PERSVRIJHEID



EEN GROOT GOED MET EEN GROTE... MAAR




     De journalistiek is een gevaarlijk beroep. Het wordt van alle kanten belaagd, al doorzien maar weinigen het feit dat wellicht de grootste dreiging van binnen uit komt. Journalisten hebben zelf een groot gevoel van eigen beroepswaarde, terwijl daarentegen uit enkele enquêtes is gebleken dat de meerderheid van de bevolking een nogal lage dunk van hen heeft. Autoritaire regimes, echter, bezien het beroep van journalist met argusogen, zoals ongeveer 15 jaar geleden bleek in Indonesië, waar de politie zelfs het kantoor van de Indonesische correspondent van Radio Nederland Wereldomroep, Jopi Lasut overviel en al zijn materiaal in beslag nam en hem een uitreisverbod oplegde.

     Radicale groeperingen en dictatoriale overheden schrikken er niet voor terug persmensen te likwideren en zelfs criminele organisaties zien er geen been in hen onwelgevallige persmuskieten uit de weg te ruimen, zoals her en der op de wereld met grote regelmaat voorkomt. Zelfs in een land, dat zo prat gaat op zijn vrijheid van meningsuiting, als de Verenigde Staten, is al menig persmens veroordeeld wegens belediging van het hof, omdat hij of zij weigerde de identiteit van informanten prijs te geven.

CENSUUR



     Het probleem van de vrijheid van meningsuiting -- want dat is uiteindelijk de basis van de persvrijheid -- is ongetwijfeld al zo oud als de mensheid zelf. Wie er dogmatische of fundamentalistische overtuigingen op na houdt, of die nu maatschappelijk, politiek, filosofisch of religieus zijn, heeft er, zelfs al is hij een welwillend en zachtaardig MENS, moeite mee, dat anderen die overtuiging niet delen en tegengestelde informatie verspreiden. Al jarenlang is de hele wereld zo ongeveer begaan met het lot van de Britse schrijver Salman Rushdy, die door wijlen de Ayatollah Khomeini in Iran vogelvrij is verklaard wegens zijn boek "De Duivels verzen", dat in de ogen van fundamentalistische moslims godslasterlijk is. In Algerije heeft intussen al een groot aantal journalisten hun vrije informatieverschaffing met de dood moeten bekopen. In Denemarken moet een cartoon tekenaar constant bewaakt worden anders loopt hij het risico vermoord te worden. In Nederland liet Theo van Gogh HET LEVEN door moordenaarshand, omwille van zijn vrijmoedigheid en worden Ayaan Hirsi Ali en Geert Wildersvoortdurend met de dood bedreigd door fundamentalistische moslims.

     Het is geen probleem van vandaag. De menselijke geschiedenis staat bol van onderdrukking van de vrijheid van mening en meningsuiting. Uit het oude Athene is het geval bekend van de beroemde sofistische filosoof Protagoras ("De mens is de maat van alle dingen") wiens geschriften door de rechters van de Areopaag (de vergaderplaats van de Atheense democratische raad) naar de brandstapel werden verwezen, omdat de wijsgeer, in een traktaat had geschreven dat hij niet wist of er wel of geen goden bestonden.

     Behalve autoritaire en despotische regimes, hebben ook de godsdiensten uitgeblonken in de onderdrukking van persoonlijke meningen en meningsuiting. Het Christendom is daar helaas allerminst een uitzondering op, ondanks dat de eerste verspreiders van het nieuwe geloof, zoals bij uitstek sint Paulus en later de kerkvaders, er veelvuldig blijk van geven dat zij alles lazen wat ze te pakken konden krijgen, het meeste van wat toen heette: heidense bronnen.

     In latere eeuwen kwam de Katholieke kerk met name, tot de invoering van een strenge censuur, die tot na het midden van onze twintigste eeuw (1965) is blijven bestaan in de vorm van de zogeheten "index Librorum Prohibitorum" - lijst van verboden boeken - die voor het eerst werd ingesteld door Paus Inocentius I in het jaar 405 en tot op de dag van vandaag bestaat nog steeds het zogenaamde "Imprimatur" dat bisschoppen moeten meegeven aan goedgekeurde theologische of kerkelijke geschriften. Wat men de Kerk gelukkig niet kan aanwrijven, is het bij voorbaat verbieden van de uitgave van geschriften, of van het vernietigen ervan.

