"

VRIJHEID - BRON VAN GOED EN KWAAD



     "être libre c'est être condamné à être libre" (= Vrij zijn is veroordeeld zijn tot vrij zijn) zegt Jean Paul Sartre in zijn wijsgerige hoofdwerk "L'être et le néant". Velen tobben met de vraag naar de oorzaak van het kwaad en het probleem dat God het kwaad in de wereld op zijn minst heeft toegelaten. Geschapen heeft Hij het natuurlijk niet, althans, dat durven de scheppers van het probleem niet te veronderstellen, al staan ze wel sterk in dubio, omdat per slot van rekening God de schepper van al het bestaande is. In de geschiedenis van het christendom zijn er overigens heel wat geweest, te beginnen met de manichaeïsten in de derde eeuw (feitelijk een niet-christelijke maar gnostische religie), die op grond van de logische konklusie dat God het kwaad niet geschapen kon hebben, tot de slotsom kwamen dat er derhalve een tweede schepper moest zijn, Satan, die het kwaad voor zijn rekening had genomen.



     De scheppers van het probleem, heb ik gezegd, omdat het probleem in wezen niet bestaat, doch wordt opgeroepen door degenen die nog ver verwijderd zijn van modern wijsgerig denken. Helaas zijn daar nogal wat theologen onder. Dat was al zo in de prille christelijke kerk. Gedurende negen jaar was Sint Augustinus, bijvoorbeeld, een aanhanger van het Manichaeisme! De katholieke kerk zat er zodanig mee in haar maag, dat zij in de dertiende eeuw de uiterst barbaarse, bloedige afslachting van de Albigensen of Cathari in Frankrijk veroorzaakte, in opdracht van Paus Innocentius III! De "Cathari" vormen zelfs de oorsprong van het woord "ketter", terwijl het feitelijk "de zuiveren" betekent.



     Het uit de zestiende eeuw stammende Jansenisme en vele hedendaagse sektarische groeperingen leven nog steeds, zij het op gematigder wijze, in die waanwereld van een dualistische schepping met een Goddelijke schepper van het goede en een satanische schepper van het kwaad. De Kerk heeft tot nog toe nagelaten een afdoend antwoord te geven op het probleem van het kwaad in de wereld maar zij verwierp wel de gedachte dat er een soort tweede, boze schepper bestond. Dat de grote kerken nalaten een afdoend antwoord te geven, is ongetwijfeld een gevolg van het feit dat zij alle moeite hebben met de vrijheid en derhalve met de tollerantie. De katholieke kerk zelf is alles behalve een voorbeeld van een democratische instelling en waar geen democratie bestaat, bestaat geen tollerantie en dus geen vrijheid.



     De predestinatieleer, die ook in de katholieke kerk eeuwenlang - onder invloed van Sint Augustinus - werd aangehangen, leeft vooral (maar niet alleen) in het Calvinistishe en Jansenistisch christendom zeer sterk. Ook in het oude testament overheerst het predestinatiegeloof, in die zin, dat het Judaïsme overtuigd is van de uitverkiezing door God van het (kleine) Joodse volk. De predestinatieleer houdt in diepste wezen een ontkenning in van de menselijke vrijheid en, al klinkt het nog zo hard, het moet gezegd worden, in diepste wezen een ontkenning van de Goddelijke liefde, want liefde die niet vrij maakt bestaat niet.



     Het probleem bestaat feitelijk helemaal niet, maar toegegeven moet worden, dat die uitspraak wel een uitvoerige verklaring eist. Hoewel Jean-Paul Sartre zijn leven lang atheïst is gebleven, en hij zich dus niet bezighield met theologische verklaringen, moet erkend worden dat deze profeet van de vrijheid impliciet het theologische "probleem" heeft opgelost, omdat de oplossing ligt in de essentie van de vrijheid.



     De essentie van de vrijheid is, zoals Sartre het zeer treffend formuleert, dat de erkenning van de vrijheid tot gevolg heeft dat wij er met geen enkele mogelijkheid onderuit kunnen (we zijn ertoe veroordeeld) om de konsekwenties van onze, in vrijheid gestelde daden te aanvaarden. Met andere woorden: de vrijheid verplicht ons tot verantwoordelijkheid voor onze eigen daden. Laten we dat eens nader uitwerken.



