(R)EVOLUTIE IN HET DENKEN *



      "De wraak der Goden zal over je neerdalen!" riep de oude Neanderthaler gebelgd uit. Met de 35 winters die hij achter zijn levensrug had, zag hij er vermoeid en afgeploeterd uit. Zijn diep in de kassen weggedoken ogen keken vanonder de ver vooruitstekende, zware wenkbrouwen naar zijn zoon, die nog maar nauwelijks vijftien winters had overleefd. Hij leunde met zijn grove handen op zijn knots, waarvan het dikke uiteinde voor zijn eeltige voeten op de grond rustte. Zijn wilde haren hingen tot ver over zijn schouders omlaag. Zijn lichaam was gehuld in een gedroogde dierenhuid.



   "Maar, vader," zei de zoon, slank en lenig met nog vlasachtig haar, voor hem staande . In zijn handen hield hij twee dorre takjes. In het ene had hij met een puntige steen een uitholling gemaakt; het andere had hij met dezelfde steen aangespitst.
   "Ik kan het bewijzen." riep hij UIT, vertwijfeld over zoveel onbegrip van de zijde van zijn oude vader. "Als ik de puntige tak maar hard en lang genoeg ronddraai in het gaatje in de andere tak, worden beide takjes langzaam warm, tot de warmte het peil heeft bereikt dat de takken beginnen te smeulen. Dan is het nog maar een kleine moeite om ze vlam te doen vatten. Warmte is dus een gevolg van wrijving en als de wrijving groot genoeg is en lang genoeg duurt, wordt de warmte zo groot dat er vuur ontstaat."
    "O, tijden, o, zeden!" riep de vader verbijsterd uit. "De kinderen gehoorzamen hun ouders niet meer! Nieuwlichterij en tarting der goden zullen ons verdelgen. Wat moet er van jouw eigen kinderen terecht komen? Drie heb je er pas! Voor je zo oud bent als ik, zullen het er dozijnen zijn. Wat zal er van ons stervelingen worden, als zij, net als jij, de Goden tarten en de wijsheid der stamoudsten in de wind slaan. Het vuur behoort aan de Goden; het is deel van hun macht. Geen sterveling zal het hen ooit ontnemen, zonder er zelf door vernietigd te worden."
   "Maar, vader,..." riep de jonge man ten einde raad uit, "Als ik toch kan bewijzen dat het niet zo is!"
   "Zwijg!" brulde de oude Neanderthaler woedend, zijn knots hoog optillend, alsof hij in eigen persoon de Godswrake ten uitvoer wilde leggen. "Zwijg in alle talen, opdat de stamoudsten je niet overleveren aan de wraak der Goden." Hij keerde zich om en liep met forse pas weg.



     Zijn zoon haalde zijn schouders op, smeet de takjes weg en volgde hem, mompelend: "En toch kan ik vuur maken."




* * *




   "Kijk,..." zei de jonge Cristoforo Colombo, staande naast zijn vader aan het strand van de Middellandse Zee, op een prachtige, heldere dag. Hij wees met zijn hand naar een stipje aan de horizon, ver weg op de zee, die bijna zo glad leek als een spiegel.
    "Hebt U gezien hoe dat schip voor ons zichtbaar is geworden? Eerst zagen we alleen het uiterste topje van de mast met de wimpel. Toen kwamen de zeilen boven de horizon en nu pas, een hele tijd later, kunnen we het hele schip zien. Het is als het ware uit zee op komen rijzen. Dat bewijst maar één ding: De aarde is rond. Wij kunnen niet over de horizon heen kijken, omdat dat gedeelte onder de kromming van de aarde ligt."
   "Klets geen onzin!" riep zijn vader woedend uit. "De aarde is plat. Net zo plat als jouw platvoeten. Iedereen weet dat; je maakt je stierlijk belachelijk met je onzinnige ideeën. Als je zo doorgaat schoppen ze je nog een keer Italië uit! Als de aarde rond was, zou al het water er toch zeker afvallen! Kijk maar..." zei de oude man en pakte een ronde steen waar hij, zijn hand als schep gebruikend, wat water overheen wierp. Het viel er aan alle kanten af.
   "Wat wil je nog meer voor bewijs? vroeg de vader triomfantelijk.
      De jonge Colombo haalde zijn schouders op en liep achter zijn vader aan, terug naar het dorp, mompelend "En toch is ze rond, en ik zal 't bewijzen ook."




