STAMMEN WE NU WEL OF NIET VAN DE APEN AF?



      Het is nog niet zo lang geleden dat ik mij gruwelijk heb geërgerd aan een televisie uitzending over het AIDS probleem, waarin iemand een filmpje liet zien van een groepje chimpansees en hun seksuele gedragingen. De redenatie luidde dat de mannetjes chimpansees op elk vrouwelijk zitvlak afgaan dat ze in hun buurt zien. Als je, aldus de uitleg, alleen mannetjes bij elkaar zet, duurt het niet lang of ze nemen bij gebrek aan vrouwtjes, andere mannetjes. En de slotverklaring: "Deze apen staan zeer dicht bij de mens."



      Hier hebben we nu werkelijk te maken met een schoolvoorbeeld van drogredeneringen en een totale verwarring van biologische gegevens, die ontstaan is met het naturalisme van Darwin en tienvoudig versterkt is met de ontwikkeling van de moderne etologie, d.i. de gedragsleer in de dierenwereld. Het beroemde boek DE NAAKTE AAP van Desmond Morris heeft heel wat weinig kritische lezers tot de overtuiging gebracht dat het menselijk gedrag gewoon een voortzetting is van het dierlijke. Toch zal geen enkele bioloog de gedragingen van de ene insektensoort zonder meer overplanten op de andere en bestuderen zij de verschillende apensoorten naar hun eigen natuurlijke omgeving en gedragingen. Desniettemin deinzen ze er niet voor terug insekten en apengedragingen van toepassing te verklaren op de mens. Dat is dan de inkonsekwentie ten top gevoerd.



      Het geval bracht mij in herinnering dat ik eens een lezing heb gehouden voor een groepje leerkrachten onder de titel die ik ook boven dit stuk heb gezet. Ik koos die titel zuiver als blikvanger, want ondanks dat biologen zoals in het boven aangehaalde geval maar al te graag apengedrag transponeren op mensengedrag, is er geen bioloog ter wereld meer die nog durft aan te nemen dat de mens van die apen af zou stammen. In tegendeel. Het is wel algemeen als een vaststaand gegeven bekend, dat de mens en de verschillende apensoorten, zeker de grote mensapen, een gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, die, zoals dat de hele evolutie door is gebeurd, divergent is ontwikkeld in verschillende takken, waarvan er één de mens heeft voortgebracht.




MENSELIJKE WAARDE EN WAARDIGHEID

      Eigenlijk lag het in de bedoeling om mijn lezing voor het groepje leerkrachten te koncentreren rond het thema van de menselijke waarde en waardigheid. Om echter tot een ethiek van menselijke waarde en waardigheid te kunnen komen, zo ontdekte ik al heel snel bij het maken van mijn aantekeningen, komen wij er niet onderuit een totale visie op de mens te ontwikkelen. Uit die visie vloeien de waarden en normen als vanzelf voort, als logische besluiten uit de premissen.



      Wie de mens beschouwt als een absurditeit van de natuur -- een miskleun van de natuur zoals sommigen menen, -- kan op zijn hoogst geraken tot een utilitaristisch waardenstelsel om het eigen, beperkte goed veilig te stellen. Ik wil beslist de utilitaristen geen onrecht doen, evenmin als de existentialisten, want beide hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het menselijk denken. Maar ik kom er toch niet onderuit om logisch te konkluderen dat vanuit de absurditeitsgedachte, de ander nooit subjekt, altijd objekt is, dat volgens de cynici veracht moet worden en uitsluitend uit eigen belang getolereerd moet worden. De hedonisten in het klassieke Griekenland gingen het verst in het logisch doortrekken van de konklusie van de absurditeit, door het genot tot hoogste goed te verklaren en daarmee de ander als enige waarde die van genotsobjekt toe te kennen. Het moet mij van het hart dat het er alle schijn van heeft dat deze verwerpelijke mensvisie in onze dagen weer aardig in opkomst is, Maar dat is een ander onderwerp.



