3 EIGENTIJDSE ONTWIKKELINGEN




     Het is fascinerend om waar te nemen hoe moeilijk het is voor personen en instellingen uit wat men noemt de Eerste en Tweede Wereld zich los te maken van hun eigen historische, culturele en economische achtergronden, als zij zich gaan bezighouden met ontwikkelingserk in wat dan heet de Derde Wereld. In een toespraak die ik eens hield voor een internationaal congres opBarbados, heb ik gezegd dat de uitvinder van die term moet worden veroordeeld tot eeuwige vergetelheid . Maar daarmee blijft de term wel onuitroeibaar, ook al wordt de wereld steeds meer een "global village", zoals Marshall MacLuhan dat heeft genoemd in zijn "Gutenberg Galaxy".



     De ontwikkeling op het gebied van de dienstverlening aan visueel gehandicapten op de Nederlandse Antillen en Aruba, is een goed voorbeeld van bovenstaande bewering. Ere wie ere toekomt, het was wijlen Cor van den Brink, toen secretaris van de Nederlandse Blindenbond, die de eerste stoot gaf. Op zijn reis naar Suriname deed hij, op verzoek van de Antilliaanse regering - waar Aruba ook nog bij hoorde - ook Curaçao en Aruba aan en legde daar de nodige contacten om het werk op gang te brengen. Zijn idee: een soort pendant van de toenmalige Nederlandse Blindenbond voor de Nederlandse Antillen, met afdelingen op de verschillende eilanden.



     Helaas voor hem werkte dat niet. Afgezien nog van de historische en culturele verschillen met Nederland aan de ene kant en de eilanden onderling aan de andere kant, maakte alleen al de zeer kostbare verbindingen tussen de eilanden een dergelijke organisatie onmogelijk. De afstand tussen Curaçao en Aruba is vergelijkbaar met de afstand van Amsterdam naar Nijmegen. Alleen, er ligt geen weg of brug tussen en er rijden geen treinen! De enige bruikbare verbinding gaat door de lucht, met alle consequenties van dien: hoge kosten, lange wachttijden voor vertrek, flinke afstanden van vliegveld naar bestemming, en ... telkens passeren van immigratie en douane! Dat was al zo toen Aruba nog staatkundig bij de Nederlandse Antillen hoorde. Een dagje op en neer van Aruba naar Curaçao is een kostbare en vermoeiende aangelegenheid.



     En toch ontstond er op Curaçao een "vereniging" á la Nederlandse Blindenbond, waar niemand lid van werd, zodat men in arren moede iedere visueel gehandicapte maar automatisch tot lid bombardeerde en omdat leden nu eenmaal contributie moeten betalen en dat niet deden, werd die contributie maar jaarlijks kwijtgescholden. Dat is het soort oplossing, waar Antillianen meesters in zijn.



     De Curaçaoënaars hadden namelijk wel oren naar het idee van een nationale organisatie met eilandelijke afdelingen en noemden hun instelling dan ook: "Sociedat Nashonal pa Siegunan" - nationale vereniging voor blinden. De Arubanen verwierpen dat idee zonder meer. Ze hadden al moeite genoeg met de staatkundige overheersing door de bevolking van Curaçao, - die nu eenmaal ver in de meerderheid was - om zoiets ook nog in de particuliere sector te accepteren en bovendien zagen ze weinig in de verenigingsvorm, die op onze eilanden überhaupt niet best functioneert. Dus werd het een zelfstandige stichting die slagvaardig aan het werk ging.



     Een geheel ander voorbeeld van een misplaatste zucht naar weldadigheid vanuit Nederland deed zich voor tijdens het roemruchte jaar der gehandicapten. Een zeer welwillende heer in, als ik mij goed herinner, Lelystad, publiceerde een oproep in Nederland om geld in te zamelen om het gehandicaptenwerk op de Nederlandse Antillen "op Nederlands niveau te brengen". Met andere woorden: de goede man ging er zonder meer van uit dat er geen beter dan het Nederlandse niveau bestond in de wereld. We schreven, namens enkele instellingen hier een vriendelijke brief aan hem met het verzoek eerst contact op te nemen met de verschillende instellingen die al jarenlang werkzaam waren in de dienstverlening aan gehandicapten en gaven hem daarbij een hele lijst met namen en adressen. En dat was het dan. We hebben nooit meer iets van hem gehoord.