* * *




   "Kijk," zei de jonge Galileo Galilei tegen zijn vader die op het punt leek te staan zijn zoon een flink pak slaag te geven. "Het is allemaal zo klaar als een klontje. Kijk zelf maar door mijn teleskoop."



     Hij reikte zijn vader het zelf in elkaar geknutselde instrument aan, doch deze smeet het terug op zijn tafel, waar het ingewikkelde geschrift, vol dorre cijfertjes en tekeningen lag, dat de titel droeg: DE REVOLUTIONIBUS ORBIUM CoELESTIUM van Nikolaus Copernicus. ( "Over de Omwenteling der Hemelsferen")



     De jonge Galileo, die een aardje naar zijn vaartje had, wat zijn driftigheid betreft, werd nu ook woedend en greep opnieuw naar zijn zelfgemaakte kijker.


    "Je wilt het gewoon niet zien!" riep hij uit. Zijn gebrek aan zelfbeheersing zou hem nog in grote moeilijkheden brengen. "Je hoeft maar even te kijken naar Jupiter. Door mijn kijker zie je vier planeten die eromheen draaien. Het is allemaal zo klaar als een klontje: de zon is het middelpunt van het planetenstelsel en alle planeten draaien eromheen. en de planeten hebben weer planeten die rond hen draaien, precies zoals de planeten rond de zon, in cirkelbanen. Heel dat stomme, ingewikkelde stelsel van hemelsferen valt als een kaartenhuis in elkaar en het wordt allemaal zo eenvoudig als je maar bedenken kunt."
   "Ketterij!" riep zijn vader uit, de handen ten hemel heffend. "Ketterij! Je zult nog een keer op de brandstapel belanden, wat ik je brom. Hou op met je duivelse nieuwlichterijen; lees liever de Bijbel in plaats van dat zondige boek!" zei hij, wijzend naar het Copernicaanse geschrift. "Weet je niet dat het op de index van verboden boeken staat? hou je aan wat in de bijbel staat. God schiep eerst de aarde en daarna het licht. en zo is 't en zo zal 't altijd blijven ook. De aarde is het middelpunt van het heelal. Hoe zou het anders kunnen? Hoe zou gods Zoon ooit op aarde hebben kunnen komen als de aarde niet het middelpunt van het heelal was, waar alle andere hemellichamen omheen draaien? De aarde staat stil en daarmee basta!"
     De jonge Galileo keek zijn vader aan alsof hij hem met zijn blik in rook wilde doen opgaan. Bruusk draaide hij zich om en liep de kamer uit. Tegen zoveel konservatisme kon hij niet op. Toch kon hij niet nalaten nog even om te kijken en te roepen: "Ep pursi muove!" (" en toch beweegt ze! ")




* * *




     De hierboven geschetste voorvallen zijn natuurlijk verzonnen. Bovendien -- dat moeten we eerlijkheidshalve toegeven -- is het idee voor die schetsjes gestolen van Prof. Brenner uit zijn artikel: "Doem-denken en Doemdoen" in DE GIDS (1981).



     Het zal voor iedereen onmiddellijk duidelijk zijn wat we ermee bedoelen. We kennen soortgelijke situaties, elk van ons, uit ons eigen dagelijkse leven. Met het schetsen van vader-zoon konflikten willen we beslist niet suggereren, dat alle vaders konservatief zijn en alle zoons progressief. Bovendien is ook de konklusie ongewettigd, als zou alle konservatisme te allen tijde verwerpelijk zijn en alle progressiviteit te allen tijde toe te juichen. In vele gevallen zijn het juist de vaders èn de moeders, die hun kinderen stuwen om nieuwe wegen te bewandelen. Teilhard de Chardin is daarvan een voorbeeld bij uitnemendheid en Charles Darwin erfde zijn onderzoekende geest en zijn belangstelling voor de natuur van zijn vader en zelfs van zijn grootvader.