      Wat ik hier wil aantonen is, dat het uitgangspunt, de visie, de waarden bepaalt. Men kan geen waardenstelsel opbouwen of aanhangen, zonder dat daar een fundamentele visie aan ten grondslag ligt. "Er bestaat geen moraal, die stand houdt zonder geloof." zegt Pierre Teilhard de Chardin in zijn essay: "Centrologie" en zonder moeite, en zonder de betekenis geweld aan te doen, kunnen we het woord moraal daarin vervangen door ethiek en geloof door visie. De onverschilligen, die zonder enig geloof, zonder enige visie, domweg de gangbare gedragsregels volgen, tonen daarmee uitsluitend dat zij leeghoofden zijn. Als ze hun visieloosheid sérieus namen zouden ze op zuiver logische gronden moeten besluiten tot cynisme, hedonisme of nihilisme.



      Halverwege de negentiende eeuw werd de mens, volgens de naturalisten, definitief van zijn voetstuk gestoten. Het had er alle schijn van dat men er een duivels genoegen in schepte, op basis van de geschriften van Charles Darwin, de mens te reduceren tot een onbeduidend zoölogisch type. Dat was dan de tweede revolutie in enkele eeuwen tijds, want de eerste, veroorzaakt door Copernicus en Galileï had het menselijk wereldbeeld al op zijn grondvesten doen schudden. Echter, het loslaten van een geocentrisch heelal (d.i. een heelal waarin de aarde het middelpunt is) gedwongen door de ontdekte feiten, was nog maar kinderspel, vergeleken bij wat de menselijke geest te verwerken kreeg, toen men ook probeerde hem een anthropocentrisch wereldbeeld (d.i. een wereldbeeld waarin de mens het middelpunt is) te ontnemen. Tot op de dag van vandaag is de strijd ertegen, vooral van fundamentalistisch christelijke zijde, zeer heftig.



      Nu moet wel gezegd worden, dat de naturalisten het nogal bont maakten en in hun kielzog, vandaag de dag nog hun volgelingen. Doodgewoon voorbijgaan aan zulke verschijnselen als de alle perken te buiten gaande expansie van de mensheid, gepaard aan een even onvoorstelbare sosialisatie en spesialisatie en volhouden dat de mens een onbelangrijk zoölogisch type is, uit de familie der primaten, getuigt van nog grotere kortzichtigheid dan de religieuze fundamentalisten aan de dag leggen, want die geloven tenminste nog in een menselijke bestemming.



      Feitelijk is het, voor wie zijn ogen wil openen, helemaal niet zo moeilijk om de werkelijke plaats van de mens in de natuur te zien of zelfs zijn plaats in de kosmos en in de kosmogenese (d.i. de wording en ontwikkeling van de kosmos). Ik kom er niet onderuit; ik moet Pierre Teilhard de Chardin opvoeren: die buitenissige Jezuietenpater, wiskundige, natuurkundige, geoloog, bioloog, paleontoloog, filosoof en theoloog, over wie thans, in eigen kring van kerkelijk leergezag nog steeds een heftige kontroverse bestaat, ondanks dat zijn invloed op Vaticanum II onweerlegbaar heeft doorgewerkt. Anderzijds schrijft de uitgesproken agnosticus Sir Julian Huxley over zijn ontmoeting met Teilhard: "Binnen een uur wist ik dat ik een vriend voor het leven had gekregen, die mijn eigen inzichten bevestigde, al ging hij, vanuit zijn geloof een stap verder dan ik."




SINANTHROPUS PEKINENSIS

      We zullen het nu niet over de persoon van Teilhard hebben, omdat ons dat te ver zou voeren, hoewel alleen al zijn leven en werk alleszins de moeite waard zijn om er kennis van te nemen. Hij was één van de belangrijkste paleontologen, betrokken bij de opgravingen van de Sinanthropus Pekinensis (Pekingmens) bij het dorp Tsjoe ku Tsjen, 40 kilometer buiten Peking. De opgravingen hadden plaats in de jaren 20 en 30 en toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak zat Teilhard weer in Peking en was gedwongen er de hele oorlog te blijven.



      Goed. En nu dan de visie, die Teilhard in zijn -- alleen al om hun prachtige stijl de moeite waard zijnde -- essays en boeken heeft vastgelegd en die pas na zijn dood eindelijk in druk verschenen, omdat het hem, tijdens zijn leven, door zijn orde oversten werd verboden over andere dan strikt biologische onderwerpen te publiceren. Zijn beroemdste boek, waarin hij zijn hele visie systematisch heeft uitgewerkt, is: "Le Phénomène Humaine", in het Nederlands uitgegeven onder de titel: "Het verschijnsel Mens". Het is geen makkelijke lektuur, want er is een zeer veelzijdig geleerde in aan het woord, die er weinig rekening mee houdt dat zijn lezers niet allemaal zo ontwikkeld zijn als hij.