     Tijdens de snelle ontwikkeling van de FAVI op Aruba, werden wij, ook door de Arubaanse overheid meer en meer betrokken bij buitenlandse bezoekers, omdat de overheid al gauw door had dat wij er onorthodoxe ideeën op nahielden, die haar konden steunen in het afhouden van klakkeloze transplantatie van buitenlandse systemen in onze gemeenschap. Toen er dan ook onverwacht een Caribische vertegenwoordiger van de ILO - de International Labour Organization - op Aruba verscheen, werden wij telefonisch gevraagd om naar het bestuurskantoor te komen om met de man te praten. Het bleek een Engelsman te zijn, op middelbare leeftijd, die een pleidooi hield voor de oprichting van een sociale werkplaats. In aanwezigheid van de gedeputeerden - zeg maar: wethouders - raakte ik in heftig debat met hem, omdat wij er binnen de FAVI inmiddels toe waren gekomen dergelijke, uit het verleden stammende Europese en Noord Amerikaanse instellingen af te wijzen. Hij, Mr. Philips, bracht ons overigens wel in contact met de Caribbean Council for the Blind. Zijn idee was, dat sociale werkplaatsen als doorgangshuis moesten functioneren voor integratie in het normale arbeidsproces. Toen ik hem voor de voeten wierp dat de Engelse "Remploy Shops" ook met die opzet waren opgericht, maar doodeenvoudig niet als zodanig functioneerden, ontkende hij dat.



     Later, toen we inmiddels een zeer actief lid van de Caribbean Council for the Blind waren geworden, ontdekten wij, dat op de voormalige Britse eilanden als Trinidad, Jamaica, Antigua, Saint Lucia, Saint Vincent and the Grenadines overal sociale werkplaatsen voor blinden waren, waarin, zoals wij dat noemden, mensen werden weggestopt, om er wat vrij nutteloos werk te verrichten, teneinde voor een minimale bijstanduitkering in aanmerking te komen.



     Wij hebben er dan ook hard aan meegewerkt om een programma voor "self employment" en hervorming van de sociale werkplaatsen doorgevoerd te krijgen. Het uitgangspunt was daarbij dat sociale werkplaatsen die niet tot rendabele bedrijven konden worden omgevormd, zouden moeten verdwijnen. Of dat overal gebeurd is, betwijfel ik. Ik heb er op dit moment geen zicht meer op.



     Ook uit Amerika komen vaak typisch Amerikaanse ontwikkelings ideeën, die wij, tot hun grote ergernis maar niet willen uitvoeren. Een Amerikaanse vriendin van ons, doctor in de orthopedagogiek gespecialiseerd in meervoudig gehandicapten, Dena Gruman, toentertijd nationaal consulent voor buitengewoon onderwijs van de American Foundation for the Blind, zag, toen wij haar naar Aruba hadden gehaald om haar expertise, dat er op ons eiland ovral sisal in het wild groeit. Daar werd ze helemaal lyrisch van. Ze had namelijk in Kenia gewerkt en daar maakten ze van sisal zulke prachtige tassen en hoeden en dat moesten wij ook doen. Hoe wij haar ook probeerden te overtuigen, dat je op Aruba eenvoudig met handenarbeid niet kunt concurreren tegen de uiterst goedkope producten uit Colombia, Bolivia, Peru en Ecuador, zij hield vol dat we het moesten proberen. We hebben dat tot haar grote teleurstelling niet gedaan. Voor de handenarbeid therapie kochten we liever de materialen in plaats van ze zelf te gaan kweken en snijden.






Vorig artikel

Volgend artikel.


     Retour startpagina.