AREOPAGITICA



     Censuur vooraf is een wapen dat seculiere overheden maar al te graag hebben gehanteerd, en tot op de dag van vandaag nog steeds in sommige landen hanteren. Beroemd is de eloquente rede van de Britse schrijver John Milton, die in 1644 zijn "Areopagitica" uitsprak voor het Britse parlement, en als pamflet publiceerde, en waarin hij een vlammend betoog hield tegen de censuur op de uitgifte van boeken, die datzelfde parlement had afgekondigd.

     Één van de zeer vele saillante uitspraken daarin luidt: "Wie een mens doodt, doodt een redelijk wezen, Gods beeld. Wie een goed boek vernietigt, doodt de rede zelf, doodt Gods beeld."

WIENS BROOD MEN EET...



     Zoals in de inleiding al gezegd, komt het gevaar voor de persvrijheid echter, niet slechts van lieden, groeperingen, regimes en organisaties, die geen andersdenkendheid tolereren, maar evengoed vanuit de journalistiek zelf. Konden we goed twintig jaar geleden nog hopen dat de commercie meer en meer gebonden zou raken aan het maatschappelijk belang, thans heeft het er alle schijn van dat het maatschappelijk belang ondergeschikt dreigt te worden aan de commercie. Door allerlei vormen van sponsoring worden persorganen hoe langer hoe meer gedwongen zichzelf een vorm van censuur op te leggen, om degenen, wier brood men eet, niet tegen het hoofd te stoten.

     Nog ergerlijker is het als persorganen zich kritiekloos liëren aan politieke partijen of regeringen en deze door dik en dun steunen. Daarbij is geen sprake meer van vrije informatie verschaffing, maar van pure propaganda, die in onverteerbaarheid de propaganda molen van de voormalige Sowjet Unie zelfs overtreft, omdat deze periodieken meestal extreem sensatiezuchtig zijn, om een zo groot mogelijk publiek te kunnen trekken, iets wat van de voormalige Sowjet pers zeker niet gezegd kon worden.

     De grootste vrijheid, echter, is de vrijheid de eigen vrijheid te beperken ten behoeve van de vrijheid van de ander, heb ik al eens in ander verband geschreven. Degenen, die hun mond het meest vol hebben over aantasting van de persvrijheid, zijn meestal degenen, die de persoonlijke vrijheid van het individu aan hun laars lappen, om de sensatiezucht van hun lezers of luisteraars zo veel mogelijk te kunnen bevredigen.

     Op 15 augustus) 1995 deed het Hoge gerechtshof van Engeland uitspraak in het voordeel van de prinses van Wales,, de ex-echtgenote van prins Charles, Diana, die een zaak had aangespannen tegen een fotograaf die haar voortdurend lastig viel. het gerechtshof bepaalde dat het de man voortaan verboden was dichter dan driehonderd meter in de buurt van Diana te komen. De man riep om het hardst, dat dit een inbreuk was op de persvrijheid, maar voegde eraan toe, dat de argumenten van de advocaten van de prinses "een hoop onzin" waren, omdat hij "alleen maar wat foto's wilde hebben om wat geld te verdienen."

     Wie inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid van de ander (en wat is schennis van de privacy van het individu anders?) heeft geen recht vrijheid voor zichzelf op te eisen, zeker geen persvrijheid!

     De vraag is dan ook gewettigd, of er wel zoiets als een "pers" bestaat? Geen "Guardian", "The Times", of "the Daily Telegraph" in Groot Brittannië zal het ooit slikken als ze over één kam zou worden geschoren met schandaalbladen (met miljoenenoplage) als "The Sun", "The People" of "The Daily Mirror", om maar één buitenlands voorbeeld te nemen. Een persdag is dan ook zinloos als zij er niet op gericht is de hand in eigen boezem te steken om zich te bezinnen op de kardinale vragen, waar het bij de zo hoog geprezen persvrijheid om gaat.