In 1959 werkte ik drie maanden in een hotelletje in Blanes, aan de Spaanse Costa brava, als tolk receptionist. Dat was een boeiende ervaring, vooral vanwehge de contacten met allerlei nationaliteiten. Soms moest ik er vijf talen door elkaar spreken. Ik deed er vrienden en vriendinnen op voor het leven, zoals mijn franse vriendin Alice, die we in 2001 voor het laatst hebben opgezocht, in een dorp bij Limoge in de Dordogne. Ze was toen 79, 10 jaar ouder dan ik en veretelde iedereen die het maar horen wilde dat ik accentloos Spaans en Frans sprak. Dat doe ik nog, maar de actieve spreekvaardiheid laat na al die jaren veel te wensen over, vooral in het Frans.
In dat Spaanse vakantieoord werd ik vaak bij discussies over godsdienstige onderwerpen betrokken. De godsdienst is voor velen duidelijk een heilige zaak, om niet te zeggen een heikele zaak. Zo was daar die Duitser die wilde weten tot welke kerk ik behoorde en toen hij vernam dat het de katholieke was, schoot hij uit zijn slof met de beschuldiging dat de Rooms Katholieke kerk intolerant was, omdat een van haar leerstellingen is dat er buiten haar geen heil bestaat. En als ik aangevallen word, ga ik vanzelfsprekend in de tegenaanval. Ik zei: "Das stimt, ja" - dat klopt, maar de kerk voegt daaraan toe, dat iedereen die te goeder trouw dwaalt ook het heil kan bereiken. Dat leren we al als kleine kinderen in de catechismuslessen. En dwalen te goeder trouw is een pleonasme, want je kunt niet te kwader trouw dwalen. En dat, zo besef ik nu pas, gaat op voor alles, in feite zelfs voor het atheïsme.
Ik heb me daar in Blanes, aan de Costa Brava, een keer gruwelijk geërgerd aan een katholieke priester. Ik ging naar de mis op zondag en ontmoette buiten de kerk een Engels meisje uit mijn hotel dat daar alleen stond. Ik vroeg haar waarom ze niet naar binnen ging en ze zei dat ze stond te wachtenop haar vriendin - die niet eens katholiek was - die door de pater die bij de kerk ingang stond was weggestuurd omdat ze geen kousen aanhad! Ze was teruggehold naar het hotel om haar misstap te corrigeren. En dat in een toeristenoord, waar veel vrouwelijke toeristen hooguit een onderbroekje en een bloesje aanhadden.
Als je dan zo'n veertig jaar later de afgrijselijke berichten binnenkrijgt over grootscheeps kindermisbruik door katholieke priesters, dan kun je je wel in arren moede afvragen of die sexuele gestrengheid niet het rookgordijn was voor de verborgen werkelijkheid. Maar dat kon ik toen allemaal nog niet weten en had het vermoedelijk ook niet geloofd, ondanks dat ik wel wist dat de kerkgeschiedenis veel wangedrag van gezagsdragers kent, zoals van de uit Spanje afkomstige paus Alexander VI (1492- 1503). Hij had een dochter, Lucrecia Borgia, die haar maagdelijkheid al in bed met haar broer schijnt te zijn verloren, en die broer was toen al door zijn vader op 7 jarige leeftijd tot kardinaal verheven. En dat gebeurde allemaal open en bloot! En dan zwijgen we nog maar van de monniken die rondzwierven om aflaten te verkopen. Hoe langer de gewenste aflaat, hoe hoger de prijs. Dat was een van de redenen waarom Maarten Luther zijn reformatie begon.
Godsdienst is een onderwerp dat velen bezighoudt. Dat doet me denken aan die keer dat ik in discussie raakte met twee verpleegsters. In 1972 lag ik in het ziekenhuis in Amsterdam en moest stil in bed blijven liggen om te voorkomen dat mijn netvlies zou loslaten (Wat het uiteindelijk toch deed). Daardoor moest ik dagelijks op bed gewassen worden terwijl ik helemaal niet ziek was. In mijn stuk onder de titel "Geloof en Ongeloof", gepubliceerd in de Amigoe in de jaren 90, merkte ik op dat het opvallend was hoe willekeurige gesprekken vak uitdraaien op onderwerpen betreffende het geloof. Ook toen, in het ziekenhuis, waar ik uiteindelijk blind uitkwam, waren vaak geloofskwesties het gesprek van de dag met de verpleegsters. Ik herinner mij datop een dag, toen ik de kamer ook nog voor mij alleen had, er een heel aantrekkelijke jonge vakantiehulp binnenkwam om mij te wassen. Toen ze mij uit mijn pijama geholpen had, kwam er een oudere verpleegster binnen. Dat had waarschijnlijk de bedoeling om een oogje in het zeil te houden.
