"Spreek jij Frans?" vroeg een Amerikaanse revalidatie deskundige mij eens, nadat hij van Haiti naar Aruba was gekomen. Op mijn bevestigend antwoord vervolgde hij:
"Ga dan in Godsnaam naar Haiti. Daar hebben ze je veel harder nodig dan hier op Aruba."
Dat klonk bijna vertwijfeld. Niemand hoeft zich daarover te verbazen; Een Haitiaanse dichter schreef eens: "Haiti is het enige land waar zelfs honden zelfmoord plegen." Dat is hem niet in dank afgenomen en je kunt zoiets maar beter niet citeren tegenover een Haitiaan. Hoe ze zich ook op een eiland als Aruba kapot komen werken om wat geld te verdienen voor hun gezin of familie, toch willen ze niets kwaads horen over hun "Haití chérie", ook onze eigen hulp in de huishouding niet.
Ik ben er niet heen gegaan, ondanks de noodkreet van onze Amerikaanse vriend. Je kunt nu eenmaal toch niet de lasten van de hele wereld op je schouders nemen. Bovendien spreektde de massa van de bevolking geen Frans maar Créole, een op het Frans gebaseerde, gecreoliseerde taal.
Een van mijn schoonzusters bezocht het land eens samen met een vriendin. Ze hielden het er maar twee dagen uit en vluchtten als het ware naar Santo Domingo, waar ook geen vetpotten staan, maar dat, vergeleken met Port-au-Prince een hemel op aarde was. Vooral het schrijnende verschil tussen de ellende van Port-au-Prince en de onfatsoenlijke rijkdom van de luxewijk Pétionville, waar hun hotel stond, was hen te veel geworden.
Haiti heeft zes miljoen inwoners, waarvan 90 percent ver beneden de armoedegrens leeft. Het is het land met het laagste per capita inkomen van het westelijk halfrond. Het land ligt, samen met de Dominicaanse Republiek, op het eiland Hispaniola en vormt er het westelijke deel van. De bevolking bestaat voor 90 % uit negers. De overige 10 percent zijn mulatten. Het was het eerste land in het Caribisch gebied en het tweede op het Amerikaanse halfrond dat al in 1804 onafhankelijk werd, na een bloedige slavenopstand. Het werd daarmee de eerste zwarte republiek van de wereld.
Een haitiaanse oogarts, dokter Monsanto, vertelde eens op een congres van de CCB - de Caribbean Council for the Blind - dat er op Haiti zegge en schrijve vijftien oogartsen werkzaam waren (1984), waarvan er tien hun praktijk in de hoofdstad hadden. Port-au-Prince heeft rond een half miljoen inwoners. Als we daarbij de omliggende gebieden tellen op nog eens een half miljoen, dan houdt dat in, dat er in en rond die hoofdstad één oogarts op honderdduizend bewoners was en in de rest van het land vijf oogartsen op vijf miljoen inwoners. En zelfs dat klopt niet, want ook die vijf andere oogartsen bevinden zich in steden als Cap Haitien, - aan de noordkust - en Gonaïves - aan de gelijknamige golf in het zuiden. Hij schatte dat er alleen al zo'n tachtig duizend volslagen blinden in het land waren, waarvan 12 duizend kinderen!
Op de school voor gehandicapten, de "école Saint Vincent" in Port-au-Prince zaten, toen dokter Monsanto zijn verhaal deed, zegge en schrijve vijftien blinde kinderen! Alle onderwijs, voor zover aanwezig, wordt door particuliere instellingen gegeven. Het percentage analfabeten is dan ook zeer hoog.
De meest voorkomende oorzaak van blindheid onder kinderen was - en zal dat nog wel zijn - zogeheten "xerophthalmie" - uitdroging van de ogen als gevolg van vitamine A gebrek. De meeste van die kinderen worden niet ouder dan vijf jaar. Trouwens, de gemiddelde levensverwachting ligt op 54 jaar, het laagst in het hele Caribische gebied, als gevolg vooral van de hoge kindersterfte.
Haiti is een absolute ramp, niet alleen op het gebied van blindheid. Voor slechtziendheid heeft niemand belangstelling. Waarom zou je ook? Als er zoveel blinden zijn, kunnen de zienden - en dus ook de slecht zienden - alleen maar van geluk spreken.
Gelukkig is de rest van het Caribische gebied er niet zo slecht aan toe als Haiti. De twee hoofdoorzaken van blindheid en slechtziendheid zijn op de meeste eilanden dezelfde: retinopathie als gevolg van suikerziekte en glaucoom. Die twee strijden om de eerste plaats. Diabetes is in de meeste gevallen genetisch bepaald. Glaucoom - dat is verhoogde oogdruk, komt veel meer voor bij gekleurde volkeren dan bij blanken. Glaucoom hoeft niet tot blindheid te leiden, als het tijdig geconstateerd wordt en de patiënt zich aan de doktersvoorschriften houdt. Maar aan die tijdige vaststelling ontbreekt het heel vaak, omdat er of, op vele eilanden, maar onregelmatig een oogarts consult houdt en dan natuurlijk in eerste instantie voor spoedgevallen en, omdat patiënten pas naar de dokter gaan, als hun gezichtsvermogen achteruit is gegaan en dan is het al te laat. En, als een oogarts, zoals op Aruba en Curaçao bij herhaling gebeurt, bij het aanmeten van een leesbril, verhoogde druk constateert en de patiënt opdraagt iedere drie maanden terug te komen, is, bij sommige patiënten, de reactie: "Die wil alleen maar geld aan mij verdienen!"
Andere vormen van onnodige blindheid of slechtziendheid, zoals door cataract (dat is staar) komen in de Caribische regio niet zo veel voor, met uitzondering van Haiti dan. Op alle eilanden waar geen oogarts gevestigd is, komt met enige regelmaat wel een arts om dat soort operaties uit te voeren, of patiënten vliegen naar een naburig eiland om geholpen te worden. Een kwaal, die in gematigde klimaten vrijwel nooit voorkomt, is hier zeer frequent, namelijk zogeheten "plerigium", of, zoals het in het Papiaments wordt genoemd: karni wat "vlees" betekent . Het is een soort wild vleesgroei op het oog en kan het hoornvlies aantasten als het niet tijdig wordt verwijderd. Op de Nederlandse Antillen en Aruba wordt het praktisch altijd tijdig geopereerd.
Ook albinisme en andere vormen van fotofobie - dat is lichtschuwheid - zijn onder de Caribische tropenzon veel frequenter dan in grote landen, alweer, als gevolg van de hogere graad van consanguiniteit. Voor albinisme, bijvoorbeeld - dat is het ontbreken van pigment - moeten beide ouders het defecte gen in zich dragen. Overigens heb ik nog nooit zo veel albino's meegemaakt als in het blindeninstituut van San José in Costa Rica, dat toch een land is met drie miljoen inwoners, die echter, in nogal van elkaar geïsoleerde streken woonachtig zijn.
Vermeldenswaard is het feit, dat vóór 1972 er op Aruba en Curaçao nooit rubella - dat is Rode Hond - was voorgekomen. De eerste epidemie daarvan in 1972 maakte dan ook nogal wat onnodige slachtoffers.