     Wat we willen aantonen met onze schetjes is, dat elke nieuwe gedachte, elke nieuwe ontdekking vrijwel altijd heftig verzet oproept, juist omdat het nieuwe beangstigend is, door zijn onbekendheid. Het nieuwe is per definitie een breuk met het oude vertrouwde en dus met de bekende en veilige gewoontes, gebruiken, tradities.



     Toen de allereerste automobielen op de wegen verschenen, voelden de autoriteiten in vele streken zich verplicht de bevolking in bescherming te nemen tegen deze metalen monsters . Zij stonden de nieuwlichters met hun knetterende gevaarten slechts toe de provinciale of gemeentelijke wegen te berijden, als er een man met een rode vlag voor de auto uitholde om de bewoners te waarschuwen tegen het naderende gevaar.



     Toen de gebroeders Wright bezig waren met hun eerste proeven om in een machine, zwaarder dan de lucht zelf, van de grond los te komen, en bestuurbaar te vliegen, verschenen er vele, zelfs wetenschappelijke verhandelingen, om aan te tonen dat al dit menselijk proberen om zich de kunst der vogels eigen te maken, tevergeefs zou blijken te zijn. Het was niet eigen aan de menselijke natuur ooit te kunnen vliegen, zo werd onder andere gesteld.



     Bij de eerste pogingen tot ruimtevaart: hetzelfde liedje. Velen onder ons zullen zich nog de uitvoerige artikelen en radiouiteenzettingen herinneren van ene Professor van den Berg, die bij hoog en bij laag volhield, dat ruimtevaart voor de mens onmogelijk zou blijken te zijn. Hij voerde daarvoor wetenschappelijke bewijzen aan.



     In weerwil van alle tegenwerking, in weerwil van alle angst voor het nieuwe, schrijdt de evolutie van de mens voort met steeds hoger wordende snelheid. Want de evolutie is niet tot stilstand gekomen, zoals we zullen zien. De auto en het vliegtuig beheersen het gehele aardoppervlak; kommunikatie satelieten hebben een fijnmazig web om de aarde gesponnen, dat het mogelijk maakt binnen enkele sekonden in verbinding te treden en gedachten uit te wisselen met antipoden. De eerste mensen hebben voet op de maan gezet en het zal geen honderd jaar meer duren, vóór de eerste mensen door het stof van Mars zullen wandelen; en het zal waarschijnlijk geen duizend jaar meer duren, vóór de eerste mensen de sprong zullen wagen over de inmense oceaan van leegte tussen de sterren, op zoek naar andere planetenstelsels. De evolutie is onstuitbaar. en de kardinale vraag is: waar leidt ze ons heen?



     De hele geschiedenis van de wetenschap toont aan, dat het telkens opnieuw weer zeer veel tijd kost vóór een nieuwe ontdekking, een nieuwe gedachte gemeen goed is geworden, al is die nieuwe gedachte of ontdekking nog zo eenvoudig, nog zo overdonderend duidelijk. Het is in het geheel niet verwonderlijk dat vandaag de dag, nauwelijks anderhalve eeuw, nadat de evolutieleer voor het eerst met kracht doorstootte in het menselijk denken, diezelfde evolutie nog steeds niet algemeen wordt aanvaard, ja zelfs, dat ze door bepaalde fundamentalistische secten nog met kracht wordt bestreden.




