1 KENNISMAKING

     Toen mijn vrouw en ik ons eind 1973 op Aruba vestigden, kwamen wij meteen in contact met de toen net in oprichting zijnde Stichting Blindenzorg Aruba. Dat ging heel prozaïsch in zijn werk. en Nederlandse non hoorde van onze huisbaas dat er in het huis dat hij ons had verhuurd een blinde Nederlander met zijnn Arubaanse vrouw was komen wonen. En dus maakte de zuster onmiddellijk haar opwachting en overhandigde mij, namens de stichting in oprichting, waarvan zij ook bestuurslid was, een pakje, met een paar sokken en een sigaar erin. Het was net voor kerstmis!


     Het kostte me wel even moeite om niet in lachen uit te barsten, vooral omdat ze vertelde dat alle mannelijke geregistreerde blinden datzelfde cadeautje kregen en alle vrouwelijke een stukje zeep en een flesje eau-de-Cologne. Ik informeerde vriendelijk hoeveel blinden ze geregistreerd had. Ze schatte, ongeveer veertig. Dat kon natuurlijk nooit het werkelijke aantal zijn, omdat op een eiland als Aruba, zeker in het verleden een flinke portie consanguiniteit (dat is: inteelt) moet hebben meegeteld, met als gevolg een verhoogd risico op genetische afwijkingen. Dat bleek ook zo te zijn.


     "Als je in Europa een retinitis pigmentosa patiënt op je spreekuur krijgt", zei ons eens een oogarts, "dan vertel je het 's middags aan je vrouw. Hier krijg je iedere week wel een RP patiënt op je spreekuur."


     Nu ik dit zo neerschrijf, moet ik ineens denken aan het congres van de Caribbean Council for the Blind, dat we in 1984 op Barbados hadden. Een lezing, van een Amerikaanse deskundige op het gebied van internationale gezondheidszorg wekte mijn wrevel op, omdat de inleidster het bestond te verklaren dat de oogheelkunde op Aruba en de andere eilanden van de Nederlandse Antillen vanuit Curaçao plaatsvond. Ik vond het mijn Arubaanse eer te na om de "deskundige" niet op de vingers te tikken met de correctie dat Aruba drie residerende oogartsen had waarvan er twee tevens chirurg waren, die zelfs een argon-LASER (toen al!) tot hun beschikking hadden.


     Mmijn buurman aan de conferentietafel - Mike Rich, een blinde majoor van het Leger des Heils, de toenmalige directeur van het blindeninstituut in Kingston, Jamaica, - merkte sarcastisch op, dat een dergelijk gebrek aan kennis van zaken op één punt weinig vertrouwen wekte in de rest van het betoog. Mike was in Londen geboren, maar op jeugdige leeftijd met zijn ouders naar Canada geëmigreerd. Voor hij naar Jamaica kwam, had hij tien jaar in Kenia gewerkt.


     "Kijk," zei hij grijnzend. "Noord Amerikanen en Noord Europeanen gaan er a priori van uit, dat de rest van de wereld achterlijk is, en dus wordt voetstoots aangenomen dat een klein eiland als Aruba ook achterlijk moet zijn. Zo simpel is dat!"

     Zo simpel is dat inderdaad. We hebben dat bij herhaling moeten ervaren bij de ontwikkeling van de dienstverlening aan blinden en slechtzienden op Aruba, ook vanuit Nederland, de goeden - zoals het CGL - vooral niet te na gesproken. Een van de meest ergerlijke gevallen deed zich voor toen wij, in 1977 de U allen welbekende CGL-medewerker Jules van der Veldt, in het kader van de technische bijstand naar Aruba lieten komen om ons te helpen bij de start van het eerste gesproken weekblad in het Caribische en Latijns-Amerikaanse gebied. De Gelderlander publiceerde , naar aanleiding daarvan, toen een venijnig stukje over "gekonkel van vriendjes op kosten van de Nederlandse belastingbetaler."


     De stichting Blindenzorg Aruba heeft onder die naam niet lang bestaan. Minder dan een jaar na de officiële oprichting werden de statuten al gewijzigd, waarbij onder andere de naam veranderde in "Fundashon Arubano di esnan Visualmente Inkapasitá", - Arubaanse Stichting van Visueel Gehandicapten - afgekort tot het acroniem "FAVI". Behalve het afdanken van die oude Nederlandse naam, werd ook de paternalistische attitude die aan de oorspronkelijke stichting kleefde aan de spreekwoordelijke kapstok gehangen en werd het vaandel van de verzelfstandiging en integratie van het individu hoog in top gehesen.


     Een intensieve publiciteitscampagne bereikte in vrij korte tijd op dit kleine eiland een groot deel van de bevolking, zodat vandaag de dag weliswaar maar weinigen kunnen vertellen waar die letters F.A.V.I. voor staan, maar iedereen weet wat de FAVI is en doet en waar ze voor staat.

     Een bekende zakenman, toen voorzitter van de Aruba Lions Club, vertelde mij eens, toen we samen naar de televisie studio reden, dat dankzij de FAVI ook de pure liefdadigheids attitudes van zijn mede Lions sterk ten goede veranderd waren.

     De FAVI is, in de loop der jaren, met behulp van deskundigen van overal - uit de Verenigde Staten, Canada en Nederland en zelfs uit Colombia - uitgegroeid tot een professionele dienstverlener aan blinden en slechtzienden, van babies en hun ouders, tot hoogbejaarden en hun familie.

     Men zal zich afvragen waarom Colombia. Wij kwamen er, na een eerste kennismaking achter, dat het INCI - het Instituto Nacional de los Ciegos in dat land - al vele jaren vóór Nederland een uitgebreid programma voor geïntegreerd onderwijs op het platteland in uitvoering had en dat was precies waar de FAVI behoefte aan had, omdat je - afgezien van de vraag wat het beste is - nu eenmaal voor het kleine aantal kinderen op een klein eiland als Aruba geen aparte school kunt oprichten. Om het programma voor geïntegreerd onderwijs zo goed mogelijk op te zetten, legden we eveneens in Boston contact met Sherry Rainor, een deskundige op het gebied van blinde peuters en kleuters, zelf moeder van een blindgeboren dochter, die toen verbonden was aan de Perkins School for the Blind. We haalden haar naar Aruba en daar hebben we nooit spijt van gehad. Overigens had de FAVI van het begin af, ook uitstekende relaties met Nederlandse instellingen als het CGL en het toenmalige AIB in Amsterdam en nu met het Loo Erf in Apeldoorn. Het CGL, met wijlen Louis de Vos aan het hoofd, en de Nederlandse Stichting Blinden Belangen, met wijlen Hil Delver in het bestuur, hielpen de FAVI bij de opzet van het eerste gesproken weekblad “Sinta” en in 1981 waren het de heren Louis de Vos en Hil Delver, aangevuld met ex-FAVI bestuurder Jan Veneman, die in drie maanden tijds meer dan het benodigde bedrag fourneerden voor de bouw van het FAVI kantoor.


     Maar kom, in mijn eerst volgende aflevering moest ik eerst maar eens iets vertellen over dit kleine, autonome landje binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Want ondanks de steeds toenemende bekendheid ervan blijven er over ons "Aruba dushi tera" - aruba lief land - hardnekkige misverstanden bestaan. Tot volgende maand dus.



Volgend artikel.


     Retour startpagina.