      De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Dat is tenminste één bijbelse tekst waarover de hele christenheid het volmondig eens is, zelfs de manichaeïstische sektariërs, want die erkenden God alleen als schepper van de menselijke ziel. Bovendien zal er geen christen ter wereld zijn, zelfs de meest orthodoxe fundamentalist niet, die veronderstelt dat dit betrekking heeft op het menselijk uiterlijk, want dan zouden de grote apen in dezelfde God gelijkende kategorie thuishoren. De gewijde schrijver van het eerste Genesisverhaal, die deze tekst neerschreef, was al heel wat diepzinniger dan menige hedendaagse christelijke theoloog. Hij kan namelijk maar één ding bedoeld hebben te zeggen: de mens is, zoals God, een bewustzijn, dat zichzelf erkent en kent, in God volmaakt, in de mens onvolmaakt. De mens is een individuele persoonlijkheid, zoals God, alweer in God volmaakt en totaal, in de mens onvolmaakt en in evolutie. Het zichzelf erkennende en kennende bewustzijn is met die erkenning per definitie vrij. God is, uit de aard van Zijn wezen, volmaakt vrij; volmaakt vrij te beslissen, te kiezen en daardoor theoretisch in staat tot het kwade; echter, de volmaaktheid van Zijn keuze, Zijn beslissing sluit een onjuiste beslissing uit, echter nooit als mogelijkheid, want dan zou Zijn vrijheid ophouden te bestaan en daarmee Zijn liefde.



     God kan geen kwaad doen... God kan niet haten, zijn dan ook pertinent onjuiste stellingen. Hij kan het wèl, maar de volmaaktheid van Zijn keuze, de volmaaktheid van Zijn liefde, sluit uit dat Hij het doet. Waarschijnlijk lacht Hij om mij, nu ik dit zo neerschrijf, maar ik ben er heilig van overtuigd dat het wel Zijn zegen heeft.



      Als de mens reflexief bewustzijn is, dus, bewustzijn dat zichzelf erkent en kent en steeds meer leert erkennen en kennen, dan moet de mens per definitie vrij zijn, vrij tot kiezen, vrij tot beslissen en naarmate zijn bewustzijn toeneemt, naarmate het zichzelf steeds meer erkent en kent, ook, per definitie steeds vrijer, steeds meer in staat tot kiezen en beslissen en daarmee steeds meer verplicht tot het aanvaarden van persoonlijke verantwoordelijkheid, steeds meer veroordeeld tot de vrijheid en daarmee ook steeds meer in staat tot misbruik van vrijheid. Een keuze is geen keuze, als ze niet in vrijheid gedaan wordt; een beslissing is geen beslissing als ze niet in vrijheid genomen is. Laten we dit even met een eenvoudig voorbeeld toelichten:



      Onder de druk van omstandigheden (zwangerschap) en de dwang van de ouders, trouwt een meisje met de vader van haar aanstaande baby. Het huwelijk loopt binnen een jaar stuk. Niemand die daar verbaasd over is, maar de katholieke would-be moralisten houden vol dat de beide partners niet uit elkaar mogen gaan, want de Kerk verbiedt echtscheiding. Gelukkig zijn de kanonieke rechtsgeleerden eindelijk tot het inzicht gekomen dat een gedwongenhuwelijk niet bestaat en als de betrokken partijen door verstandige raadgevers naar de kerkelijke rechtbank verwezen worden, zal hun huwelijk zonder al te veel moeite nietig worden verklaard, d.w.z.: er bestond in feite geen huwelijk, ondanks de formele sluiting ervan. Althans, in het geval van het betrokken meisje was er geen moment sprake van een vrije wils beslissing.