FLAT EARTH SOCIETY


     Verwonderlijk is dat alles allerminst, zeker niet, als men bedenkt, dat er in onze dagen, in het land van de spreekwoordelijke vooruitgang, niet alleen een zeer aktieveBible Belt bestaat, die de wetenschap met hand en tand bestrijdt, maar bovendien, ook nog een Flat Earth Society-- en dit is geen grap! Oudere Nederlanders onder ons, herinneren zich wellicht nog de Groningse meneer, die in de jaren zestig op de Nederlandse televisie aan de hand van uitvoerige becijferingen trachtte aan te tonen, dat de foto's, uit ruimtevaartuigen gemaakt, gezichtsbedrog waren, want, zo verzekerde hij met grote stelligheid, de ruimtevaartuigen vlogen niet rond een bolvormige aarde, maar in cirkelbanen boven een platte aarde.



     Hele volksstammen zoeken, in onze dagen, hun heil, hun houvast, hun zelfbescherming bij oude, oosterse filosofieën, of fundamentalistische christelijke of islamitische sekten, omdat de razendsnel veranderende wereld hen te veel angst inboezemt en de grootste angst wordt, voor velen, blijkbaar opgeroepen, door die walgelijke gedachte dat de mens zou worden gereduceerd tot één van de vele diersoorten op aarde.



     Afgezien van alle andere implikaties, veroorzaakte Christus de grootste revolutie tot nog toe in het menselijk denken, door god los te maken van Zijn puur wereldse status van volksbestuurder, leider en wreker en Hem de kosmische èn buitenkosmische plaats te geven van de Alpha en de Omega, waarin alles zijn oorsprong vindt en zijn doel. Alweer: tot op de dag van vandaag is die Godsidee niet volledig aanvaard en blijft God, voor velen, de rol vervullen van de Deus ex machina , de altijd aanroepbare ingrijper, zowel om te redden als om te straffen en wij zijn het die bepalen wie er door Hem gestraft moeten worden.



     Toch was Christus boodschap heel duidelijk: Hij legde verantwoordelijkheid bij de mens zelf: "Gaat en onderwijst alle volkeren..." - "Hebt elkander lief..."- "Opdat zij allen één zijn...", volkomen revolutionaire gedachten in die tijd en nog.



     De verantwoordelijkheid van één voor allen en allen voor één en tegelijk de Drievuldigheids- ofDrieëenheidsleer; de schijnbaar paradoxale gedachte van afzonderlijke individuen, afzonderlijke persoonlijkheden, die niettemin een absolute eenheid vormen. Met andere woorden: eenheid bestaat niet bij de gratie van het opheffen van de individuele persoonlijkheid, maar juist bij de gratie van opperste persoonlijkheden, die zich verenigen, zonder daarbij hun persoonlijkheid te verliezen. In tegendeel!



     Revolutionaire gedachten die wij, met name bij Teilhard de Chardin bij herhaling door al zijn geschriften heen tegenkomen als logische konsekwentie van de evolutie van het leven. Die evolutiegedachte is overigens niet zo nieuw als velen aannemen. Inderdaad: de grote doorbraak kwam nauwelijks anderhalve eeuw geleden, met Darwin, Lamarck en Wallace, waarbij Charles Darwin (1809-1882) de meest opvallende verschijning is gebleven, omdat hij de eerste was -- op het nippertje de eerste -- die zijn geschriftON THE ORIGIN OF SPECIES (Over de Oorsprong der Soorten) na zeer lang aarzelen publiceerde en dat nog alleen, omdat anders zijn landgenoot Alfred Wallace (1823-1913) hem voor zou zijn geweest.



     Overigens mogen we het zogenaamde Darwinisme niet wezenlijk als een evolutieleer beschouwen, omdat het Darwin en Wallace niet in eerste instantie ging om een natuurlijke evolutie aan te tonen maar om duidelijk te maken dat er sprake was van een natuurlijke selektie in de planten- en dierenwereld. Daaruit vloeide echter, als logische consequentie de evoluttieleer voort en dat veroorzaakte een geweldige consternatie, immers, tot dan toe waren alle godvruchtige zielen er heilig van overtuigd geweest dat alle dingen op aarde door god geschapen waren zoals ze waren en het godsvertrouwen kon met geen mogelijkheid aksepteren dat God de dingen niet onmiddellijk volmaakt zou hebben gemaakt.



