Aals we op onze weg naar morgen met moeilijkheden worden gekonfronteerd, kunnen we er zeker van zijn dat deze zich NIET vanzelf zullen oplossen. Dat is nooit het geval. Voor sommige moeilijkheden is eenvoudig geen oplossing doch alleen aanpassing mogelijk. Veel mensen blijven zo lang met hun moeilijkheden tobben, omdat ze er wel op hopen dat ze uiteindelijk zullen verdwijnen. Met sommige moeilijkheden moeten we zoals gezegd, gewoon leren leven, anders zullen we ons leven lang met ons hoofd tegen een muur blijven lopen. We kunnen dat vergelijken met een ernstige handicap, als blindheid. Die werpt bepaalde problemen op, die niet oplosbaar zijn. We moeten dat in een dergelijke situatie leren aanvaarden en trachten het negatieve een positieve wending te geven.
Wij hebben allemaal een of andere handicap. Zelfs als we altijd kerngezond zijn, en met geen enkel lichamelijk of geestelijk gebrek behebt, kan een omstandigheid, waarmee we moeten leven, een ernstige handicap voor ons zijn. Ook dan is het zaak te aanvaarden, en te trachten het negatieve een positief aspekt te geven. Dat is minder eenvoudig dan het klinkt, want er zijn heel wat negatieve dingen, vooral in menselijke houdingen, die niet zo maar positief benaderd kunnen worden en waaraan zeker geen positieve waarde kan worden toegekend.
Een positieve wending geven aan een negatief aspekt van ons leven is uitsluitend mogelijk als wij bereid zijn de onafwendbaarheid van het negatieve aspekt (als dat inderdaad onafwendbaar of onomkeerbaar is) te aanvaarden en ons erboven te verheffen, door het mede te gebruiken om nieuwe ervaringen en lering op te doen, zoals de al eerder genoemde blindheid bijvoorbeeld. De worsteling met het negatieve, zelfs de worsteling met het kwaad, vooral met het kwaad in onszelf, maakt ons tot grotere en echtere mensen. Grootheid, heiligheid, is geen kwestie van nooit vallen, maar van telkens weer manmoedig opstaan om het opnieuw te proberen! Als dat al zo is bij het wel afwendbare kwaad, hoeveel meer moet dat dan niet het geval zijn bij het niet afwendbare.
De mens is een rationeel wezen, zo beweren wij allemaal. Dat is ook zo; het wezenlijk menselijke is niet zijn biologische vorm, maar zijn denken, rechtstreeks voortvloeiend uit zijn bewustzijn van zijn eigen bewustzijn. De mens is echter niet uitsluitend rationeel. Ook onze gevoelens spreken een hartig woordje mee. Soms overheersen ze zelfs; soms laten we ons maar al te gemakkelijk en zelfs maar al te graag meeslepen door onze gevoelsimpulsen en zetten de ratio, het denken, het verstand aan de kant. Dat is zeer gevaarlijk, omdat het ons tot uiterst domme dingen in staat stelt. We denken maar eens aan de gehuwde man of vrouw, die plotseling smoor verliefd wordt op een ander en voor geen rede meer vatbaar is en zijn of haar huwelijk en gezin volkomen ruïneert.
Van de andere kant vervallen sommigen van ons soms ook in een puur rationele benadering van de wereld en de ander. Ook dat houdt een groot gevaar in, namelijk dat wij menselijk-gevoelsmatige dingen ontdoen van hun gevoelswaarde en, zogenaamd, louter objektief benaderen. In veel zakelijke gevallen wordt dat aangeprezen als de enig juiste aanpak. Het is feitelijk de individualistisch kapitalistische benadering die geen rekening wenst te houden met enig ander argument dan het maken van financiële winst. Het is ook de houding van de wetenschap, die puur rationeel te werk móét gaan om resultaten te boeken, doch, ook daar zien we bij herhaling dat plotse gevoelsmatige ingevingen uiteindelijk de doorslag geven. Albert Einstein is daar een voorbeeld van bij uitnemendheid.