      Men moet zich voorstellen, volgens Teilhard, dat er in de kosmos twee assen zijn van materie opbouw: de ene, een vertikale as, die loopt van het onmetelijk grote van het astronomische universum naar het onmeetbaar kleine van de wereld der atomen. Op allerlei punten op die as, doen zich geheel eigen wetmatigheden voor, die pas voor ons aan het licht treden, als bepaalde drempelwaarden worden overschreden. De inkrimping van de tijd, bijvoorbeeld, is pas meetbaar bij zeer hoge snelheden. Aan de andere kant, het verlies van elektrische weerstand die plotseling optreedt bij zeer lage temperaturen.



      Op het midden van die vertikale as, bevindt zich onze, ogenschijnlijk zo vaste wereld waarin een eenvoudige, driedimentionale Euclidische meetkunde van kracht is; naar boven toe, naar de onmetelijke wereld der sterren en sterrenstelsels, blijkt die zo logisch lijkende meetkunde niet meer op te gaan en bedraagt de som van de hoeken van een driehoek niet langer 180 graden. Naar beneden, naar de wereld der warrelende atoomdeeltjes, blijkt er van al onze vastigheid niets over te blijven. Die wereld van het onmeetbaar kleine bestaat uit niets dan leegte en krachtvelden.



      Dwars op die vertikale as, in het vlak van onze wereld, staat een horizontale as die loopt van de meest waarschijnlijke vorm van materieopbouw (de chaos) naar de meest onwaarschijnlijke (de komplexiteit), of, beter uitgedrukt, van totale wanorde, naar extreme ordening. Het is de as van de symthese van de materie met ook weer, op allerlei punten, drempels die overschreden worden en die nieuwe verschijnselen aan het licht brengen. Aan het ene uiteinde van de as kunnen we een volledige chaos waarnemen, van divergent dooreenwarrelende materiedeeltjes die op elkaar botsen en verbindingen aangaan. Al klimmend in de richting van steeds komplexere verbindingen, doen zich op verschillende punten geheel nieuwe verschijnselen voor. Een van de eerste belangrijke drempels die overschreden wordt, is die van het ontstaan van de organische materie. Het verschil tussen organische en anorganische materie ligt uitsluitend in de grotere komplexiteit van de eerste, maar de gevolgen zijn revolutionair.



      De volgende, nog veel radikalere revolutie treedt aan het licht op het punt, waar de drempel wordt overschreden tussen de reuzen molekulen en.... de levende cel. Het verschil in atomaire opbouw is er één van slechts enkele tienduizenden atomen meer, maar het effekt is een totale omwenteling. Er treedt iets geheel nieuws naar buiten, iets wat in de lagere komplexen al aanwezig was, net zoals de inkrimping van de tijd in elke versnelling aanwezig is, doch wat pas meetbaar wordt bij het overschrijden van een bepaalde drempelwaarde.




MATERIE EN PSYCHISCHE ENERGIE

      Met andere woorden: het leven is geen toevalligheid, geen absurditeit, alleen maar hier op onze aardbol door één of andere krankzinnige samenloop van omstandigheden ontstaan. In tegendeel: het is een universeel verschijnsel, optredend als gevolg van de komplexifikatie van de materie. Zoals er een bewezen relatie bestaat tussen materie en zuiver fysische energie, vastgelegd in de beroemde formule van Einstein (E=mc2) zo blijkt er ook een duidelijke korrelatie te bestaan tussen materie en psychische energie, weliswaar (nog) niet grijpbaar in een rekenformule, maar wel in een algemene wet die luidt: naarmate de materie zich komplexer synthetiseert, treedt er een hogere graad van psychische energie naar buiten. of, omgekeerd: bewustzijn is een gevolg van de komplexifikatie van de materie. Of die complexificatie per se gebonden is aan een natuurlijk milieu als het aardse is nog een open vraag.