     Men beschouwde het Darwinisme dan ook als een regelrechte, duivelse aanval op alle religie, wat Darwin zelf nimmer bedoelde, hoewel velen van zijn naturalistische aanhangers zijn leer wel als wapen gingen gebruiken (of lievermisbruiken) in de strijd tegen de godsdienst.




LAMARCK


     Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat de ideeën en gedachten van Darwin en Wallace niet zo maar uit de lucht kwamen vallen. Zij waren slechts degenen die, elk voor lange tijd onbekend met elkanders werk, elk op een lange tropische reis in een ander deel van de wereld, bewijzen verzamelden die geleidelijk aan hypotheses opriepen die zo sterk werden, dat ze uiteindelijk door hen gepubliceerd werden. Vóór hen had in Frankrijk Jean Baptist chevalier de Lamarck (1744-1829) al het denkbeeld geopperd dat de soorten geleidelijk uit elkaar waren ontstaan maar Wallace en Darwin voerden de bewijzen ervoor aan. Vanaf dat moment riepen grote groepen naturalisten: "Ja, natuurlijk! Dat hadden wij ook al bedacht." Zo was het in feite ook. Zij hadden het ook al bedacht maar waren hetzij niet in de gelegenheid geweest, hetzij onvoldoende onderlegd, hetzij onvoldoende ondernemend om hun denkbelden wetenschappelijk te onderbouwen.



     Lamarck sloot de mens in zijn evolutieleer uit. Dat had Darwin ook gedaan, althans in zijn eerste boek, want in zijn tweede boek "ON THE DESCENT OF MAN" (Over de Afstamming van de Mens) liet hij over zijn opvattingen daaromtrent geen twijfels meer bestaan. De verguizing die Darwin vooral van christelijke zijde te beurt viel was, zoals we al hebben aangetoond, niet verwonderlijk en allerminst nieuw. Hij had haar zelfs verwacht en daarom lang gewacht met publikatie van zijn eerste boek, net als Copernicus (1473-1543) in zijn tijd pas tot publikatie van zijn geschrift overging na aandringen van zijn vrienden. Naar verluidt, zag hij de eerste druk pas op zijn sterfbed.



     Verschillende naturalisten die in het openbaar veronderstellingen durfden uitspreken over zoiets als natuurlijke selektie en evolutie, slikten in het algemeen hun woorden snel weer in, omdat op slag de woede van degeleerden van hun tijd over hen losbarstte. Denis Diderot (1713-1784) -- een man die niet wars was van stoutmoedige gedachten -- had echter al verondersteld dat er een oerdier moest zijn geweest waaruit alle andere diersoorten waren voortgekomen. Charles-Louis Montesquieu (1689-1755) de adellijke rechtsgeleerde die zich ook met vele andere zaken bezig hield, veronderstelde nog dat er een aantal dieren van oorsprong moesten zijn.



     De Zweedse bioloog Carolus Linnaeus (1707-1778) deelde, in zijn klassifikatie van dieren de mens eenvoudigweg in bij de primaten en nam dus, impliciet de verwantschap aan met die familie van zoogdieren. Hij gaf de mens echter wel de naam "homo sapiens". De beroemde Nederlandse wis- en natuurkundige en astronoom Christiaan Huygens - (1629-1696) uitvinder van het slingeruurwerk, ontdekker van de ringen van Saturnus en de Saturnusmaan Titan en zoon van die andere beroemde Nederlander, Constantijn Huygens - was er heilig van overtuigd dat de andere planeten van ons zonnestelsel eveneens door levende wezens bewoond waren, zelfs door intelligente wezens, omdat hij niet wilde aannemen dat al die werelden louter verspilling van de natuur konden zijn. Zijn ideeën over buitenaards leven werden posthuum gepubliceerd in zijn "Cosmotheoros". Voor hem was dus het leven een universeel, kosmisch gegeven en dus, impliciet een evolutief gegeven.