      Niemand - ook God niet! - is in staat tot liefde, zonder de vrijheid te bezitten om lief te hebben of.... te haten. Niemand is in staat een verantwoordelijk mens te zijn, zonder de vrijheid om verantwoordelijkheid op zich te nemen of... af te wijzen. Niemand is in staat een goed leven te leiden, zonder de vrijheid om te kiezen voor het goede of... het kwade. Een dier dat zijn instinkten volgt, zijn driften, zijn biologische drang tot overleven en voortleven, doet geen enkele keuze; het gehoorzaamt eenvoudig aan wat de natuurlijke evolutie in hem heeft gedetermineerd. Een dier kan niet liefhebben, althans niet in de zin zoals de mens lief kan hebben. De hogere diersoorten kunnen zich instinctmatig aangetrokken voelen tot een vorm van aanhankelijkheid, omdat die hen een grote bevrediging schenkt, of hen veiligheid en bescherming oplevert, maar het is geen wilsbeschikking, geen vrij gedane keuze die op de ander is gericht. Een hond zal zelfs, als hij door zijn baas mishandeld wordt, zijn baas niet in de steek laten maar hem juist meer als zijn meester erkennen.



      Zowel het goede als het kwade zijn inherent aan de vrijheid. Slechts de vrijheid brengt liefde voort maar evengoed haat. Als God opperste liefde is, moet Hij ook opperste vrijheid zijn; als wij meer in staat willen zijn tot liefhebben, moeten wij ons meer vrij maken, ook van de drift, die de vrijheid beperkt en volslagen ten onrechte wordt verward met liefde. Alles wat de individuele vrijheid beperkt is strijdig met de liefde, want het beperkt de mogelijkheid tot liefhebben. Dat houdt eveneens in, dat liefde vrij moet maken. Er bestaat geen liefde, als zij de vrijheid van de ander inperkt. De maat van de liefde is evenredig aan de mate waarin zij vrij maakt. Als God ons waarlijk lief heeft, moet hij ons in opperste mate vrij maken. Hij kon dus niet anders, vanuit Zijn opperste liefde, dan het kwaad in de wereld toelaten, omdat de enige mogelijkheid om het te verhinderen is de vrijheid op te heffen, Maar met het opheffen van de vrijheid zou ons de mogelijkheid ontnomen zijn Hem en elkander lief te hebben.



      Niemand van ons haalt het in zijn hoofd een dier, hoe zeer hij er ook van houdt, mee te tronen naar de kerk, omdat het per slot van rekening ook een schepsel Gods is, dat daarom God zou moeten loven en aanbidden. Waarom niet? Omdat we intuïtief aanvoelen dat het dier dat niet kan. Het kan niet aanbidden, het kan niet lief hebben, omdat het niet vrij is maar leeft vanuit zijn natuurlijke instinkten, wetend, maar niet wetend dat het weet. Sint Franciscus preekte tot de vogels en de vissen; dat is natuurlijk best leuk, en niet voor niets heeft hij de bijnaam van "vrolijke Frans" gekregen, maar het was wel verloren moeite, behalve voor zover hij er zelf door in vervoering geraakte over de grootsheid van Gods schepping.



      Als we stellen dat elke inperking van de persoonlijke vrijheid strijdig is met de liefde, moet dat vooral niet verkeerd worden verstaan. Er wordt allerminst de anarchie mee bepleit en beslist de kollektiviserende ordening niet mee afgewezen, evenmin als de vrijwillige inperking van de eigen vrijheid ten behoeve van het gemeenschappelijke goed , zoals in een vriendschapsrelatie, een huwelijk, een kloostergemeenschap, of een kollektieve voorziening. Het staat ook beslist niet gelijk aan een kapitalistische orde. De vrijheid van onderneming, die in individualistische samenlevingen zo hoog in het vaandel geschreven staat, is eerder strijdig met de persoonlijke vrijheid dan dat zij haar bevestigt. Niet de vrijheid van onderneming is van essentiëel belang -- in tegendeel -- maar de vrijheid van het individu. En de vrijheid van het individu is afhankelijk van de mate van onafhhankelijkheid van zijn positie in het kollektief van de gemeenschap. Het kollektief van de gemeenschap is er om zo veel mogelijk (in principe alle) individuen in staat te stellen tot een onafhankelijk, vrij bestaan. De zogenaamde vrijheid van onderneming veroorzaakt heel vaak het tegenovergestelde: zij maakt mensen meer afhankelijk van zichzelf. Geen enkel mens, geen enkele groep van mensen heeft het recht anderen aan zich te verslaven, te onderwerpen. De enige die het recht heeft zekere beperkingen van individuele vrijheid op te leggen, is het individu zelf en bij uitbreiding, de gemeenschap in zijn totaliteit, op voorwaarde dat de beslissingen genomen worden door in vrijheid aangewezen vertegenwoordigers van de gemeenschap en dan nog alleen, als die beperkingen (zoals verplichte volksverzekeringen en belastingbetaling) ten doel hebben meer leden van de gemeenschap tot een onafhankelijke, vrije levenspositie in staat te stellen.