Ik was net bezig de knappe, jonge vakantiehuilp uit te horen. Ze had het Fons Vitae gymnasium met succes afgerond en ging medicijnen studeren. Aangezien het een katholiek gyhmnasium was, vroeg ik haar naar haar geloofsovertuiging, die nog kritisch katholiek was. De oudere verpleegkundige, die bij de wastafel stond te rommelen, en die niet katholiek was vroeg op een gegeven moment, naar aanleiding van een opmerking van mij: "Weet je dat zeker?", waarop ik antwoordde: "Als ik het zeker wist, hoefde ik het niet te geloven." en dat werd enthousiast baaamd door mijn jonge wasseres.
Ik vroeg haar of het niet raar was toen ze de eerste keer een mannelijke patiënt moest wassen. "Ja,", zei ze, "maar het voordeel was dat die patiënt niet wist dat hij de eerste was. Bovendien was het een ernstig zieke man, met een rozenkrans in zijn hand geklemd. het geloof in hulp van boven kan soms wonderen doen", zei ze, "al geloof ik dat die wonderen niet van boven komen, maar van binnenuit." Hopelijk heeft dat meisje haar ideaal kunnen verwezenlijken, want op haar jeugdige leeftijd was ze al heel wijs.
Eind jaren vijftig logeerde ik een week bij de ;delegado Regional de la ONCE - de directeur van het regionale kantoor van de Spaanse blindenorganisatie in Barcelona. Ik had hem opgezocht om meer te weten te komen over de ONCE, de Organisación Nacional de los Ciegos de España = de nationale organisatie van de blinden van Spanje, opgericht door het Franco regime om de vele oorlogsblinden een veilig middel van bestaan te geven.
Dat veilige middel van bestaan hield - en houdt - in dat er in alle steden een dagelijkse loterijn wordt georganiseerd waarvan de lootjes - los cupones - alleen door blinden of slechtzienden worden verkocht. Hun wordt daarbij een vast inkomen gegarandeerd met extra toelage bij oververkoop.
Het is een vicieuse cirkel waar de visueel gehandicapten nooit uitkomen, omdat ze in de algemene maatschappij nooit kunnen verdienen wat ze met hun cupones halen. Als gevolg daarvan stonden er zelfgs academisch geschoolden op straathoeken te roepen "¿No Quedan diez pesetas para hoy!" (er zijn nog tien pesetas over voor vandaag)
Ten huize van meneer Fortuny, die mij had uitgenodigd bij hem tge blijven logeren, kwam op een avond een bezoeker die na kennismaking plotseling wilde praten over het geloof, vermoedelijk ervan uitgaande dat ik als noorderling erg kritisch zou zijn. Hij was namelijk zeer sceptisch geworden, zei hij. Ik merkte dat mijn gastheer zeer geagiteerd raakte en begon te ijsberen. Op het moment dat ik een antwoord gaf aan de bezoeker in de trant van: "¿No era Jesucristo mismo que dijo [...]?""¡Eso! ¡Eso es contestar con la biblia en la mano!" (= Juist! Dat is antwoorden met de bijbel in de hand. Toen de bezoeker weg was, vertelde hij mij, dat zijn zoontje, die er de hele tijd bij had gezeten zonder iets te zeggen, nogal labiel was en dat hij daarom blij was met de manier waarop ik het gesprek had gevoerd. Ik besef nu pas dat ik toen nog heiligovertuigd was van de goddelijkheid van Christus, iets wat nu zit weggemoffeld in de hoek van het agnosticisme.