      Als we even goed nadenken zal het direkt duidelijk zijn, dat die simpele wet onvoorstelbare konsekwenties inhoudt. Immers, hoe ingewikkelder de materie zich opbouwt (synthetiseert) hoe hoger ook de graad van bewustzijn. Hierbij dienen we goed te beseffen dat synthese iets geheel anders is dan samenvoeging. We kunnen dat heel gemakkelijk demonstreren aan de hand van water: water bestaat uit twee atomen waterstof en één atoom zuurstof. Als we echter waterstof en zuurstof samen in één fles doen, krijgen we nog geen water. Het blijft een mengsel van twee gassen, een knap gevaarlijk mengsel ook nog, namelijk knalgas, dat met een elektrische stroomstoot kan ontploffen. En, als we dat gas inderdaad laten exploderen, krijgen we gelijk een synthese, De atomen hebben zich samengesmolten tot molekulen; zij hebben zich gesynthetiseerd en daarmee is iets totaal nieuws ontstaan: water...



      Laten we nu eens proberen de evidentie van onze wet van materie komplexifikatie-bewustzijn te bewijzen door de horizontale as te volgen in de richting van de hogere komplexen. We zullen daarbij een paar enorme sprongen moeten maken, over tijdspannen van honderden miljoenen jaren omdat we in dit korte bestek nu eenmaal onmogelijk volledig kunnen zijn. Echter, wie zijn ogen open doet, moet het zien: hoe komplexer de levende materie wordt, hoe meer ze gaat leven, hoe hoger de graad van bewustzijn. en de grootste komplexheid gaat zich door de geologische tijdperken heen steeds meer koncentreren in de kop, onder de schedel van de dieren. De biologen spreken daarbij van cephalisatie (=kopvorming) gevolgd door cerebratie of cerebralisatie (= hersenvorming). Bij de sauriërs hebben we nog te maken met buiten alle proporties uitgegroeide lichamen met nauwelijks meer dan een flinke zenuwknoop onder een minuskuul schedeltje. Wanprodukten, zouden we bijna kunnen zeggen, van het zoeken en tasten van het leven naar hogere vormen en daardoor gedoemd ten onder te gaan onder de druk van andere vormen die er wel in slaagden de juiste richting te vinden in het evolutieproces naar omhoog. We mengen ons hier niet in de diskussie over het uitsterven van de reuzenreptielen als gevolg van een kosmische ramp. Dat doet namelijk niets af aan onze stelling. Vele sprongen in de evolutie hebben een catastrofe als oorzaak.



      Het is feitelijk een onmogelijkheid, maar we doen het toch maar: we maken de onvoorstelbare sprong naar de supergecerebraliseerde zoogdieren, weer tientallen miljoenen jaren hoger op de trap der evolutie: de primaten. Onder hen, ergens aan het eind van het tertiaire hoofdtijdperk, aan het begin van het pleistoceen, een primatenfamilie, die de paleontologen de naam van prehomininen hebben toebedeeld. (Ook hier houden we ons buiten de controverse over waar op de aarde die prehomininen voorkwamen.) En weer, onder hen, door mutatie of gunstige samenvoeging van genen, enkelen, of velen, -- wie zal het zeggen? -- op één plaats, of op verscheidene plaatsen, ongeveer tegelijkertijd, bij wie de herseninhoud ongeveer een miljoen jaar geleden een punt bereikte, waarbij een nieuwe drempel overschrijding plaats had, nog revolutionairder dan die van het ontstaan van het leven zelf: het bewustzijn, tot dantoe onbewust gebleven van zichzelf, erkende zichzelf; het werd reflexief; het boog zich terug op zichzelf... de eerste mens was geboren.




NO-OGENESE

      De reflexie, >"het lichtbrengend terugbuigen van het wezen tot zichzelf" -- zoals Teilhard dat zo prachtig uitdrukt -- was als een vlam doorgeslagen in de psychische geladenheid van de biosfeer. Over honderden miljoenen jaren was de psychische temperatuur op aarde geleidelijk aan gestegen (zegt Teilhard) naar een kookpunt. En, zoals er, aan het eind van de previtale fase van de komplexifikatie van de materie, plotseling een drempel werd overschreden naar het leven, -- de biogenese (= de wording van het leven) -- zo overschreed de eerste mens (of mensen) een nog radikalere drempel, die van de noögenese (= de wording van het denken). Ik kom daar dadelijk op terug.