      Natuurlijk is het een beperking van de persoonlijke vrijheid als de staat -- ook al wordt de uitvoerende en wetgevende macht daarin rechtstreeks aangewezen door het hele volk -- een verplichte premieheffing aan het hele volk oplegt voor, bijvoorbeeld een bejaarden pensioen. Maar dankzij die inperking van dat kleine stukje vrijheid om daar wel of niet aan mee te doen, wordt een groot deel van de bevolking in hoge mate vrijer, -- de bejaarden -- omdat zij niet langer afhankelijk zijn en dus ingeperkt in hun persoonlijke vrijheid, van familie of liefdadigheid. Deze vorm van kollektivisering is niets minder dan de kollektivisering van de persoonlijke verantwoordelijkheid tot kollektieve verantwoordelijkheid (die met de persoonlijke verantwoordelijkheid gegeven is) en daarmede een groot goed omdat zij méér individuen méér vrij maakt. Zij is niet slechts aanvaardbaar, maar vloeit, als verplichting voort uit de persoonlijke verantwoordelijkheid. Zij is alleen verwerpelijk, als ze wordt opgelegd van bovenaf, door een staatsbestuur dat niet in vrijheid door de gehele bevolking is aangewezen. In dat geval is er echter geen sprake van collectieve verantwoordelijkheid, maar van een machts moloch die de persoonlijke verantwoordelijkheid, en dus de vrijheid, verplettert.



     "No existe libertad, sino dentro de un orden" (= "Er bestaat geen vrijheid dan een geordende.") luidt een Spaans gezegde, dat op zich volkomen juist is. Het stond echter, in het verleden als absoluut cynische slogan op grote borden bij de grensovergangen tussen Frankrijk en Spanje, onder de Franco dictatuur. Een orde, opgelegd door een dictator is namelijk geen orde, maar dwang en is derhalve in strijd met de vrijheid.



      Ieder die tracht een ander ondergeschikt te maken aan zichzelf is een vijand van de vrijheid en dus van de liefde en dus van de mens en dus van God. elke vorm van fundamentalisme is anti-religieus omdat het anti-vrijheid en dus intollerant is. Immers als God liefde is moet Hij de vrijheid willen want liefde die niet vrij maakt is geen liefde.



     Het wezen van de vrijheid is de tollerantie. Het wezen van de tollerantie is niet, zoals sommigen menen, dat men niets mag verwerpen, doch dat men het verwerpelijke niet met dwang maatregelen voorkomt. Het enige wat niet tollerabel is, is de intollerantie, omdat deze de vrijheid wil beperken voor de ander doch niet voor zichzelf.



     De man die zijn vrouw beschouwt als bezit en niet als zijns gelijke; de bedrijfsbeheerder, die zijn arbeiders gebruikt om het bedrijf en daarmee zichzelf te verrijken; de politicus, die het volk zand in de ogen strooit en het aan zich probeert te verslaven door patronage of bedreiging; de politieman die het hem gegeven gezag misbruikt om macht te krijgen over anderen, zelfs als die anderen misdadigers zijn; de religieuze leider die loyaliteit opeist ten aanzien van zichzelf; de groep, die zich in zichzelf opsluit en al wat buiten haar is als vijandig bejegent; de religieuze sekte, die haar volgelingen afkeert van de wereld en dus van de mede-verantwoordelijkheid voor het welzijn van alle mensen; de kerk, die gehoorzaamheid van haar leden eist; alle verslaven zij de mens; alle zijn zij een gevaar, een levensgroot gevaar voor de vrijheid en daarmee voor de liefde.