Hoe dan ook, de mens is rationeel èn emotioneel; denken en gevoel; verstand en hart; Beide mogen elkaar niet overheersen en nooit uitsluiten. We kunnen lang en breed rationeel over een moeilijkheid praten, maar de ene knuffel tot besluit geeft ons vaak meer steun dan alle woorden. Dat mag, waarom niet? Het moet zelfs, zou ik zeggen, met dien verstande dat we erop toezien dat de knuffel niet belangrijker wordt dan de rationele analyse, noch.... omgekeerd.
Ik ben bang dat er erg weinig mensen zijn die over voldoende geestelijke vermogens beschikken om gevoel en verstand steeds met elkander in evenwicht te houden. Bovendien, en dat verklaart de titel van dit stuk, heeft het er de schijn van dat als men iets goeds tot stand wil brengen, de duivel ermee gaat spelen. Altijd zijn er dan krachten die je tegenwerken. Dat zit hem meer in het duiveltje in onszelf dan in een van buiten. Het is ook al weer een overheersing van gevoel boven ratio. Mensen benijden elkanders geluk, en gunnen elkander het sukses niet, of, zoals Herakleitos het uitdrukte: "de mensen sterven elkanders leven en leven elkanders sterven!". Hoe dichter men bij elkaar staat, hoe sterker dat vaak is. niemand is profeet in eigen land zegt Christus in het Johannes evangelie, na Zijn ervaringen in Nazareth. Zelfs degenen, waarvan je heel zeker weet dat ze van je houden, schijnen dikwijls alles in het werk te stellen om te voorkomen dat je inderdaad slaagt in je doelstelling. Het is het duiveltje van de jaloezie, dat niet kan velen dat de ander iets bereikt, waar men zelf niet toe in staat is. En, als er iets is, wat mooie dingen kapot kan maken, is het wel jaloezie. Gevoelsmatig is dat zelfs te begrijpen: het is heel moeilijk toe te zien hoe een ander zich ontplooit en zich verrijkt (geestelijk gezien) en daardoor ook gelukkiger wordt, terwijl men dat zelf niet kan verwezenlijken. Begrijpelijk is dat wel, op dezelfde manier als racisme begrijpelijk is, maar daarmee niet minder verfoeilijk.
Het enige probleem is, dat degene die zich door dergelijke gevoelens laat leiden, ze meestal rationaliseert - d.w.z. ze vervangt door een rationele benadering om zichzelf te overtuigen van de juistheid ervan en dus ontkent dat er sprake is van irrationele gevoelens. Alle racisten gebruiken rationele argumenten; alle jaloerse mensen zullen hun jaloezie ontkennen en een verstandelijke redenering aanvoeren voor hun handelwijze. Als ze je bovendien nog beweren lief te hebben, zullen ze bij hoog en bij laag volhouden dat ze hun tegenstand "voor jouw bestwil" plegen, waarmede ze dan tegelijkertijd bewijzen (zonder dat uiteraard zelf te beseffen) dat ze je vrijheid willen beperken en daarmede dat hun beweerde liefde iets anders is.
Omdat het dan gaat om gerationaliseerde gevoelens, is het zeer moeilijk om ze te doorbreken. On- of onderbewust, weet de persoon in kwestie natuurlijk wel dat het om gevoelens gaat, maar om de façade van redelijkheid op te houden, kan men geen enkel tegenargument aanvaarden, omdat dan het masker valt en er niets anders dan lelijkheid overblijft. Het is ook alweer begrijpelijk dat het heel moeilijk is voor een mens om dat toe te staan en dus, zal de betrokkene zich er met hand en tand tegen verzetten met nonsenskreten als: "Zo is /t en zo zal 't blijven ook en daarmee uit!"