      We gaan eerst nog even terug naar de tijd van voor de hominisatie (= het ontstaan van de mens). Want, behalve dat er een duidelijke opwaartse lijn te konstateren is in de biogenese naar steeds grotere cerebralisatie en daarmee naar steeds hoger bewustzijn, in de levende individuen, tekent zich, naast de zuiver biochemische komplexifikatie ook al een tweede beweging van komplexifikatie af: ÉÉn, die zich manifesteert tussen de levende individuen onderling. De afzonderlijke individuen groeperen zich, socialiseren zich, kollektiviseren zich. In sommige gevallen lopen ze zelfs dood in die kollektiviserende bweging, zoals bij sommige insektensoorten als de termieten, die zich geheel opsluiten in het eigen kollektief en hun individuele waarde verliezen. Al vóór de reflexie is de wet van hogere komplexen niet meer louter biochemisch, maar reeds sociaal geworden en met die opmerking lopen we vooruit op het hoofdpunt van dit betoog.



      Vreemd genoeg heerst bij velen de mening dat er weliswaar een evolutie van het leven heeft plaatsgehad maar tegelijkertijd veronderstelt men, dat die evolutie, met het verschijnen van de mens, zijn eindpunt heeft bereikt. "De kroon op de schepping" noemen bepaalde religieuze geesten dat en ze houden het er verder op dat het er nu nog slechts op aankomt individueel, of liever individualistisch zieleheil te bewerkstelligen. Zou dat niet een absurde breuk betekenen in een universele beweging van een divergent begin naar een convergente top? (D.w.z.: van een aanvankelijk verspreidende naar een, naar elkaar toekerende beweging.)



      De mens bestaat voor zover thans bekend, grofweg ongeveer één miljoen jaar. Dat is op de tijdschaal van de evolutie nauwelijks een minuut. De sauriërs hebben de aarde tientallen miljoenen jaren bevolkt. De "homo sapiens" bestaat misschien grofweg honderdduizend jaar, want zijn resten zijn teruggevonden, overal in Azië, Afrika en Europa en zelfs op het Latijns-Amerikaanse kontinent, in de geologische lagen die ongeveer twintig tot dertig duizend jaar geleden aan het oppervlak lagen. De paleontologen spreken daarbij liever over de neanderthaloïden (naar de eerst gevonden resten in het Duitse Neanderthal) die alle voorgaande menselijke takken onder de voet moeten hebben gelopen en in zich hebben geabsorbeerd. Bij hen waren reeds alle thans bekende rasverschillen van blanken, zwarten en gelen aanwezig. Resten worden uitsluitend gevonden daar waar sprake is van een hoogtepunt van verspreiding en kultuur, dus de opkomst van de neanderthaloïden moet minstens het twee dubbele aantal jaren eerder zijn begonnen.



      Hoe het ook zij, ook bij de mens tekent zich duidelijk dezelfde tastend, zoekende lijn naar boven af, van een aanvankelijk divergente beweging van zich over de aarde verspreidende groepen, naar een vervolgens konvergente beweging van op elkaar botsende groepen waarbij hetzij de ene groep onder de voet wordt gelopen door de andere, hetzij beide groepen zich versmelten tot een nieuwe, sterkere tak. Alleen al sinds de zeer korte tijd dat wij onze eigen geschiedenis kennen is er, voor wie zien wil, maar één konklusie mogelijk: we hebben te maken met een konstante beweging -- ook al schrijdt zij vaak sprongsgewijs voort -- in de richting van steeds hogere vormen van socialisatie en kollektivisatie. De geschiedschrijvers zouden eens op moeten houden met ons te konfronteren met onbelangrijke details van krijgsgewoel en grootheidswaan, waardoor wij door de bomen het bos niet meer zien. Ze zouden er beter aan doen, door de grove kontoeren te schetsen, ons te laten zien, hoe wij, in weerwil van krijgsgewoel en grootheidswaan, bezig zijn ons samen te drukken en aaneen te smeden in als maar grotere en ingewikkelder verbanden van kollektivisering. Dat zou ook de vele cultuur pessimisten hun argumenten uit handen slaan.



      Op dit punt aangeland, moeten we even een zijsprong maken, voordat we het risiko lopen elkander verkeerd te verstaan. Het woord kollektief roept bij velen angstbeelden op van een alle individuele persoonlijkheid vermorzelende moloch. Wij willen geen ontpersoonlijkt element zijn zoals de mieren in een termietenheuvel. Terecht willen wij dat niet, want in een dergelijk kollektief zouden wij onherroepelijk doodlopen, zou de opstijging van het bewustzijn vastlopen, zonder ook maar de geringste kans te hebben tot ontsnapping en daarmee zou de evolutie, althans op aarde, zijn doel missen.



