland nog had over "de oudjes" en zoals men onder het apartheidsregime in Zuid Afrika alle zwarte mannen aansprak als "boy", ook al betrof het een professor of chirurg. In Nederland durft niemand het officieel nog over "oudjes" te hebben want het schijnt eindelijk te zijn doorgedrongen dat een "eerbiedwaardige leeftijd"ook respect vereist.


     Voor de overheid is echter niet het respect van belang, - behalve in de politieke stroopsmeerderij - maar de financiële consequenties die vastzitten aan de stijgende levensverwachting. Niet alleen de betaalbaarheid van de pensioenen is in het geding, maar ook de toenemende lasten voor de gezondheidszorg. Per slot van rekening komen met de ouderdom de gebreken. Volgens de zuiveren in de leer moet economisch beleid ook waarborgen inhouden voor noden in de maatschappij. maar het is beslist geen 'eye opener' als we stellen dat maatschappelijke noden voor overheid en bedrijfsleven alleen maar als last worden ervaren, want geld verdienen is het basisprincipe, niet geld spenderen.


     Als er in de landen van de Europese Unie, - vooral de Noordelijke landen - systemen zijn ontstaan waaruit uitvoerige door de overheid gefinancierde zorgtaken zijn voortgekomen, ligt de oorzaak daarvan in de maatschappijvisie van politieke partijen, die niet het eigen belang maar het maatschappelijk belang hebben nagestreefd. Zo werd er al in 1934 in Zweden een compensatieuitkering ingevoerd voor de extra kosten van levensonderhoud van blinden. In latere jaren werd die voorziening uitgebreid voor alle gehandicapten. In Nederland bestond - en bestaat misschien nog - een belastingaftrek van toentertijd 1200 gulden per jaar voor gehandicapten, maar dan moest je wel voldoende inkomen hebben om belasting te betalen.


     In België heet een 'bijstandsuitkering'"leefloon"; een term die afstand doet van de betuttlende armenhulp en letterlijk uitgaat van het recht op inkomen als men het zelf niet kan verwerven. In Nederland krijgt de gehandicapte, afhankelijk van zijn/haar behoeften van staatswege een 'rugzakje'toegewezen met de financiële middelen om zelf de nodige hulp in te kopen. Voor bejaarden, die vaak ook gehandicapt zijn, zijn er gemeentelijke diensten zoals thuiszorg, 'tafeltje dek-je' e.d. die ervoor zorgen dat bejaarden langer thuis kunnen blijven wonen. Dat is niet slechts honderd percent aangenamer maar bovendien veel goedkoper dan opnemen in verzorgingstehuizen. Het hoeft niet eens gratis! Afhankelijk van inkomen zullen de meesten graag bereid zijn een eigen bijdrage te betalen.


     Op Aruba heb ik nog geen enkele politicus ook maar horen verwijzen naar dit soort noodzakelijke diensten. Ze hebben het toch o, zo goed voor met 'nos grandinan', maar met de eerbied voor de eerbiedwaardige leeftijd is het droevig gesteld.


Henk de Beijer (85)


}