HET GEBABBEL NA Babel




    Wij kennen allemaal het oudtestamentische verhaal over de toren van Babel (Genesis 11: 1-9), waarmee de gewijde schrijver, zoals op vele plaatsen in de Heilige Schrift, verzinnebeeldt hoe het menselijke verlangen om God te evenaren afgestraft wordt. Naarmate de mens tracht zich in hoogmoed en zelfoverschatting - wat hetzelfde is - hoger te verheffen, zo schijnt de schrijver te willen overbrengen, valt hij dieper terug in een dal van versnippering en onderling onbegrip. De vele duizenden verschillende vormen van expressie via klanken, maken het de mens inderdaad moeilijk om tot een echte wereldeenheid te komen. Zelfs de gebarentalen verschillen van land tot land en werelddeel tot werelddeel, wat soms aanleiding kan geven tot groteske misverstanden.



TAAL EN DENKEN



    Wat echter maar weinigen beseffen, is dat de ontelbare talen, die op de aarde gesproken worden, soms door slechts enkele honderden mensen, niet alleen een andere uitdrukkingsvorm inhouden, maar eveneens een andere denkvorm. Taal is niet slechts een kommunikatiemiddel tussen mensen -- al vormde dat in de evolutie ongetwijfeld de oorsprong en het hoofddoel -- taal is ook het noodzakelijke hulpmiddel voor het menselijk denkvermogen. Niet dat het denken op zich per se gebonden is aan taal, - hoewel dat zeker voor een groot deel het geval is - maar zonder taal kan het denken niet tot uitdrukking komen. Dat houdt onder andere in, dat taalarmoede ook denkarmoede met zich brengt en omgekeerd, taal rijkdom ook denkrijkdom. We moeten hier wel bij opmerken, dat ogenschijnlijk fraai taalgebruik nog geen taal rijkdom inhoudt, zoals vele predikanten en vooral politici helaas maar al te vaak demonstreren met hun aaneenrijgingen van fraaie, maar nietszeggende woorden en uitdrukkingen, om grote aantallen open deuren in te trappen.



    "Wat Heeft hij toch mooi gepreekt!" zei een vrouw na het uitgaan van de kerk, en toen iemand daarop wat cynisch vroeg:
   "Wat heeft hij dan gezegd?" keek ze hem in stomme verbazing aan, en bleef het antwoord schuldig.



    Elke taalfamilie, en zelfs elke afzonderlijke taal heeft een eigen struktuur. Die taalstruktuur bepaalt uiteraard ook de structuur van ons denken. Dat houdt op zich weer in, dat er op de wereld even zovele denkstrukturen zijn als er talen zijn. Vermoedelijk is dat een van de belangrijkste redenen, waarom het Esperanto zulk een beperkte aantrekkingskracht blijft uitoefenen. Het is een kunsttaal, die niet gebaseerd is op de denkstructuur van een of ander volk. En taal, los van denkstructuur, kan eigenlijk niet bestaan. Hij kan in ieder geval niet bogen op het predikaat "levende taal" en een "dode taal" kan hooguit als gebrekkig hulpmiddel fungeren, zoals het latijn in de katholieke kerk. Maar dat latijn, evenals andere talen die niet meer van nature gesproken worden, is ooit wel een levende taal geweest. Het Esperanto niet, hoe prijzenswaardig ook de doelstelling ervan moge zijn. Bovendien is de grammaticale structuur ervan gebaseerd op de Romaanse, Germaanse en Slavische taalfamilies, dat wil dus zeggen, op een klein gedeelte van de Indo-Europese talen, die op zich weer slechts een zeer klein gedeelte vertegenwoordigen van alle taalfamilies van de wereld.