     De oudst bekende gedachten over evolutie komen we tegen bij de Griekse wijsgeren Herakleitos (+ 500 voor Christus) (in de literatuur meestal met de Latijnse naam Heraclitus aangeduid) en Anaximander, de tweede filosoof van de Miletische school van eveneens ruim 500 jaar voor Christus. Van Anaximanderzijn konkrete uitspraken overgeleverd, die feitelijk de gedachten uit de zeventiende en achttiende eeuw van onze jaartelling nogal belachelijk maken. Anaximander ging er namelijk van uit dat alle dingen uit één oerstof waren ontstaan, niet water, zoals bij zijn voorganger Thales van Milete, maar een onbekende tijdloze stof, die al de werelden omvatte. Ook alle dieren waren uit elkander ontstaan, inklusief de mens.



     De stelling van Herakleitos dat "alles stroomt " ( Pantha rhei...) sloeg op de wereld in zijn geheel. Zijn wereldbeeld was dat van een cyclisch heelal, een heelal dat ontstaat, zich ontwikkelt en vergaat om vervolgens weer opnieuw te ontstaan, te ontwikkelen en te vergaan. Het werd veel later ook door de stoïcijnen aangehangen, voor wie het echter inhield, dat alles zich in een oneindige kringloop blijft herhalen en dus was het een noodlots geloof.



     Die zeer oude gedachte vond een krachtige pleitbezorger in onze tijden bij Friedrich Nietsche (1844-1900) en zelfs bij de moderne fysici als Albert Einstein (1879-1955) met zijn uitdijende heelal en bij de aanhangers van de zogenaamde BIG BANG-theorie, die ervan uitgaan dat het heelal is ontstaan uit een oereksplosie van materie. Deze theorie heeft als logische konsekwentie dat het systeem ooit in de verre toekomst weer ineen zal klappen, maar die hypothese staat thans onder sterke druk, althans wat betreft de uiteindelijke terugval.




NOVA - SUPERNOVA


     We zien iets dergelijks soms wel in het "klein" gebeuren("klein" in astronomische zin!) bij de eksplosie van sommige sterren, die dan binnen zeer korte tijd uitzetten tot honderden malen hun oorspronkelijke grootte -- een nova of zelfs een supernova -- om vervolgens ineen te klappen tot kleine bollen van onvoorstelbaar zware materie. Bij de huidige stand van de astronomie wordt verondersteld dat de zogenaamde "zwarte gaten" restanten zijn vansupernova die zodanig onder hun eigen gewicht ineengestort zijn, dat zelfs het licht er niet meer van kan ontsnappen.



     Alles beweegt, niets staat stil, zei Herakleitos en de filosofen, zoals de Eleaten, die zijn school fel bestreden, maakten eenvoudig gebruik van rekenmethodes die niet klopten, al konden zij nog niet weten dat ze niet klopten. Dankzij echter hun foutieve methodes, konden zij bewijzen dat de wereld, het heelal, statisch was. Herakleitos ontkende niet dat er eenheid was in de wereld, maar noemde haar vrucht van verscheidenheid, een uitspraak die zonder meer uit de mond van Teilhard de Chardin zou kunnen zijn gekomen.



     Zelfs de wiskunde bleek, bij nader inzien niet statisch te zijn, toen men ontdekte dat op astronomische schaal de som van de hoeken van een driehoek geen 180 graden hoefde te zijn en de kortste afstand tussen twee punten geen rechte lijn. Zelfs de tijd bleek, na Einstein geen absoluut gegeven meer te zijn maar we kunnen zonder overdrijving zeggen dat die revolutie nog bij lange na niet is doorgedrongen in het menselijk begripsvermogen in zijn algemeenheid. Het is alsof dit onderdeel van de relativiteitstheorie nog steeds voorbehouden blijft aan enkele bevoorrechte natuurkundigen.



     Sommige science-fiction schrijvers hebben de pretentie dat het hun domein is, maar maken het gewoonlijk tot een karikatuur. Hun paradoxale verhalen van reizen door de tijd en ruimtereizen met snelheden die die van het licht benaderen, met als konsekwentie dat zij, bij terugkeer belanden op een wereld die inmiddels duizend of meer jaar verder is in zijn gehschiedenis, zijn natuurlijk best aardig als ontspanningslektuur, maar ze demonstreren tevens dat het algemene denken op dit punt nog niet verder is gekomen dan dat van de vervolgers van Galileo en Darwin.