In het hotelletje in Blanes, aan de Costa Brava, vroegen mij eens twee Denen om als tolk te fungeren tussen hen en twee Spaanse jongemannen. Ik deed dat oorspronkelijk zo onpartijdig mogelijk maar op de vragen van de Denen over het Franco regime wilden de Spanjaarden geen enkel antwoord geven. en wat betreft de katholieke kerk, gingen de antwoorden vrij snel voledig de mist in omdat hun doctrinaire EN BIJBELkennis alles te wensen overliet en kon ik het niet nalaten zelf in deiscussie te gaan met de Denen. Aan het eind zei een van hen: "You catholics are very clever debaters." Toen vond ik dat een compliment, maar later besefte ik dat hij feitelijk zei: "Je kunt kletsen wat je wilt maar je overtuigt mij niet."
Het gebrek aan geloofskennis van de twee jonge Spanjaarden verbaasde mij niet en verbaat mij ook niet van de huidige Arubanen, want hun geloof richt zich niet op zo'n absrract wezen als God, maar op concrete wezens als heiligen. Katholieke kerken staan overal ter wereld vol heiligenbeelden, en de orthodoxe kerken vol iconostasen. Van God kun je geen beeld maken, hoewel velen zich Hem voorstellen als een oude baardige vader, dus alweer niets abstracts, want een abstractie kun je niet weergeven en dus ook niet voorstellen.
Dat doet me denken aan een ervaring die mijn vriend Piet Wouters en ik IN 1954 hadden in Toledo in Spanje. We waren daar omdat Piet grote kunstzinnige belangstelling had en zelf ook niet onverdienstelijk kon tekenen. Maar naast het huis van Goya en Velásquez bezochten we ook het kerkje met de "Cristo de la braza caída". = Christus met de gevallen arm. De legende verhaalt dat een jongeman voordat hij afreisde als soldaat naar de "Guerra de Flandres"- zoals de tachtigjarige oorlog in Spanje wordt genoemd - hij aan zijn geliefde beloofde dat hij met haar zou trouwen als hij terugkwam. Maar ja, zo'n mooie blonde meid in "Flandres>" - die later wellicht door een stamboomonderzoeker werd ontdekt als de ongehuwde moeder van zijn voorouders, vader onmbekend, had hem zijn belofte volledig doen vergeten en hij ontkende dus. Daarop riep de ex-geliefde Christus aan om een teken te geven als bewijs dat zij gelijk had. En wat gebeurde er: Een van de armen van het Christusbeeld aan het kruis viel omlaag!
Diezelfde avond kwamen wij bij een wandeling op het Plaza del Alcázar een klein pastoortje tegen - klein van gestalte bedoel ik - en herkenbaar als pastoor aan zijn toog en priesterboord. Ik ging een praatje met hem maken. Op een gegeven moment liet ik mij ontvallen dat wij ook waren wezen kijken naar de "leyenda"van de "Cristo de la braza caída""¡No es leyenda!" - dat is geen legende! Ik kon er met mijn pet niet bij dat hij dat verhaal voor echt gebeurd aannam.
Vele jaren later, IN 1970, bezochten mijn vrouw en ik de Sowjet Unie. En toen, in wat toen nog Leningrad heette, gaf onze Intourist gids, een meisje van voor in de twintig, Lena Jemeljanova geheten, ons een rondleiding door een kerk met prachtige iconostasen, met bijbelse voorstellingen. En dan zei Lena bij die voorstellingen, in het Duits, "Die legende erzählt ....".
Toen dat kleine pastoortje in Toledo zo fel uitriep dat ik het fout had met dat woord "leyenda", bedacht ik al: het kan toch niet waar zijn dat de kerk dergelijke onzin nog voor waar gebeurd houdt! En toen in Leningrad, stond ik voor hetzelfde dilemma. Had Lena geen gelijk...?
Die avond maakten wij met Lena om half twaalf een wandeling over het brede Njevski Prospekt, met de zon nog hoog aan de hemel. Zij was haar stem bijna kwijt en zei: "Ich hoffe der Hergot gibt mir bald meine Stimme zurück." (= ik hoop dat Onze-Lieve-Heer mij gauw mijnn stem teruggeeft). Wij gaven haar een kapitalistish zuigtabletje, dat de dag daarop goed bhleek te hebben geholpen.
Zalig kerstfeest!