    Nemen we als voorbeeld de inheemse talen van het Amerikaanse continent. Linguïsten, - vreemd genoeg bijna allemaal Noord Amerikanen en Britten - hebben van Noord Canada tot Vuurland zo'n 700 onderscheiden talen geteld. Daarbij zijn enkele grote taalfamilies, zoals de rond dertig talen van de Maya indianen in het zuiden van Mexico, Guatemala, Honduras en Belize; de meer dan twintig overgebleven talen van de Inca's, behorende tot de familie van het Quechua, in Perú, Ecuador, Chili en Bolivia, en de grote familie van het Tupi of Guaraní in geheel Brazilië, Uruguay, Paraguay en Argentinië, die men eerder tot dialekten kan rekenen omdat ze onderling redelijk verstaanbaar zijn.



    Vreemd genoeg schijnen die taalfamilies niet met elkaar verwant te zijn en zelfs in de Verenigde Staten en Canada, worden nog een groot aantal inheemse talen gesproken, die met elkander geen verband hebben.



INTERNATIONALE MISVERSTANDEN



    Er ontstaan vele internationale misverstanden, omdat de meeste mensen uitsluitend redelijk geschoold zijn in hun eigen moedertaal, als ze er al in geschoold zijn, want dat is in zeer vele gebieden van de wereld ook niet het geval. Zij zijn, door hun fixatie op hun eigen taalstruktuur en dus denkstructuur, niet in staat te begrijpen dat anderen, opgevoed in een geheel andere taalstruktuur en dus denkstructuur, hun denkwijze niet kunnen volgen, al hebben die anderen hun taal als vreemde taal aangeleerd. Men moet een vreemde taal diepgaand beheersen, alvorens men de andere denkstructuur ervan geheel begrijpt. De meeste mensen blijven bij het aanleren van een vreemde taal steken bij een matige kennis van equivalente expressievormen, waarop zij de eigen denkvormen toepassen, die zij van kindsbeen af hebben aangeleerd in hun moedertaal. Zij leren niet in de vreemde taal denken. Zelfs bij nauw verwante talen als Duits en Nederlands kan dat al aanleiding geven tot ernstige misverstanden. Bijvoorbeeld: het Duitse woord "taugenichts" heeft een veel bezwaarlijker betekenis dan het Nederlandse deugniet, dat gerust ook voor de grap gebruikt mag worden. Maar tussen Duits en Nederlands is er in ieder geval nauwelijks een struktureel verschil, al is het wel opvallend, dat waar het Nederlands de onvoltooid verleden tijd gebruikt, het duits de voltooid tegenwoordige tijd pleegt te gebruiken. ("Ja, hat er gesagt,..." = "ja, zei hij.... ")



    Veel ingewikkelder wordt het echter, als de taalstruktuur geheel anders is. Bijvoorbeeld: in de Afro-aziatische taalfamilie, waartoe het Arabisch en het Hebreeuws behoren, is de tijd struktuur geheel anders dan in de indo-europese talen. Het Arabisch bijvoorbeeld drukt tijd in hoofdzaak uit met een voltooid en een onvoltooid aspekt van een uitdrukking. Al wat in het verleden ligt , al is het maar net, is voltooid; al wat in het heden of in de toekomst ligt is onvoltooid, punt uit. In de Romaanse talen, (Frans, Spaans, Italiaans, Portugees, om er maar vier van de tien nog levende te noemen) daarentegen bestaat een zeer uitgebreide struktuur van werkwoordstijden waarvan de meeste, naast de aantonende wijs ook een aanvoegende wijs hebben, soms zelfs twee voor één aantonende wijs. Daarmee kunnen de sprekers van die talen op uiterst subtiele wijze verschillen uitdrukken, die eenvoudig onvertaalbaar zijn, zelfs in de hoog ontwikkelde andere indo-europese talen als Germaanse of Slavische talen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat goed onderlegde Spaanssprekenden zeer bedreven zijn in het formuleren van uiterst fraai klinkende volzinnen, al kan men zich terecht afvragen of dat uiterst verfijnde expressie vermogen niet beter op meer praktische zaken zou kunnen worden gericht, in plaats van, zoals te doen gebruikelijk, op de schoonheid van de expressie zelf.