     Toch hebben we hier te maken met één van de belangrijkste natuurwetenschappelijke ontdekkingen van onze tijd, die onomstotelijk heeft aangetoond dat de tijd geen absolute konstante is, want ook al is zij konstant voor degene die haar ondergaat, zij kan, in verhouding tot een ander objekt, dat zich sneller of trager voortbeweegt, langzamer of vlugger verlopen. De lichtdeeltjes, die ons bereiken vanaf sterrenstelsels, die honderden tot duizenden en zelfs miljoenen lichtjaren van ons verwijderd zijn, zijn, gedurende die lange reis, geen sekonde ouder geworden. Zij hebben geen verstrijken van tijd ondergaan.



     Uren, dagen, maanden, jaren.... Ons jaar kan, theoretisch, op een ander hemellichaam, in een uur verstreken zijn en toch een jaar hebben geduurd voor de bewoners van dat andere hemellichaam. En daarmee zijn we aanbeland bij het begrip duur, dat niet parallel loopt met het begrip tijd, zelfs niet in psychische zin. Zoals die jongeman het aan zijn grootvader trachtte uit te leggen: "Als je op een parkbankje zit met een leuk meisje, lijkt een uur nauwelijks meer dan een minuut, maar als je met je achterste op een gloeiende kachel zit, lijkt een minuut meer dan een uur te duren."



     Er is echter, voor zover onze kennis thans strekt, één absoluut gegeven, zowel voor wat betreft duur als tijd. of liever, voor wat betreft het tijd-ruimte kontinuum: Tijd en ruimte (onlosmakelijk met elkaar verbonden) hebben slechts één richting, van een oerbegin naar een eindpunt, van verleden naar toekomst. Volgens de Speciale Rellativiteitstheorie van Einstein is dat overigens niet zo. Daarin heeft de tijd wel degelijk alle kenmerken van de meetkunde en dus een dubbele richting. Ook filosofisch schijnt Einstein overtuigd te zijn geweest van die dubbele richting want in een brief aan de weduwe van zijn overleden vriend Michele Basso schrijft hij letterlijk: "Voor ons, die overtuigde fysici zijn, is het onderscheid tussen verleden, heden en toekomst alleen maar een illusie, hoewel een hardnekkige." Hij bewijst hiermede overigens een slecht filosoof te zijn, (wat voor natuurkundigen niet ongebruikelijk is) want de fysica vereist geen overtuiging maar bewijzen. Overtuiging hoort thuis op het vlak van de filosofie en theologie en daarover zegt hijzelf: "Ik ben een diep-religieus ongelovige".



     Als de tijd omkeerbaar zou zijn, en zich inderdaad zou omkeren, zou de evolutie zinloos zijn. Zelfs in het geval van een cyclisch heelal blijft elke cyclus, elke kringloop, toch een onomkeerbaar proces, omdat elke nieuwe cyclus toch weer van een begin naar een eindpunt voert. Telkens opnieuw zou het een kosmos in ontwikkeling zijn, een kosmos in evolutie en elke evolutie is volmaakt zinloos als zij geen hoogste top heeft waar zij op uit moet monden.



     De eschatologische verwachting van het einde van de wereld die zo vele religies beheerst -- allemaal, in feite -- heeft wel een erg zwakke basis als zij zich uitsluitend instelt op het vergaan van de aarde. Toch is dat nu net de verwachting van de meeste, zelfs grote christelijke kerken, ondanks het feit dat Christus zelf het heeft over "het einde der tijden" . Maar hoe zou er een eind aan de tijd kunnen komen, als er één enkele planeet in het universum verloren gaat. Het zou uitsluitend een voortijdig einde betekenen van één stukje -- een minuskuul stukje kosmische evolutie.