Ik vrees, dat er nogal wat gevallen zijn, waarin wij niet de mogelijkheid hebben door dat soort houdingen heen te breken. Daarbij moeten we ons voortdurend afvragen, of we zelf ook niet van dat soort gerationaliseerde standpunten aanhangen. Het is namelijk erg moeilijk om dat in onszelf te erkennen. Het "ken jezelf!" is een van de belangrijkste leefregels, maar tevens een van de moeilijkste. Er is geen kunst, die wij allen beter verstaan, dan de kunst om onszelf voor de gek te houden. Nijd, jaloezie, afgunst, zijn allemaal tot dat punt terug te brengen. We gunnen iemand het goede niet, omdat we het zelf ook niet hebben verwezenlijkt. Maar om onze afgunst ook inderdaad als zodanig te erkennen, is vrijwel onmogelijk.
Maar nu komen we aan het hoofdpunt toe: het duiveltje van afgunst, nijd, jaloezie speelt altijd een heel sterke rol in een situatie waarin mensen iets goeds willen verwezenlijken. De meeste misverstanden komen voort uit veronderstelde bedoelingen van de ander. "Hij wil mij wegwerken! "; "Zij denkt dat zij het beter kan dan ik!"; "Hij wil met de eer gaan strijken!" En zo kunnen we nog talloze gedachten opsommen, die allemaal, altijd, overal verondersteld worden in de ander, nooit in zichzelf! Wat zijn we, goed beschouwd toch kleinzielig! Er is geen goed werk dat niet met de regelmaat van de klokdoor dit soort animositeiten wordt bedreigd. Wie werkelijk iets wil bereiken moet zich daar stoïcijns boven verheffen, het, eenvoudig maar over zijn kant laten gaan en door-gaan met wat men wil bereiken. Vandaar ook dat het noodzakelijk is onze goede bedoelingen planmatig aan te pakken. Daarmee bedoel ik niet dat we exakt moeten uitstippelen wat we vandaag en wat morgen moeten doen, enzovoort, maar dat we voor onszelf een visie op de toekomst voor ogen hebben waar we naar blijven streven. Degenen die ons tegenwerken, denken dat zij daar het beste mee voor hebben. Ze werken namelijk niet met het oog gericht op de toekomst, maar op het moment waarmee ze bezig zijn. Teilhared de Chardin had het over de mikroskopische rimpelingen van het eigentijdse gebeuren, die ons het zicht ontnemen op het doel, het top-punt van de evolutie. De meeste goede werkers vooral in het pastorale werk, maar ook in welzijnsinstellingen, zijn uitsluitend bezig met de dingen van alle dag. Hun doel -- bij bijvoorbeeld het pastorale werk -- is niet de geloofsverkondiging die Christus van zijn apostelen eiste toen hij ze opdroeg: "Gaat en onderwijst alle volkeren..", hun doel is het kleine kringetje waarin zij leven en ze vinden het feitelijk niet eens nodig dat kringetje te verheffen boven de traditionele kleingelovigheid.
Laten we ons er goed van bewust zijn, dat wie liefde preekt, tevens de vrijheid moet preken, omdat hij anders boerenbedrog pleegt. Als ik iemand liefheb moet ik zijn vrijheid willen en zijn geluk, dat zijn de twee belangrijkste kriteria waaraan men liefde kan afmeten. Men moet ze natuurlijk op de eerste plaats toepassen op de liefde die men zelf beweert te hebben maar men kan deze regel ook heel goed gebruiken ten aanzien van degene die beweert van je te houden. Naarmate datgene wat liefde wordt genoemd meer knelt, meer knecht, meer verslaaft, is het minder liefde. De seksuele drift wordt door hele volksstammen tot liefde verklaart in plaats van tot een uiting die gebonden moet zijn aan de liefde. En het resultaat van die "liefde" is veelvuldig moord en doodslag! Maar we kunnen het ook in minder extreme gevallen zien, hoe mensen die beweren lief te hebben, het objekt van hun zogenaamde liefde in een wurgende greep van onvrijheid omknellen. Nogmaals: als iemand beweert ons lief te hebben, is er een zekere maatstaf door te peilen in welke mate hij, of zij, onze vrijheid en ons geluk nastreeft. Is dat in hoge mate (want volmaakt zijn wij nu eenmaal niet!) het geval, dan zal die liefde ons een grote steun zijn, omdat ze liefde is. Maar laten wij dat kriterium ook toepassen op onszelf, als we liefde willen geven, want als we denken lief te hebben en datgene wat we liefde noemen is op de eerste plaats, of althans voor een belangrijk deel op onszelf gericht, is het geen liefde, of in geringere mate en naarmate het minder liefde is, is het een groter gevaar voor onszelf.