    De tijd struktuur in de Slavische talen, zoals het Russisch is heel beperkt, maar daar staat tegenover dat elk werkwoord behalve in een werkwoordstijd ook in een voltooid of onvoltooid aspekt staat. Men zou beter kunnen spreken van een algemeen en een konkreet aspekt. "ya goworyú po-Ruski" betekent "ik spreek Russisch" in het algemeen, dat wil zeggen ik ken die taal en "ya po-goworyú po-Ruski" betekent "ik spreek Russisch", dat wil zeggen, nu, datgene wat ik nu zeg is Russisch. Voor iemand die een Germaanse of Romaanse taal spreekt is dat een onderscheid, dat hij in het geheel niet aanvoelt.



VOLKSAARD



    Het tijdsbesef dat in de werkwoord struktuur van een taal besloten ligt, heeft zeer sterke invloed op het denkproces en daarmee op het juist begrijpen van wat mensen in andere talen uitdrukken. De Germaanse talen, bijvoorbeeld (Duits, Engels, Nederlands, de Skandinavische talen, Ijslands en Fahrörs) zijn zeer konkreet in hun uitdrukkingsvormen, zelfs in hun klanken, waardoor met name Romaanstaligen de Germaanse talen rauw vinden klinken. Dat is minder vreemd dan men zou denken, want ook de klank van een taal weerspiegelt de volksaard. Neem het officiële Italiaans, uiterst melodieus met een rijke intonatie, waardoor Wolfgang Amadäus Mozart werd uitgelachen omdat hij het bestond met "Die Zauberflöte" een opera op een Duits libretto te komponeren. Immers de enige geschikte taal voor operagezang was en bleef het Italiaans, zo vond men in Mozarts tijd en sommigen vinden dat vandaag de dag nog. (Overigens zijn lang niet alle italiaanse dialekten zo melodieus. Het siciliaans van de maffiabazen klinkt, in overeenstemming met de volksaard, veel rauwer en monotoner.)



    Het grootste taalkundige probleem is echter, dat ieder mens zijn eigen moedertaal het belangrijkst acht. Dat spreekt natuurlijk vanzelf, maar is er tevens de oorzaak van dat vele volkeren achterblijven in hun ontwikkeling, omdat ze door geen of slechts gebrekkige kennis van een tweede taal, geen toegang hebben tot de denkschatten van de wereld en hogere functies.



    In de Europese Unie functioneert een geldverslindend vertaal systeem van een horde aan tolken en vertalers, om de eenvoudige reden dat alle nationale talen gelijkheid opeisen ten opzichte van de andere nationale talen. Geen van de afzonderlijke landen van de unie is bereid te aanvaarden dat één of meer van de grotere talen - zoals Engels, Frans of Duits - worden verheven tot voertaal, laat staan dat het Frans het hoofd zou buigen voor het Engels of omgekeerd. Erger nog, de kans is groot dat ook belangrijke streektalen als het Catalaans, Baskisch, Sardisch, Bretons, Provençaals, Wels en zelfs Fries een officiële status van gelijkheid gaan opeisen. En dan hebben we het uitsluitend over Europa.




ONDERWIJSTAAL



    In oost Afrika is het probleem min of meer op natuurlijke wijze opgelost. De volkeren van heel oost Afrika, tot in Zuid-Afrika en Zambia toe, spreken allemaal, boven hun stamtaal ook kiSwahili. Echter, dat kiSwahili (het voorvoegsel "ki" móét erbij, want het geeft aan dat het woord enkelvoud is!), is niet de onderwijstaal! In de meeste Oost afrikaanse landen is dat Engels en in de beide Kongo's Frans. In Angola en Moçambique is het Portugees. Ook in West en Centraal Afrika hebben Engels en Frans de overhand, om de eenvoudige reden dat tot nog toe geen enkele landsregering het heeft aangedurfd om één van de vele stamtalen tot voertaal van het land te verheffen.