     "Het is niet de aarde die moet vergaan..." zegt Teilhard de Chardin "Het is de kosmos die moet verdwijnen." Maar de kosmos kan niet verdwijnen dan alleen door een uiterste omkering aan de top van een evolutie waar "tegelijkertijd al het bewuste maar ook al de bewustzijns " verzameld worden en zich verenigen "waarbij elk van hen zich bewust blijft van zichzelf " (...) "en zelfs, en dit dient men goed te begrijpen, elk meer zichzelf wordt en dus meer verscheiden van de ander." aldus alweer Teilhard de Chardin in HET VERSCHIJNSEL MENS.



     We stelden aan het begin van deze beschouwing de vraag naar het einddoel van de evolutie. Misschien duizelt het je nu inmiddels; misschien vindt je dat dit alles wat al te ver gaat; misschien blijf je liever met beide benen op de grond staan, zoals dat heet, net als de Neanderthaler die de hokus-pokus van zijn zoon afwees, omdat in de gedachtenwereld, waarmee hij groot was geworden, al datgene wat onbegrijpelijk was van de goden moest komen. Maar zeer waarschijnlijk was zijn zoon niet de eerste en waren er elders op de aarde al anderen door de stamoudsten veroordeeld.



     Of, zoals de door ons verzonnen vaderfiguur van Columbus, die nog gelijk kreeg ook, dat zijn zoon in Italië zelf met zijn nieuwlichterijen geen poot aan de grond kreeg en voor wie de evidentie (dat is de absolute zekerheid van de waarneming) dat de aarde niet rond kon zijn, een stevig houvast had in wat hij om zich heen kon zien. En toch,... volgens Bertrand Russell moet als vaststaand worden aangenomen, dat Columbus zich baseerde op een uitspraak van Posidonius, -- een Syrische Griek die leefde van 135 tot 51 vóór Christus (!) en die schatte dat Indië kon worden bereikt "na 70.000 stadiën zeilen in westwaartse richting vanuit Cadiz." (De Griekse lengtemaatstadion vari-ëerde van streek tot streek tussen ongeveer 175 en 192 meter).



     Of, zoals de fiktieve vader van Galileo Galilei, wiens voorspelling bijna uitkwam dat zijn zoon nog eens op de brandstapel zou belanden. Toch was Galilei niet de eerste die het geocentrische heelal verwierp. Hij kende het geschrift van Copernicus, dat de publieke verguizing ontliep omdat het voor niet ingewijden vrijwel onleesbaar was en bij de eerste uitgave werd voorzien van een voorwoord van de uitgever dat suggereerde dat de schrijver het niet als stellige bevindingen bedoelde. In het begin van de 17e eeuw werd het echter op de Index (de lijst van verboden boeken ) gezet. Met andere woorden, toen Galilei het las was het een voor katholieken op straffe van doodzonde, verboden boek. Je vraagt je in gemoede af, hoe mensen in Gods naam (letterlijk: in naam van God!) kunnen beslissen op welke, vbaak onnozle gronden, God mensen voor eeuwig moet verdoemen.



     Eén ding is onomstotelijk bewezen door de geschiedenis der mensheid: ook al gingen alle behoudzuchtige krachten op hun achterste benen staan, het vuur maken was niet aan de goden voorbehouden; de aarde bleek wel rond te zijn; de aarde is niet het middelpunt van het heelal; de mens is wel degelijk produkt van een lang evolutieproces; het tijd-ruimte-kontinuum is alles behalve statisch maar in voortdurende evolutie naar een eindpunt, of liever een toppunt en boven dat alles is God geen Deus ex machina, geen poppenkastbaas die dan hier dan daar af en toe eens iets nieuws in Zijn schepping inplant of eruit trekt. God is de Alpha en de Omega, de oorsprong en het doel en als Omega -- dat mogen wij als christen ten volle aanvaarden, -- trekt Hij de evolutie onweerstaanbaar naar Zich toe en verdoemt niemand, doch laat ons allen vrij Hem te aanvaarden, of ... voor onszelf te kiezen!




     Retour startpagina.