Velen zijn er heilig van overtuigd dat datgene wat ze doen uit liefde voortkomt, en als men dan die "liefde" afwijst, voelen ze zich diep gekwetst. Ze beseffen niet dat hun gevoel van gekwetst zijn, het gevolg is van het feit dat hun "liefde" zichzelf nastreeft, want wie waarlijk liefheeft voelt zich niet gekwetst of vernederd, omdat hij, op grond van zijn liefde alles verdraagt.
Ook de tegenstrevingen die wij ondervinden in onze oprechte ambities komen voort uit de zelfgerichtheid van de motivatie van degenen die ons tegenstreven. Men ziet dat echter zelf beslist niet in en het is juist daarom dat we er moeilijk doorheen kunnen breken. Een mogelijke aanpak is de betrokkenen te benaderen als belangrijk voor ons en onze plannen en ideeën in de vorm van adviesvragen te gieten, ook al weten wij het zelf veel beter dan zij. Laten we niet vergeten dat degene die zich als de mindere presenteert, in werkelijkheid verre de meerdere is.
Om te beginnen echter, moeten we onze doelstelling goed bepalen, anders vervallen we in dezelfde fout als degene die ons tegenwerken. Het gevaar is dan niet denkbeeldig, dat we evenzeer verstrikt raken in de mikroskopische rimpelingen in plaats van in het zoveel belangrijkere evolutieproces. De grondslag voor alle pogingen de gemeenschap, de maatschappij te veranderen, te verbeteren, in welke vorm dan ook, móét uitgaan van een visie op de maatschappij, op de mens en zijn einddoel. Dat soort doelstelling ondervindt altijd heftige tegenstand, niet omdat "de duivel ermee speelt" maar omdat de mens van nature angstheeft voor veranderingen. Zoals het is, is het goed, zo moet het liefst maar blijven. Beter nog kunnen we, volgens velen, terug naar de situatie van het verleden, van die goeie ouwe tijd, toen alles helemaal goed was, zo denken zij, want toen waren de omstandigheden overzichtelijk en begrijpelijk.
Om een voorbeeld uit de kerk te nemen: vroeger wisten we wat zonde was en wat niet, het werd ons gewoon praktisch voorgekouwd en als we er ons niet aan hielden, gingen we op de kop naar de hel. Dat was toch veel eenvoudiger dan die persoonlijke verantwoordelijkheid van tegenwoordig! Dat brengt alleen maar met zich dat iedereen er een ander idee van goed en kwaad op na houdt en sommige mensen niet eens meer in zonde geloven! Dat soort dingen moeten we ver van ons bed houden, zo wordt geredeneerd.
Hoe het ook zij, iedereen die vernieuwing wil brengen, brengt tevens grotere onzekerheden, en daar houdt de mens niet van. Om dan toch door te zetten moeten we trachten planmatig te werk te gaan. Dan zullen we slagen, maar wel met veel pijn en moeite, maar welk goed doel komt er zonder pijn en moeite tot stand?
zegt Angelius Silesius in zijn prachtige gedicht. Wij beseffen vaak veel te weinig dat het geluk in het kruis besloten ligt.