      De socialisatie en kollektivisatie van de mens is gedoemd te mislukken, of dood te lopen -- wat hetzelfde is -- als zij niet gepaard gaat met een groei naar méér-zijn, naar hoger-zijn van de individuele menselijke persoonlijkheden. Waar de kollektivisatie niet hand in hand gaat met personalisatie, hebben we te maken met een dood spoor. Personalisatie is ondenkbaar zonder vrijheid. De vrijheid van de persoonlijkheid is essentiëel voor het opstijgend bewustzijn. Bijgevolg kan, noch mag de kollektivisering gepaard gaan met beperking van de persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Dat brengt met zich, dat met het goede ook het kwaad zal toenemen, omdat grotere vrijheid ook gepaard zal gaan met groter misbruik ervan.



      De temperatuur van de noösfeer is nog nooit zo hoog geweest alst thans/ zegt Teilhard de Chardin herhaaldelijk. Het woord noösfeer heeft hij afgeleid van het Griekse "nous" dat geest betekent. Hij wil ermee duidelijk maken dat de mens, met het denken, een geheel nieuwe, van de dierenwereld totaal onderscheiden, fase heeft ingeluid in de evolutie: de sfeer van het reflexieve denken, bovenop en ver uitstijgend boven de biosfeer.



      En, daarmee geeft hij de mens, de hem door de naturalisten ogenschijnlijk ontnomen plaats weer terug, of liever, geeft hem een veel grootsere, kosmische plaats, want, zo meent hij, de "étoffe cosmique" -- meestal vertaald met het Duitse woord "Weltstoff" -- rolt zich op tot zichzelf; al het bewuste en alle bewustzijns verzamelen zich, convergerend in de richting van één punt, ver in de toekomst: het punt Omega.



      Als we het erover eens zijn, dat er een wet is ondekt van komplexiteit-bewustzijn, dan kan het eindpunt daarvan uitsluitend bestaan in een totale synthese van alle bewustzijns met als resultaat een nieuw en finaal lichtbrengend terugbuigen van het wezen tot zichzelf, een hyper-reflexie, een hyper personalisering van de getotaliseerde mensheid. Wat kan dat anders zijn dan de universele liefde? Nogmaals: daarbij treedt geen verlies van persoonlijkheid op, maar wordt ieder méér zichzelf, méér verscheiden van de ander méér vrij want daardoor alleen méér in staat zichzelf mee te delen, te geven van zichzelf.




SIR JULIAN HUXLEY

      Tot hiertoe kon Julian Huxley Teilhard volgen. Zijn konsekwent agnosticisme weerhield hem met Teilhard ook de laatste stap te zetten, ondanks dat Teilhard bij herhaling ontkent metafysica te bedrijven. Hij houdt vol dat hij uitsluitend wetenschappelijk extrapoleert. De evolutie naar een toppunt van komplexiteit-bewustzijn, aldus verklaart hij keer op keer, is niet alleen zinloos, maar ook gedoemd haar élan te verliezen, als zij niet onomkeerbaar is, als ze uit zou lopen op een totale dood. De onomkeerbaarheid is een noodzakelijke voorwaarde voor elke evolutie. Daarmee heeft de horizontale as van de toenemende komplexifikatie van de materie, een radikaal tegengesteld effekt aan de beweging van de vertikale as. Op de vertikale as, loopt de ontwikkeling van de materie naar de enthropie, naar het verval van materie en energie in zijn meest waarschijnlijke toestand, die van de totale chaos. Op de horizontale as ontsnapt de beweging aan de enthropie.



      Echter, er is nog een tweede voorwaarde waaraan voldaan moet worden om de evolutie onomkeerbaar te maken: namelijk dat de getotaliseerde mensheid zijn bekroning vindt in een opperste bewustzijn, een opperste persoonlijkheid, die haar onophoudelijk aantrekt in de richting van de top, om zich daar met haar te verenigen. "En pasi pantha Theos" - "God, allen in alles" (St. Paulus).





Wie zich verder wil verdiepen in Pierre Teilhard de Chardin en zijn werk, kan terecht op de volgende twee websites:


de site van de Stichting Teilhard de Chardin.


De site van de Teilhard de Chardin Association of America.


     Retour startpagina.