    Er zijn slechts weinig landen ter wereld, waar de schooljeugd onderwijs krijgt in de eigen moedertaal. Dat geldt zelfs voor een land als Nederland, waar de officiële taal het dialect van het zuidelijk deel van de provincie Noord Holland en het noordelijk deel van de provincie Zuid Holland is. In alle andere delen van het land worden soms zeer sterk afwijkende streektalen gesproken, de moedertaal van de kinderen, als ze op school komen. Het is makkelijk gezegd dat een kind onderwijs moet krijgen in de eigen moedertaal, maar dat blijft dan wel een ideaal, dat vrijwel nergens ter wereld uitvoerbaar is.



    In Indonesië bijvoorbeeld, zal geen regering het in zijn hoofd halen onderwijsprogramma's op te zetten voor alle paar honderd talen die in de archipel gesproken worden. Daartoe dient het Maleis, tegenwoordig "Bahasa Indonesia" genoemd, dat alle bewoners van het land dienen te kennen als lingua franca, zoals het kiSwahili in Oost, Zuidoost en zelfs een deel van Centraal Afrika en ook nog, zij het dialectisch, in de kuststreken van het Arabisch schiereiland en de kuststreek van Pakistan. In een groot deel van West Afrika fungeert het Hausa als lingua franca, maar net als bij het kiSwahili is het nergens tot officiële taal verheven. In sommige, zeer grote landen, zoals in Nigeria en, aan de andere kant van de wereld, de Filippijnen, wordt een, met de lokale talen totaal geen verband houdende taal als instructietaal gebruikt, namelijk.... Engels.



    Op de Filippijnen heeft men overigens wel het Tagalok - de taal van Manilla en omstreken - tot officiële voertaal verheven. De Filippijnse talen (zelf noemen ze het "dialekten", hoewel ze onderling onverstaanbaar zijn) horen tot de Austranesische taalfamilie. Een van de meest kenmerkende verschijnselen daarin is de verbuiging van de persoonlijke voornaamwoorden afhankelijk van geslacht en getal van de aangesprokene(n)



TIBETO-CHINESE TALEN



    China heeft het grote voordeel dat het schrift min of meer losstaat van het gesproken woord, zoals bij ons het cijferschrift. Het Chinees kent minstens vijftig, wat men daar noemt, dialecten, die evenveel van elkaar verschillen als bijvoorbeeld: Frans, Spaans, Portugees en andere Romaanse talen. Vandaar dat een Kantonees sprekende iemand uit Bei Jing niet of nauwelijks kan verstaan. En dan hebben we het nog niet over de aan het Turks verwante talen die in het zuid westen van China gesproken worden. De Tibeto-chenese talen zijn mono-syllabisch, dat wil zeggen dat alle woorden slechts uit één lettergreep bestaan, terwijl daarnaast stijgende en dalende tooneffecten de woordbetekenissen sterk beïnvloeden.



    Zal er ooit een dag komen dat men overal ter wereld terecht kan met één lingua franca? De Esperantisten streven dat ideaal met veel verve na, uiterst prijzenswaardig, dat mag niemand ontkennen. Maar... hun streven is niet gericht op een natuurlijke ontwikkeling en een natuurlijke taal en daarom, helaas, vrees ik, gedoemd te mislukken. De natuurlijke ontwikkeling is, dat het Engels de functie van lingua franca krijgt, al zal minstens Frankrijk zich daar met hand en tand tegen blijven verzetten. En wat te denken van taalgebieden als het Russisch, van de Japanse Zee tot aan de Oostzee en van de Noordelijke Ijszee tot aan de Kaspische en Zwarte Zee? En van het Arabisch? Van de Perzische Golf tot aan de Atlantische Oceaan? En van het Hindi, de officiële voertaal van India? Hoeveel van ons beseffen dat Hindi de vierde wereldtaal is, als het gaat om het aantal mensen dat van nature Hindi spreekt, zelfs in Suriname en, aan de andere kant van de wereld op de Fiji eilanden?



    De Babylonische spraakverwarring is, beslist niet op korte termijn ten einde.




    Retour startpagina.