      Wie de liefde wil móét aanvaarden dat er kwaad is in de wereld. want de liefde bestaat niet zonder vrijheid en de vrijheid bestaat niet zonder keuze en de keuze bestaat niet zonder goed èn kwaad. Daarom zal, met de toename van de vrijheid ook het kwaad toenemen, maar ook het goede. ook de liefde. Als wij meer vrij worden, zijn we meer in staat tot persoonlijke verantwoordelijkheid en zullen minder geneigd zijn ons te laten leiden door onze driften, lusten en instinkten. De liefde staat vrij van de drift, al zien velen dat nog maar nauwelijks in. Wat door passie en drift wordt ingegeven kan nooit liefde zijn, omdat het een onderwerping is aan een biologisch dwang mechanisme en dus geen daad in vrijheid, als keuze gesteld.



     Vele huwelijken komen niet tot stand uit liefde maar uit passie, want verliefdheid is een eufemisme voor passie. Derhalve kan gesteld worden dat dus vele huwelijken niet in vrijheid gesloten zijn, want de passie weerhoudt de geest en het verstand van redelijk overwegen en beslissen.



     Dit wordt trouwens bewezen door het feit dat huwelijken, tot stand gekomen door onvrijwillige uithuwelijking, zoals bijvoorbeeld in de Hindoeïstische kultuur, niet minder gelukkig of ongelukkig zijn dan huwelijken gesloten "in vrije keuze van de partners". In tegendeel, het aantal mislukte huwelijken is bij de in "vrijheid" tot stand gekomen huwelijken veel hoger dan in de Hindoeïstische kultuur. Dit laatste heeft ongetwijfeld ook te maken met de sociale dwang en gebrek aan ekonomische potentie bij de vrouw.



     Verliefdheid heeft met liefde niets te maken. Zij richt zich namelijk niet op de werkelijkheid, doch op een vanuit narcisme opgewekt fantasie ideaal, dat zichzelf en niet de ander tot doel heeft. De ander is slechts middel en daarmee in strijd met de categorische imperatief van Emanuel Kant en dus imoreel.



      We moeten hier onmiddellijk aan toevoegen, dat het bovenstaande uiteraard niet alle lijden in de wereld verklaart. Ook Teilhard de Chardin is er vaak van beschuldigd dat hij geen rekening hield met het kwaad en het lijden in de wereld. Degenen die die beschuldiging uitspreken, getuigen slechts van het feit dat zij de geschriften van Teilhard of helemaal niet of zeer slecht hebben gelezen of niet, of zeer slecht hebben begrepen.



      Resumerend kunnen we stellen dat het reflexief bewustzijn een erkenning inhoudt van zichzelf waarmede de vrijheid ontstaat als verplichting tot verantwoordelijkheids aanvaarding voor zichzelf en de ander. Vrijheid eist een keuze; een keuze is juist of onjuist, goed of kwaad. De vrijheid stelt in staat tot liefde. Erzonder is liefde uitgesloten omdat liefde een keuze is vóór de ander en daarmede zichzelf en de ander meer vrij maakt. Hoe hoger het menselijk bewustzijn opstijgt, des te groter wordt de vrijheid van het individu en des te meer wordt hij in staat gesteld om lief te hebben òf... te haten, te kiezen vóór de ander, vóór God, òf... voor zichzelf. Vrij zijn is niet slechts veroordeeld zijn tot vrij zijn; vrij zijn is ook rationeel zijn, omdat alleen de vrijheid ons in staat stelt afstand te nemen van onze gevoelens, onze driften, onze lusten, onze instinkten. Om meer lief te hebben moeten wij meer vrij zijn en om meer vrij te zijn moeten wij meer rationeel zijn, moeten wij ons meer losmaken van onze biologische determinismen, moeten wij.... méér weten. Waar Sint Paulus de liefde de grootste der deugden noemt, zouden wij daar zonder hem enig onrecht te doen op kunnen variëren met te stellen: "de grootste echter is de vrijheid!", want zonder haar bestaat de liefde niet!




     Wie de autonomie van het persoonlijk geweten ontkent, ontkent de vrijheid en daarmee de liefde. Wie de mens opvoedt met het doel het autonome persoonlijke geweten te versterken voedt derhalve op tot grotere vrijheid en dus tot grotere liefde. Een Godsdienst die de autonomie van het persoonlijk geweten verwerpt is in strijd met zichzelf omdat zij impliciet de vrijheid verwerpt en daarmee de liefde en daarmee God zelf.




     Retour startpagina.